Spring naar de content

Lelystatters: langzame lezers

Schrijver Joris van Casteren (1976) moet zich donderdag 9 september melden op het politiebureau. Tegen hem is aangifte gedaan wegens belediging. Met zijn omstreden boek Lelystad, waarin Van Casteren vernietigend verslag doet van zijn nieuwbouwjeugd in de polder, heeft hij enkele Lelystatters (zo heten ze écht) dermate beledigd dat zij, twee jaar na publicatie, bloed willen zien. De politie wil de schrijver deze week horen voor ‘zijn kant van het verhaal’.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Van Casteren verbaast het niet dat er weer eens een rel is ontstaan over zijn boek: “Ambtenaren hebben al eens een boekhandel bedreigd die het in de etalage had liggen. En nadat het boek was genomineerd voor de AKO Literatuurprijs van vorig jaar, kreeg ik het verzoek van de gemeente om bustours te leiden, met mijn boek als thema. Dat heb ik een keer of acht gedaan. City Marketing, de organisatie die dat regelde, kreeg ook al dreigementen van een buurtbewoner die de bus niet meer wilde zien.”

Wel vindt Van Casteren het gek dat deze aangifte pas twee jaar na publicatie komt. “Kennelijk lezen ze in Lelystad heel langzaam.” Het is overigens nog onduidelijk wie de aangevers zijn en welke motieven ze hebben. De politie doet vaag, en ook het Openbaar Ministerie kan ons nog niets vertellen. Persvoorlichter Brigit Haan: “Ik weet alleen dat er een aantal aangiftes ligt en dat op basis van de inhoud daarvan en het verhoor van de heer Van Casteren wordt besloten of we tot vervolging overgaan.”

De schrijver vermoedt dat het bewoners zijn van het hofje waar hij is opgegroeid. In zijn boek beschrijft hij hen in geuren en kleuren. Van Casteren: “Ik hoorde dat een zoon en zijn stiefvader daar kort geleden nog met elkaar op de vuist zijn gegaan over mijn verhaal. Misschien dat het daar iets mee te maken heeft. Maar op bijnamen na heb ik die mensen keurig geanonimiseerd.”

Of hij donderdag naar het politiebureau gaat, weet Van Casteren nog niet. “Volgens mijn advocate ben ik niet verplicht om te gaan. En bovendien, het zijn mijn persoonlijke herinneringen van 25 jaar geleden. Ik zie niet in hoe ik daar iets aan kan veranderen.”