Spring naar de content

Altijd wat, met die prijs

In de kleine kwarteeuw dat hij bestaat, heeft de AKO Literatuurprijs al heel wat teweeggebracht. In het leven van de schrijvers die hem wonnen, uiteraard. Maar ook het publiek smulde mee van de rellen rond de jaarlijkse uitreiking van de spraakmakende prijs.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Voor Geerten Meijsing kwam de AKO Literatuurprijs in 1988 als een schitterend geschenk uit de hemel vallen. “Ik stond op het punt om met schrijven te stoppen en portier in een nachtclub te worden. Er moest toch brood op de plank komen,” zei hij in het Nieuwsblad van het Noorden. Debutante Brigitte Raskin kon na haar AKO-zege in 1989 haar baan als lerares aan een middelbare school opgeven om zich geheel aan het avontuurlijke schrijversbestaan te wijden. Voor Jan Siebelink vormde deliteratuurprijs in 2005 de eerste aanzet tot een totaal ander leven. Waar hij ging, ontstonden ineens oploopjes, mensen klampten hem dagelijks aan. Bijeenkomsten en zelfs bruiloften raakten ontregeld. Voor Siebelink is er duidelijk zoiets als een periode vóór en een periode ná de AKO-prijs. Want sindsdien verkopen zijn boeken als een tierelier. Voor Knielen op een bed violen staat de teller nu op 600.000 verkochte exemplaren en nog is het einde waarschijnlijk niet in zicht. “Het is een soort wonder, wat mij overkomen is.” Ook Erwin Mortier had er weinig vertrouwen in dat hij de AKO-prijs in de wacht zou slepen. “Mijn roman is kansloos,” schreef hij vooraf op zijn website. Hij won toch, in 2009.

In Nederland verschijnen elk jaar meer dan tienduizend boeken. Het merendeel is inderdaad kansloos en valt in de categorie van de recreatieve lectuur, werkjes over nuttige handwerken of de verzorging van kleine huisdieren. Een kleine twintig procent kan als literatuur worden bestempeld, een genre dat van oudsher niet als vanzelfsprekend zijn weg naar de lezer vindt. Uitgevers halen daarom allerhande marketingstrategieën uit de kast, geholpen door diverse instellingen die om commerciële dan wel ideële redenen aan leesbevordering doen. Zo besloot winkelketen AKO (Amsterdamsche Kiosk Onderneming) in 1986 een nieuwe prijs voor oorspronkelijk Nederlandstalig literair proza in het leven te roepen. Het was de eerste grote commerciële literatuurprijs in ons taalgebied, die later werd gevolgd door de Libris Literatuurprijs en de Belgische Gouden Uil.


Het begrip ‘literair proza’ wordt ruim genomen: naast romans komt ook literaire non-fictie in aanmerking, dus reisverhalen, biografieën en essaybundels.Het winnende boek wordt gekozen door een onafhankelijke jury van beroepsrecensenten uit Nederland en België, voor gezeten door een voorzitter die doorgaans afkomstig is uit de politiek. Grootheden van zeer diverse pluimage, onder wie de Hansen Dijkstal en Van Mierlo, Frits Bolkestein en dit jaar Femke Halsema, voerden de jury aan bij haar noeste arbeid. Want het is elk jaar weer flink aanpoten. Uit honderden boeken – dit jaar meer dan vierhonderd – moet een voorselectie worden gemaakt: de zogeheten tiplijst, met maximaal 25 titels. Daaruit wordt weer een toplijst samengesteld van drie tot zes genomineerden. In hun laatste vergadering kiest de jury hieruit een winnaar, die geheim wordt gehouden tot de avond van de uitreiking.

In 1987 werd de prijs voor het eerst uitgereikt. Meteen al onder grote publiciteit, want in een rechtreekse uitzending van het roemruchte VPRO-programma Hier is… Adriaan van Dis. Die allereerste AKO Literatuurprijs ging naar J. Bernlef, voor zijn roman Publiek geheim. Bernlef kreeg het voor die tijd niet geringe bedrag van vijftigduizend gulden op zijn rekening gestort. “Morgen zet ik mijn antwoordapparaat aan, en dan ga ik eens op mijn gemak nadenken wat ik met al dat geld ga doen,” vertrouwde hij de verslaggevers van het Nieuwsblad van het Noorden toe.

Al vanaf het begin is de prijsuitreiking een feestelijke aangelegenheid. Er wordt een luisterrijk diner aangericht voor de genomineerden en hun entourage, en het bekendmaken van de winnaar geschiedt onder de warme lampen van de televisie. Van 1993 tot en met 1996 gebeurde dat live in het praatprogramma van Sonja Barend.


