Spring naar de content

‘Saai is het met mij nooit’

Al bijna twintig jaar is Supperclub hét boegbeeld van de hippe horeca in Amsterdam. Oprichter en eigenaar van IQ Creative Bert van der Leden (1949) kocht de zaak toen het nog een bende was. ‘Zonder het manisch-depressieve was dit succes er misschien niet geweest.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Mijn kracht is dat ik over de Rozengracht fiets en zie dat de spijkerbroekenzaak dicht is die op nummer 114 zat, waar vroeger Mazzo was, de discotheek. Er schoot door me heen: goh, wat was het leuk daar vroeger bij Mazzo, echt een toptent.

Voorbijfietsend denk ik metéén: even de gemeente bellen of er nog een horecabestemming op zit. Dat bleek zo te zijn. Wat zou het leuk zijn als ik met die naam een soort Italiaanse zaak zou kunnen openen, met pizza’s en leuke salades en mooie pasta’s. Dat zie ik dan in één flits voor me. Dus daar ga ik dan mee aan de slag, samen met Rob Wagemans van Concrete Architectural Associates, het architectenbureau waarmee ik al mijn zaken inricht. Zoals het er nu uitziet, gaan we in oktober open; het wordt de achtste Amsterdamse horecazaak van mijn bedrijf IQ Creative.

Zeeman was ik op m’n vijftiende, koksmaat, altijd zeeziek op die grote schepen. Later trouwde ik een vrouw die veel met mode had en al snel hadden we de trendy vrouwenkledingwinkel Haastje Repje en nog wat winkels, een spijkerbroekenmerk en een confectiegroothandel. Ons huwelijk ging daaronder lijden. Dus ineens had ik de winkels in m’n eentje én twee kinderen, want ze liet onze zoon en dochter van toen drie en zeven ook bij mij. Geen dag spijt van gehad, ik vond het fantastisch om voor de kinderen te zorgen.

Niet lang daarna ben ik met de mode gestopt. Ik was het wel een beetje zat, en in die tijd reed ik ook nog eens tegen een boom. Het dekseltje is van het potje gevlogen omdat de druk van de emoties te groot werd, zo kun je het wel zien. Ik was zes uur buiten bewustzijn. Er is gebleken dat ik manisch-depressief ben, daarvoor slik ik nu twee pilletjes per dag. Een paar keer per maand kan het gebeuren dat ik ‘s ochtends op m’n fiets zit en voel: dat wordt helemaal niks vandaag. Je wereld vergaat een beetje, elke keer dat je je moet omdraaien op de fiets. En als ik manisch ben, moet ik m’n portemonnee thuis laten, anders ga ik gewoon twintig polo’s halen. Saai is het met mij nooit.


Je kunt wel stellen dat ik van m’n veertigste tot m’n vijftigste bezig ben geweest om die ziekte een plek te geven. Het is een groeiperiode geweest naar wat er nu staat aan Bert van der Leden. Maar daar was ik me niet zo van bewust. Ik heb in die tien jaar verder niet zoveel gedaan. Ja, voor de kinderen gezorgd, wat vastgoed gehad. Tot ik bij een bevriende jurist was waar een horecamakelaar aanschoof. We worden aan elkaar voorgesteld en hij zegt: “Ken je Supperclub?” Ja, natuurlijk ken ik die. Hij: “Die is te koop en ik verkoop ‘m.” Ik: “Oké, nou, dat gaan we doen.” Ik ben wel vaker zo impulsief, ja. Die horecamakelaar zei nog dat ik misschien beter niet kon gaan kijken omdat het een afgetrapte zooi was. “Als je gaat kijken, ga je het vast niet doen,” zei hij. Ik ben niet gaan kijken en heb er een heel klein beetje over nagedacht. Een geweldig concept vond ik het, en of het er nou uitzag of niet, ik wilde Supperclub hebben.

De oprichters hadden bedacht dat het een platform voor kunst moest zijn en dat eten een kunst was en drank ook. Supperclub is een vrijplaats voor mensen. Je ziet gasten vaak wat bedenkelijk binnenkomen, omdat je liggend op bedden moet eten en drinken, maar na een uur zit iedereen te glimlachen. En ja, je kunt misschien wel zeggen dat Supperclub Amsterdam internationaal op de kaart heeft gezet wat betreft het uitgaansleven. Ik weet dat gasten van ons eerst zeker willen zijn van een plek in Supperclub en dan pas een hotel boeken. Inmiddels heb ik in Amsterdam ook Supperclub Cruise, Nomads, Envy, Nevy en Brasserie Witteveen. En Supperclub is een internationaal concept geworden met Amsterdam als hoofdkantoor. Er zijn nu clubs in Londen, San Francisco, Istanbul en Singapore. Binnenkort gaat er een van twaalfhonderd vierkante meter open in Los Angeles. En er komt een tweede Nomads in Istanbul.


Het lijkt wel een jongensboek, denk ik als ik terugkijk. Als je kansen ziet zoals de Mazzo en creatief bent, is het eigenlijk eenvoudig. Ik heb ook goede mensen om me heen die al tien jaar bij me zijn. De driekoppige directie, waar m’n zoon ook bij zit, de twee corporate chefs die alle keukens aansturen en de meeste creatieven. Succes betekent voor mij delen met al mijn mensen, we doen het met z’n allen. Als ik twintig uur in de week werk, is het veel. Mijn vrouw Lee-Chin, met wie ik nu 22 jaar samen ben, zegt weleens dat het eerder zo is dat ik honderd uur werk omdat de telefoons en de mails de hele week doorgaan. Op kantoor ben ik niet vaak, ik heb geen bureau hier. Nooit gehad trouwens – ik ben zó vreselijk dyslectisch, dus wat moet ik met een bureau? De dossiers zitten in m’n hoofd, ik weet wel heel veel.

Ik heb een waanzinnige ambitie in ondernemen. Maar niet in het rijk worden of de grootste zijn, dat interesseert me niks. Als het maar leuk is. Ik kan je vertellen, het gaat al twee jaar omzet af. En daar raak ik niet van in de war. Ik ga wel praten met mijn mensen hoe we kunnen zorgen dat we alle rekeningen kunnen blijven betalen. In Nederland hebben we zo’n 15 miljoen euro omzet, als Mazzo straks open is. En toch zijn er maanden dat je aan de kasstroom ziet dat er een aanslag op wordt gepleegd. Je verkoopt hier beneden minder champagne, dat merk je met de crisis.

Zonder het manisch-depressieve was dit succes er misschien niet geweest. Dan was ik misschien een onuitstaanbare man geweest. Ik kan nu héél goed relativeren, ik ben geen control freak en ik vertrouw mensen heel erg. De mensen met wie ik werk, kennen mij zo verschrikkelijk goed. Door de bewustwording van mijn manische depressie heb ik veel meer passie en meer bewondering voor mensen. Ik kan met een enorme glimlach door de stad fietsen. En janken om iets moois dat ik zie op straat, dat ook. Ik ben een emotionele dweil. Als ik niet al die emoties was gaan ontdekken, dan had ik heel veel mooie dingen niet ontwikkeld. De passie voor horeca is er maar eentje van.


Er zijn zoveel mensen met succes die er niet van kunnen genieten. Het is toch fantastisch dat ik op mijn 61ste zoveel jonge mensen om me heen heb die met me praten, die me snappen en die nog steeds denken: nou, laat hem maar schuiven, hij weet wel waar hij mee bezig is. Dan wil je nooit denken aan stoppen.