Spring naar de content

Blikvernauwing

Amsterdam is stads en dorps tegelijk, maar heeft geen voeling met de provincie. Kan zo’n eenkennig oord nog wel de hoofdstad zijn?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland. Dat wil zeggen de culturele hoofdstad, want de politiek zit in Den Haag. Niet dat dit echt een probleem is. Amsterdam permitteerde zich altijd een zekere afstand tot het landsbestuur, keek neer op ‘Den Haag’, terwijl de afgunst vanuit de provincie binnen de perken bleef. Dat is een comfortabele positie. Amsterdam is het centrum voor de culturele elite, voor de spraakmakende gemeente die de toon zet en alles beter weet, maar is ook weer niet het echte politieke machtscentrum dat buiten de hoofdstad natuurlijke weerzin oproept. Dat maakt het ook voor provincialen makkelijker om Amsterdam lief te hebben en zich ermee te identificeren.

Amsterdam leeft in de beste van twee werelden. Het is een stad die nationaal en internationaal tot de verbeelding spreekt, maar het is ook een dorp waar ‘iedereen’ elkaar kent en dat een sterk eigen karakter heeft behouden. Wat dat ‘eigene’ is, laat zich niet exact omschrijven. Veel is import en de meeste ‘echte’ Amsterdammers zijn naar de polder gedreven, naar Purmerend, Lelystad en Almere. Intussen koestert Amsterdam zijn progressieve zelfbeeld van creatieve stad waar alles kan, dankzij een briljante public relations die erin slaagt van elk nadeel een voordeel te maken. Er wordt weleens afgegeven op de arrogantie van de grachtengordel, maar als je ziet wie dat doen, druipt de frustratie ervan af. Daar wil een intelligent mens niet bij horen. De hoofdstad is populair, ook in de provincie, die op zondagen komt funshoppen en in de zomer festivals bezoekt – met als publiekstopper de Gay Pride. Dankzij het vrijgevochten Amsterdam is Nederland geen bekrompen landje meer, al houdt juist Amsterdam dat beeld van een suffige provincie graag in stand. Om als hoofdstad voorop te kunnen lopen, blijft een achterland nodig.


Amsterdam is nooit geconfronteerd met de wrok vanuit de provincie, zoals echte hoofdsteden als Parijs, Berlijn en Wenen, waar ook de politieke macht zetelde, die wel hebben gekend. Misschien komt dat doordat in Nederland de burgerij allang de baas is en de burgerlijke cultuur een spons is waarin al het onbehagen wordt opgezogen en uitgewrongen. Wij zijn ook een vreedzaam landje met een regentenkaste die vanuit de achterkamers regeert en zich zelden gek laat maken. Het kan hier lang duren voordat de luiken opengaan. Maar in Amsterdam bogen de (zwakke) regenten vanaf de jaren zestig wel erg gewillig met de nieuwe anti-autoritaire tijdgeest mee, terwijl die gekte in de rest van het land, dat geamuseerd toekeek, op scepsis stuitte. Amsterdam had misschien nog wel een liberale handelsgeest (zie de coffeeshops en de Wallen), maar was in de ogen van de nette burgerij – de ruggengraat van de natie – niet solide meer. Dat wringt, tot op de dag van vandaag, en zorgt voor ruis op de lijn tussen Amsterdam en de rest van het land.

Waar de op de grote steden gerichte sociaal-democratie zich liet meeslepen door de antiburgerlijke protestcultuur van de jaren zestig, zeventig en tachtig, ging ook de kleinsteedse emancipatie door. De VVD dankte er zijn doorbraak aan als volkspartij voor de hardwerkende belastingbetaler. Christen-democraten ergerden zich aan de drammerigheid van de hoofdstedelijke sociaal-democraten en dreven een milde spot met Amsterdam. Dries van Agt, een professor uit Nijmegen, boog niet naar links en niet naar rechts. De mensen in het land vonden het schitterend, tot grote ergernis van de partijtop van de PvdA. In PvdA-ogen was het dat provinciale CDA dat steeds de baas was in het land, en niet – zoals het in progressieve ogen hoort – de hoofdstad, waar de PvdA al sinds mensenheugenis de lakens uitdeelt. Die benepenheid moest toch een keer ophouden, eens zou ook de rest van het land het licht gaan zien. Wat sociaal-democraten nooit begrepen hebben, zeker niet in Amsterdam, is dat de provincie allang niet meer achterlijk is en een eigen mond opzet. Daarbij mist de provincie de geborneerdheid van de hoofdstad, terwijl zij intussen meer van Amsterdam weet dan Amsterdam van de provincie. Voor de nog altijd betweterige PvdA een nadeel dat steeds minder als een voordeel valt te verkopen.


