Spring naar de content

De goede, de slechte en de lelijke

Wat is dat toch met beroemde mannen? Zelfs de onknappe exemplaren hebben niet te klagen over vrouwelijke belangstelling. De buitenkant is dus niet allesbepalend. Schrijfster Manon Uphoff ontrafelt het geheim van de onaantrekkelijke celebrity.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Lange tijd was ik een groot fan van de Amerikaanse televisieserie Taxi. Mijn favoriete personage in deze sitcom was de baas van het taxibedrijf, Louie De Palma. Een klein, ergerlijk, dik, lelijk en gemeen mannetje, gespeeld door acteur Danny DeVito. Een zweterige, humeurige gifkikker die zijn vele frustraties en tekortkomingen afreageerde op het personeel. Je zag meteen dat deze man geen vrouw aan zich kon binden, en die kreeg hij in de serie dan ook niet. Toch had DeVito buiten de serie op vrouwen een heel andere uitwerking. Daar was hij een succesvolle, goed geklede en verzorgde acteur met een totaal andere geschiedenis dan zijn personage. Wat was er ineens zo sexy aan hem?

Dit raadsel betreft niet alleen DeVito. Jean-Paul Sartre,Jack Nicholson en Theo van Gogh: stuk voor stuk mannen met een voorkomen dat niet iedereen als hoogst aantrekkelijk beschouwt. Toch hebben ze over vrouwelijke aandacht niet te klagen (gehad). Wat DeVito betreft: hij was iemand die zijn niet al te florissante uiterlijke en fysieke startpositie, met gebruikmaking van eigenschappen als scherpzinnigheid, moed, doorzettingsvermogen, zelfspot, humor, tomeloze energie en talent (afgeblust met de smeulende restjes van de frustraties uit een jeugd waarin de meisjes hem niet zagen staan, en die hij mooi kwijt kon in zijn taximannetje) had benut en omgevormd tot succes en aantrekkelijkheid die niet alleen verbonden waren met de bereikte status, maar ook met het karakter dat hem deze positie had bezorgd.

In Francis Coppola’s The Godfather II uit 1974 zien we hoe Al Pacino in de rol van Michael Corleone transformeert van een onopvallende jongeman met een niet bijster sexy uiterlijk, tot de onweerstaanbaar zelfverzekerde, scherpzinnige Don Corleone. Als acteur bereikte hij met deze film (die een vervolg was en een prequel van The Godfather) tegelijkertijd de Olympus van het acteren. Een succes dat voor het grootste deel te danken was aan wat ik maar even het gebruik van assets zal noemen. In het geval van Pacino: zelfvertrouwen, inzet, acteertalent. De resultaten, en de daarmee bereikte status, waren het directe gevolg van het inzetten van deze eigenschappen. In de documentaire over de verfilming doet Pacino een boekje open over zijn pogingen de rol van Michael te bemachtigen. Coppola geloofde in hem, maar verder was er vrijwel niemand die hem op grond van zijn voorkomen de eigenschappen of kwaliteiten toedichtte die nodig waren om te veranderen in het mesmeriserend karakter dat alle aandacht naar zich toe trok. De film maakte van Pacino in één klap een sekssymbool. Daarvoor was hij een kleine, worstelende, getalenteerde acteur geweest.