Waar televisie is, zijn relletjes snel geboren. In 1994 ontstond ophef over een omstreden manier van jureren. De vakjury had zes boeken genomineerd, maar deze keer mochten dertig gewone lezers live in de uitzending het eindoordeel vellen door bordjes in de lucht te steken. Men sprak er schande van – hier werd serieuze literatuur gedegradeerd tot een songfestival-achtig volksvermaak. Tot overmaat van ramp staakten de stemmen. Wijlen Gerhard Durlacher kreeg 212 punten voor Quarantaine, evenveel als Nicolaas Matsier in de wacht sleepte met zijn Gesloten huis. De schrijvers hadden al afgesproken dat ze de prijzenpot dan maar samen zouden delen toen bekend werd gemaakt dat er volgens de reglementen maar één winnaar kon zijn. Dat werd degene die de meeste tienen had gekregen: Durlacher. Matsier kon zijn ergernis nauwelijks verhullen. De criticus Max Pam maakte zich onbedaarlijk vrolijk om de hele gang van zaken. Hij citeerde in Het Parool een lid van de lekenjury die over zijn selectie door de afdeling publiciteit van de VARA zou hebben gezegd: “Ze kenden mij omdat een vriend van mij had gezegd dat ik veel leesde.” Het experiment met publieksparticipatie werd niet voortgezet.

Maar het kon nog spannender, zo bleek in 1996. Amper had het publiek vol verwachting plaatsgenomen in de Beurs van Berlage, waar de uitzending van Sonja vandaan zou komen, toen er drie agenten de zaal binnenstapten met de mededeling dat er een bommelding was. “U wordt verzocht het pand te verlaten.” Het was nog ver voor 11/9 en de Damschreeuwer, dus van paniek was geen sprake. Het hele gezelschap – zo’n tweehonderdvijftig man – bewoog zich in een lange stoet naar buiten. Binnen tien minuten stond iedereen op straat.


Een technicus van de VARA had tegen de politie-instructies in een camera de Beurs van Berlage uit gesmokkeld. En zo konden de televisiekijkers thuis rechtstreeks meegenieten van de gebeurtenissen. Ter plekke werd besloten de prijsuitreiking dan maar op het Damrak te houden. De juryvoorzitter van dat jaar, Henk Vonhoff, riep met zijn karakteristieke basstem de schrijvers bij elkaar. “Waar zijn de genomineerden?” Een VARA-mannetje, vooraf ingeseind door Vonhoff wie er zou winnen, duwde gedienstig Frits van Oostrom naar voren, die hij omklemde in een halve houdgreep. Uit zijn hoofd – de papieren liggen nog in het Beursgebouw – gaf Vonhoff de strekking van het juryrapport weer en riep Van Oostrom uit tot winnaar van de AKO-literatuurprijs 1996.

Even later werd Van Oostrom met het AKO-beeldje in de hand op de tramhalte van lijn 1 omstuwd door beteuterde dagbladjournalisten, aan wie de hele prijsuitreiking voorbij was gegaan. Wie de winnaar was geworden, vernamen zij zowat als laatsten in Nederland. Het was een kantelmoment in de mediageschiedenis: zelden had de schrijvende pers het zo pijnlijk moeten afleggen tegen de collega’s van de televisie.

De avond eindigde voor het gros van het gezelschap – een enkeling bleef hangen in een van de vele nabijgelegen kroegen – in een toevallig beschikbaar zaaltje van Hotel Krasnapolsky, alwaar professor Van Oostrom een taart aansneed met daarop de naam vanzijn bekroonde boek: Maerlants wereld. Een mooiere revanche voor hetfiasco van twee jaar eerder had Sonja Barend zich niet kunnen wensen.

Ook in 2005 was er gedoe, nu met de schrijvende pers in de hoofdrol, in de hoedanigheid van GeenStijl. Het kwajongensweblog beweerde dat de uitreiking van de AKO-prijs doorgestoken kaart was: TommyWieringa zou winnen met Joe Speedboot, dat stond al vast voordat de jury de kans had gehad een shortlist samen te stellen. Het hele prijzencircus was opgetuigd om de boekverkoop op te stuwen, volgens de zich Pritt noemende literatuurmedewerker van GeenStijl.


Uiteindelijk ging de prijs naar Jan Siebelink met Knielen op een bed violen. Maar in plaats van in te binden ging GeenStijl stug met zijn beschuldigingen door. De AKO-jury had op het laatste moment een ander tot winnaar gebombardeerd ‘in een poging haar geloofwaardigheid te behouden’. En dat die nieuwe winnaar, Siebelink, een ‘medewerker van HP/De Tijd’ was, kon ook geen toeval zijn. “Kortom, dit zaakje stinkt, en niet zo’n beetje ook,” besloot GeenStijl.

Een stuk sportiever toonde zich Tommy Wieringa. Vanuit een tentje in Afghanistan, waar hij ten tijde van al dit tumult vertoefde, feliciteerde hij zijn rivaal via een satellietverbinding met diens welverdiende overwinning.

De laatste fikse rel deed zich voor in 2007. Nu stond niet de jury in het middel-punt maar roerden zich twee genomineerden: Arnon Grunberg, genomineerd met zijn roman Tirza, en A.F.Th. van der Heijden, die hoge ogen gooide met Het Schervengericht. Voorafgaand aan de prijsuitreiking zaten de twee schrijvers elkaar al wekenlang publiekelijk in de haren.

