Spring naar de content

Ras-opportunist

Is de verkiezing van Desi Bouterse tot president van Suriname op zichzelf al absurd, ronduit bizar is het dat hij de strijd om de macht heeft gevoerd in eendrachtige samenwerking met Ronnie Brunswijk, zijn voormalige aartsvijand die hem decennia geleden het liefst de strot had afgebeten. Letterlijk, want Brunswijk komt van het platteland en daar gelden andere mores dan in het beschaafde Paramaribo.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Als ik de naam Brunswijk hoor, gaan mijn gedachten onwillekeurig terug naar de zomer van 1995. Samen met de Suriprofs, een gezelschap Surinaamse voetballers onder leiding van de nog niet gelouterde coach Henk ten Cate, streek ik neer op vliegveld Zanderij, alwaar de hitte me onmiddellijk omstrengelde als een reusachtige tongzoen. Het was de eerste officiële voetbaltrip sinds de SLM-ramp van 1989, toen een vliegtuig van het zogeheten Kleurrijk Elftal vlak voor de landing te pletter sloeg, dus de emotionele lading was enorm.

Onvergetelijk was de ontmoeting met president Ronald Venetiaan, die werkelijk geen idéé had wie er allemaal bij hem op bezoek waren. Tegen Fabian Wilnis hoorde ik hem zeggen: “Waar speelt u? Ah, NAC, dat is toch in, kom, hoe heet die klasse? Oh ja, eredivisie.” Tegen Maarten Atmodikoro: “En waar speelt u? Ah, Dordrecht.” Tegen Jerry Simons: “En u? Ah, Vitesse. Is dat ook in Dordrecht?” Hij presteerde het ook om de witste aller aanwezigen, zijnde bovengetekende, dezelfde vraag te stellen! Waarna hij acteerde dat hij weleens van Sloterdijk had gehoord.

De trip van de Suriprofs werd gedomineerd door hevige regenval. Meer dan eens veranderde de sibi boesie, de tropische hemeldouche, de straten van de hoofdstad in woest kolkende rivieren. ‘Heel Paramarbo blank’ kopte de plaatselijke krant, en dat was niet grappig bedoeld. Het veld van het André Kamperveen Stadion, waar de voetballers hun demonstratiewedstrijden afwerkten, oogde voorafgaand aan de laatste wedstrijd als een uitloper van de Everglades, en dat was voordat de hemelse sluizen pas écht goed opengingen! De arbiter van dienst, die als een moderne messias over het water stapte, kreeg de lachers op zijn hand door na zijn alternatieve rondje wadlopen te verklaren dat ‘alleen het middenstuk wat drassig’ was.


Zijn ongelijk bleek al vanaf het eerste fluitsignaal. Ledematen gleden van links naar rechts en van rechts naar links door het beeld, en bij elke poging tot schieten spatte een muur van water op. Dit had, kortom, niets meer met voetballen te maken. Dit was roeren in een pan groentensoep op zoek naar, juist, de bal.

Aandachtig toeschouwer bij dit alles was Ronnie Brunswijk, de boomlange bosneger uit Moengotapoe. Met de geveinsde blik van een kenner bekeek hij het gespartel van de Suriprofs. Brunswijk was in die dagen eigenaar, voorzitter én eerste-elftalspeler van Inter Moengotapoe en in dat verband repte de mofokoranti, de virtuele dorpspomp, over de meest bizarre incidenten. Zo zou Brunswijk eens een trainer die hem uit het veld had gehaald met een pistool hebben bedreigd.

Waarschijnlijk had die oefenmeester een uitstekende kijk op voetbal, want ondanks zijn atletische postuur was Brunswijk geen tweede Ruud Gullit. Wat heet: nog niet eens een tweede John Veldman! Ik zie hem nog uit zijn jeep stappen, bij de poort van het volledig door onkruid overwoekerde Franklin Essed Stadion, de tweede voetbaltempel van Paramaribo. In het kader van de Suriprofstournee had het de KNVB wel leuk geleken om ter plekke een trainerscursus te organiseren. En het had Ronnie Brunswijk wel leuk geleken daar aan mee te doen. De voormalige guerrillastrijder – ik noteerde: ‘de spits met het killersinstinct’ – hobbelde die middag ongeïnspireerd mee, links en rechts op aandoenlijke wijze over de bal maaiend. Nochtans kreeg hij aan het einde van de dag zijn diploma, daar deed cursusleider Leen Looyen niet moeilijk over. Die keek wel uit.Door zich nu aan Bouterse te conformeren heeft Brunswijk andermaal bewezen een ras-opportunist te zijn. Als voetballer stelde hij nooit wat voor, maar als politicus kon hij het met die eigenschap dus wél ver schoppen.