Ik begin met opzet meteen over de assets om de aantrekkelijkheid van in eerste instantie niet bijster aantrekkelijke mannen te verklaren. Een breed aanvaarde reductionistische verklaring is te vinden op het terrein van de biologie. Er zijn nu eenmaal natuurwetten die zouden maken dat vrouwen op zoek moeten naar een veilig nest met de beste garanties voor de nakomelingen. Mannen moeten status, macht, rijkdom verwerven; hiermee lokken ze de vrouwtjes en bieden ze hen die ‘beste garantie’. Voor mannen als Donald Trump en Aristoteles Onassis geldt dat hun aantrekkingskracht de meest ouderwetse, wellicht die meest ‘biologisch’ gestuurde is. Het zijn tyconen met enorm veel geld en macht. Hun macht is die van de zakenwereld. Donald Trump houdt al jaren een dode cavia op zijn hoofd, en Onassis, de Griekse reder, had kille vissenogen en een navenant kil karakter. Maar hun status werkte magnetisch; ze bonden schoonheden aan zich die zelf ook vaak succesvol en beroemd waren. Trump trouwde met olympisch skiester en model Ivana Marie Zelnícková, Onassis had een langdurige relatie met operadiva Maria Callas en de weduwe Jackie Kennedy – toch ook niet de minsten. Vaak duikt bij dit soort mannen de term trophy wife op. Hij werd voor het eerst gebruikt in het tijdschrift The Economist, ergens in 1950, en verwees naar de gewoonte van soldaten om tijdens de strijd de mooiste vrouwen tot hun buit en vrouw te maken. Later is hij vooral dienst gaan doen voor een jonge, mooie vrouw die fungeert als statussymbool van haar oudere, welvarende man, net als een jacht of een peperduur horloge. Vrouwen die heel welbewust op zoek gaan naar zo’n oudere, welvarende man kregen de naam gold diggers. Het is nog niet eens zo makkelijk om uit te vinden wanneer welke kwalificatie van toepassing is. Was het rondborstige fotomodel Anna Nicole Smith, 26 jaar toen ze trouwde met haar miljardair Howard Marshall (89), nu een trofee voor haar man, of was zij het goudscheppertje? Je schiet gemakkelijk voorbij aan de intelligentie van de betrokkenen, die heel goed op de hoogte zijn van de uitwisseling, de transactie. In deze relaties doet zich ook vaak ambivalentie voor. Een gevaarlijke combinatie van weerzin en aantrekkingskracht tussen de partners, die je vindt bij flink wat succesvolle, maar in eerste instantie onaantrekkelijke mannen die zich eerst hebben opgewerkt, en dan merken dat de mooie meisjes voor wie ze vroeger niet bestonden, nu voor hen in de rij staan (the bitches!). De vrouwen, hoe mooi, rijk, succesvol of beroemd zelf ook, voelen zich eveneens ambivalent. Ze zoeken naar of zijn afhankelijk van de aandacht van deze machtige (vader)figuur en hebben gemengde gevoelens over hun schoonheid; alsof dit hun énige kwaliteit zou zijn. Of ze voelen zich schuldig, omdat hun uiterlijk hun voordelen schenkt (zie het tragische geval van fotomodel Karen Mulder, die psychische problemen kreeg) of reduceert, terwijl ze meer willen zijn dan hun tieten, witte tanden, taille en heupen. Naast alle zelfvertrouwen en trots zijn er ook onzekerheid en wantrouwen. De man twijfelt aan de liefde van de vrouw, weet of denkt dat hij niet werkelijk begeerd wordt – ze wil me alleen om mijn geld en macht. De vrouw weet dat ze op elk gewenst moment ingeruild kan worden – hij wil me alleen om mijn jeugd en schoonheid – en dat de veiligheid van geld, macht en status een tijdelijke is; aan het eind vindt er een overdracht plaats. Het is in essentie een zakelijke overeenkomst die soms uitmondt in echte liefde, in andere gevallen in diepe wrok en ressentiment. Onassis en Trump, met hun getalenteerde, intelligente, rijke en eveneens beroemde vrouwen vormen hierop een uitzondering. In hun relaties zijn elementen van bovenstaande terug te vinden, maar het is bijna nooit het héle verhaal.


Minder wrang zijn de relaties waarin de vermeend onaantrekkelijke man een samenwerkingsverband aangaat met de vrouw. Onder hen opvallend veel regisseurs, fotografen en beeldend kunstenaars. De vrouw fungeert als muze. De man creëert het podium waarop zij kan schitteren. De man van Sophia Loren, Carlo Ponti, was zo iemand. Alfred Hitchcock ook. Zij zijn regisseur en vaderfiguur, beschermheer, de ridderlijke man die van de vrouw een dame maakt, een onaantastbare. In ruil daarvoor bevinden ze zich dicht in de buurt van de schoonheid, het verleidelijke talent van die vrouwen. Ze fungeren als veilige haven, houden de vele kapers op de kust uit de buurt, gaan soms zelf ten onder aan hun begeerte voor die vrouwen. Maar ze weten ze ook altijd te vinden, omdat zij – in hun positie – in staat zijn het beste uit ze naar boven te halen. Mooi om te zien hoe regisseur Sophia Coppola, dochter van een van ‘s werelds beroemdste regisseurs (hij werd hierboven reeds genoemd), in Lost in Translation Bill Murray tot een mannelijke muze maakt. Het is de eerste rol waarin Murray een groot en nieuw soort aantrekkingskracht laat zien: dat van de man die veroveren kán, maar die het om alle juiste redenen níet doet. Het maakt hem des te begeerlijker.