Niet dat het CDA er nu zo rooskleurig voorstaat. De afgenomen gezagsgetrouwheid in de provincie, inderdaad een soort ‘veramsterdammerisering’ van Nederland, ondermijnt de positie van het CDA in het hele land. In Amsterdam is het CDA in de gemeenteraad al jaren slechts een splinter. Een afgang voor een partij die zich afficheert als dé bestuurspartij van Nederland, want de hoofdstad hoort er toch echt bij. Een ongezonde en tegennatuurlijke toestand. In Parijs waren de gaullisten na mei 1968 jarenlang de baas en leverden zij de burgemeester (de latere president Jacques Chirac), in Londen is na Ken Livingstone (‘loony left’ en tegenstander van New Labour) de Tory Boris Johnson gekozen, en ook in een rood bolwerk als Berlijn zat in het raadhuis geregeld een burgervader van de CDU. Zo’n christen-democratisch experiment geldt in onze hoofdstad als wereldvreemd en buiten alle verhoudingen. Wie in Amsterdam zegt op het CDA te hebben gestemd, wordt aangekeken alsof hij gek is geworden en gevaarlijk zit te provoceren. Maar het sinds jaar en dag ontbreken van een sterk CDA in de hoofdstad zou voor de PvdA nog weleens een grotere handicap kunnen zijn.

Door de bestuurlijke monocultuur in onze hoofdstad, waar de PvdA ook in alle deelraden de baas is (al zorgde dat er niet voor dat in alle gevallen de favoriet van de partijtop kwam bovendrijven), is de sociaal-democratie steeds meer van god losgeraakt. Waar de PvdA in de jaren vijftig met de KVP in rooms-rode coalities aan de basis heeft gestaan van de opbouw van de verzorgingsstaat, is de hedendaagse ‘gemoderniseerde’ sociaal-democratie het zicht op dat verleden totaal kwijtgeraakt. De verklaring is niet moeilijk te vinden. Waar aartsvader Willem Drees in een bescheiden woning aan de Haagse Beeklaan huisde, woonden zijn opvolgers in het verdorven Amsterdam. Joop den Uyl in een bungalow in Buitenveldert, Wim Kok in Slotervaart, en Wouter Bos in het hippe deel van Noord. Dat is weliswaar geen grachtengordel, en ook geen Akbarstraat (in Bos en Lommer voor een VPRO-serie door Felix Rottenberg hoogstpersoonlijk ontdekt), maar wel allemaal onderdeel van het epicentrum Amsterdam waar de PvdA op geen enkele tegenspraak stuit. Erger, waar helemaal geen CDA is, de partij waarmee de PvdA op landelijk niveau tot zaken moet komen om de gloriedagen van Drees te doen herleven.


Maar dat samenwerken met de confessionelen lukt niet meer en levert telkens weer traumatische ervaringen op. Geen wonder, de afgelopen verkiezingscampagne was de PvdA Amsterdamser dan ooit. In het diepste geheim had Wouter Bos plaatsgemaakt voor Job Cohen, die wel even premier van Nederland zou worden. De oud-burgemeester van Amsterdam staat bekend als man ‘die de boel bij elkaar wil houden’ en op theevisite gaat in moskeeën. Maar met enge christen-democraten kan hij niet overweg, die heb je niet in Amsterdam en daar verkijkt hij zich op. Job Cohen is, net als de hele PvdA, gewend aan een warm bad in de hoofdstedelijke menigte; wat daarbuiten gebeurt is een brug te ver. Zie de euforie over de uitslag in Amsterdam, waar de PvdA stemmen won, terwijl zij elders in het land overal verloor. Dat is verbijsterend eenkennig, zo eenkennig dat de vraag gerechtvaardigd is of zo’n zelfverliefd oord als Amsterdam nog wel hoofdstad van Nederland kan zijn.