En dan is er nog de man die, als we eerlijk zijn, er gewoonweg niet uitziet. Dondert niet, onder de oppervlakte zindert een rauwe, kolkende, verrukkelijke energie en seksualiteit. Jack Nicholson kan zich inmiddels zo’n beetje alles permitteren. Die blik, die ogen, die wenkbrauwen. Deze man straalt uit dat hij weet te genieten, en hoe hij jou kan laten genieten. Dit is iemand die bijt in bed en de spijlen in brand zet. Hier ook een man die vrouwen goed heeft leren kennen, ze niet als geheim ziet. Marlon Brando, die in zijn jeugd in alle opzichten onweerstaanbaar was en iedere vrouwelijke kijker op de knieën dwong, veranderde op latere leeftijd in een reusachtig zware man met een hese stem, een stulpende vleesmassa. Maar zijn seksuele aantrekkingskracht werd er niet minder om; het leek een geheim dat je kon vinden en dat zich verschool onder al dat vlees. Natuurlijk, ik heb het hier wel over de meest getalenteerde acteurs van hun generatie. Ze presteerden ook wat.


Mannen als Theo van Gogh, Sartre: zij zijn ambivalenter, onvoorspelbaarder, met een kwaadaardig elementje (net als acteur Klaus Kinski). Ze weten hoe ze een vrouw seksueel of intellectueel kunnen behagen, zijn zich ook bewust van de speciale pijn van de mooie vrouw, maar willen tegelijk met ze afrekenen. Kinski wilde zelfs met iedereen afrekenen! Intellectueel werd Sartre geprikkeld en aangetrokken door Simone de Beauvoir, maar seksueel gingen zijn verlangens uit naar mooie, jonge vrouwen die hij (ook) minachtte, vanwege hun luie leunen op die schoonheid. En dan zijn er nog de grote, logge mannen als de acteurs Jack Wouterse en John Goodman, met hun intense karakters en aura van gulle no-nonsense. De man die je keuken verspijkert, je kinderen opvoedt, aan de auto sleutelt, bier zuipt en je op tijd het bed in slingert. Aan de andere kant van het (fysieke) spectrum bevinden zich mannen als de Engelse acteur John Hurt, die zelfs als Elephant Man nog aantrekkelijk was. Mismaakt, ja, jammer. Maar ook: teder, gevoelig, wellevend, welbespraakt, door en door menselijk, beschaafd. In The Elephant Man zijn ook rond deze mismaakte man nog vrouwen te vinden.

De vraag verandert dus in een andere vraag. Wat zijn de verschillende assets van de lelijke of niet bijster aantrekkelijke man, die vaak worden ontwikkeld in die pijnlijk langdurige periode waarin de meisjes niet op hem vielen (daar is ook het verborgen portret van de man toen hij nog een machteloze jongen was)? Gevoeligheid, interesse, betrokkenheid? Intelligentie, humor, zelfkennis, zelfspot? Geld, vermogen, macht? Kracht, energie, brutaliteit en avontuurlijkheid? Verantwoordelijkheid? Tederheid, speelsheid? De veranderende positie van vrouwen zorgt voor een verschuiving in wat allemaal aantrekkelijk gevonden kan worden. Zo lees ik net dat journalist en programmamaker Jelle Brandt Corstius door vrouwenblad Elle is gekozen als ‘onze favoriete toch sexy nerd’. Een twijfelachtige eer, vindt hij zelf. Maar wel tekenend.


Hoe snel aantrekkelijkheid kan veranderen, merkte ik kort geleden toen ik volkomen afhankelijk was van de vaardigheid en kunde van een man waar ik in andere omstandigheden niet op zou vallen. Hij bestuurde een scooter en loodste me (ik zat als een dood gewicht achterop) over een bijzonder gevaarlijk, steil bergpad hoog in de bergen van Ha Giang, de meest noordelijke, arme provincie van Vietnam, naar een hut van een bergbewoner. Het pad bestónd eigenlijk niet. Links gaapte de diepte, afgedekt met glanzend gebladerte. Enorme insecten vlogen af en aan. Het pad, dat niet breder leek dan een hand, ging recht omhoog. De man bewoog lenig en behendig terwijl ik, met mijn ene hand aan een greep en de andere hand in zweterige doodsangst om zijn tengere schouder geklemd, zat te bidden dat ik niet naar beneden en tussen de insecten zou donderen. Ik móest hem vertrouwen, en gedurende deze tocht van dertig kilometer, zag ik de hoffelijke en behendige manier waarop hij dit volbracht (“Don’t worry, I know this track very well”) en me toestemming gaf me aan hem vast te klampen als een aapje. Daar en toen, op dat moment, hield ik van die man, wilde ik voor altijd bij hem zijn; zijn aantrekkelijkheid groeide met elke slingerende bocht en zinderde de hele dag na. Die avond hebben we bij de groepsmaaltijd alleen met elkaar gesproken; het was volkomen normaal dat ik naast hem zat, en dat we elkaar geen minuut uit het oog verloren. De dag daarop was het over. Niet dat hij toen onaantrekkelijk werd – de glans van de dag ervoor bleef hangen – maar nu voelden we ons allebei vreemd, bezwaard, een beetje belachelijk.


Toch zijn soms zelfs de rijkste, beroemdste, meest inspirerende en getalenteerde mannen niet aantrekkelijk. Neem Michael Jackson, die in de loop van zijn leven voor de ogen van de wereld veranderde in een verlegen, aseksueel kind. Al kunnen vrouwen zich nog zo aangetrokken voelen door de jongen in de man, dat geldt niet voor iemand die het beeld oproept van plastic eendjes in een badkuip, of van beverige konijntjes. Niemand in mijn omgeving die opgewonden raakte bij die ‘owwww’-kreet, of die het grijpen in het kruis overtuigend vond; het stemde zelfs een beetje triest, vervreemdde. Hoe ongelooflijk veel sexyer was de te zware, dansende John Travolta, met zijn vette haren in Pulp Fiction. De vriend en kameraad, de begeleider, zonder een spoor van misogynie of vrees voor vrouwen, met wie je van kroeg naar kroeg wilt. Geen geld? Geen probleem, dat hebben we zelf wel.

Maar zelfs voor de ‘slechte’ of onappetijtelijke man zonder énige assets, verstoken van wat voor kwaliteit dan ook, is er geen reden tot wanhoop. Denk aan Onslow, zwager van de omhooggevallen Hyacinth Bucket in de serie Keeping Up Appearances. Vadsige Onslow in zijn groezelige hemd, bierblikje in de hand, verkleefd aan de bank. Ook hij heeft een vrouw, al is het geen beeldschone. En ze begeert hem. Voor hem is die eeuwige verliefde, mistige blik in haar ogen; het heen en weer schuiven op de stoel, het strijken met de wijsvinger over zijn onderarm onder de verzuchting: “My engine is still running.” “I don’t want you to see me as your sex object!” klaagt Onslow. Maar daar heeft hij niets over te zeggen. Zijn aantrekkelijkheid heeft helemaal niets met hem te maken, maar alles met de schreeuwende behoeftes en het wonderbaarlijke transformerende vermogen van zijn vrouw.


Zelfs de echt slechten vinden dus nog vrouwen die opgewonden raken van die slechtheid. Het zijn de agressie en de woede die ze zelf begeren en die ze zich verwerven door zich te binden aan zo’n man. Kijk maar naar de minnaressen en het gevolg van de beruchte moordenaar Charles Manson, of lees de brieven van vrouwen aan de van moord verdachte Joran van der Sloot.