De aanstichter van het kwaad leek Grunberg te zijn, die A.F.Th. in het Belgische blad Humo en later in Het Parool had omschreven als een slechte schrijver en bovendien ‘een zieke man die tegen zichzelf in bescherming moet worden genomen’.Van der Heijden antwoordde met een stuk inHP/De Tijd, waarin hij Grunberg van ‘een vuil soort hooliganisme’ betichtte en en passant wees op een foutje dat hij in diens roman Tirza had bespeurd. Nadat A.F.Th. bij Pauw & Witteman zijn beklag had gedaan over de ‘hufterigheid’ van zijn opponent, stuurde die de presentatoren een brief op poten. Daarin verweet hij ze dat ze door de ‘zieke’ Van der Heijden uit te nodigen een ‘freakshow’ van hun programma hadden gemaakt. En dat terwijl de zoon van Van der Heijden had kunnen kijken.


Door zijn gezin erbij te betrekken, vond Van der Heijden, had Grunberg een grens overschreden. “Met literaire polemiek heeftdeze reutelende vuilspuiterij niets te maken – wel alles met huisvredebreuk in briefvorm van de meest achterbakse soort,” schreef A.F.Th. in de Volkskrant. Hij weigerde op de avond van de prijsuitreiking met Grunberg in één zaal te dineren “Ik zou het ook obsceen vinden om met zo iemand voedsel tot me te nemen.”

Het draaide erop uit dat Grunberg op de avond van de uitreiking, op paleis Het Loo, met 150 andere genodigden in het theehuis dineerde, terwijl Van der Heijden de maaltijd gebruikte in een nabijgelegen restaurant. En op het moment dat in de balzaal van het paleis de winnaar bekend werd gemaakt, zat Van der Heijden drie kamers verderop, in het oude werkvertrek van prins Bernhard.

Op dat moment moest Van der Heijden wel uit zijn splendid isolation treden – om de prijs in ontvangst te nemen. Daarop schudden de twee kemphanen elkaar de hand. Via de Vlaamse krant De Morgen liet Grunberg weten dat de kwestie voor hem was afgedaan. “Vanaf nu zal ik over Nederlandse collega’s zwijgen en mij beperken tot een beleefde glimlach.”

De genomineerden van dit jaar (om niemand voor het hoofd te stoten hier in alfabetische volgorde) – Kees van Beijnum, Oscar van den Boogaard, Tom Lanoye, Willem Jan Otten, Koen Peeters en David Van Reybrouck- houden zich tot dusver verre van onderling gekrakeel.

Bijna twintig schrijvers zijn twee of meer keer genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Zo haalde Arnon Grunberg liefst vier keer de shortlist, plus één keer onder de naam van zijn alter ego Marek van der Jagt – en dat binnen vijf jaar tijd. Patricia de Martelaere stond er drie keer op, maar viste steeds achter het net. De winnares van 2008, Doeschka Meijsing, was ook in 2000 genomineerd, maar ondanks, of dankzij, het jurylidmaatschap van haar broer Geerten won ze toen niet.


Eind 1987 kwam de voorzitter van de jury voor 1988 te overlijden: PvdA-voorman Joop den Uyl. Zijn partijgenote Hedy d’Ancona verving hem.

In 1997 werd A.F.Th. van der Heijden met twee boektitels tegelijk genomineerd, Het hof van barmhartigheid en Onder het plaveisel het moeras. De prijs kon hem dus moeilijk ontgaan, en hij won met die tweede titel. In totaal werd hij viermaal genomineerd en was hij tweemaal winnaar.

Arnon Grunberg ging tweemaal met de hoofdprijs aan de haal: in 2000 kreeg hij hem voor Fantoompijn en in 2004 voor De asielzoeker.

Na jarenlang verbonden te zijn geweest aan programma’s van de publiek omroep, werd in 2002 gekozen voor samenwerking met RTL 4. Werd de prijs aanvankelijk uitgereikt in de show van Barend & Van Dorp, in 2004 viel de eer te beurt aan RTL Boulevard. In 2007 keerde AKO terug naar de publieken en traden Pauw & Witteman als gastheren op.

Van 1997 tot en met 1999 werd de prijs gesponsord door de Belgische Generale Bank en heette de prijs tijdelijk de Generale Bank Literatuurprijs.

Sinds 2000 is AKO terug als sponsor en is de oorspronkelijke naam in ere hersteld. Het prijzengeld komt uit de kas van de Stichting Jacques de Leeuw, in het leven geroepen door de oprichter van Audax, het moederbedrijf van AKO.

In 2005 werd voor het eerst een’bevlogen lezer’ aan de jury toegevoegd. In 1994 was al eens met een bredere vorm van publieksparticipatie geëxperimenteerd, maar dat bleef bij een eenmalige exercitie.

In 2006 vond de prijsuitreiking – die werd uitgezonden door RTL Boulevard – plaats in een hangar op Schiphol. De genomineerden werden per helikopter aangevlogen. Schrijver Joris Note wilde niet meedoen aan het spektakel, omdat hij het ‘mediacircus’ niet vond stroken met de inhoud van zijn boeken.


Notoire criticasters van de AKO Literatuurprijs zijn de recensenten Arjan Peters (de Volkskrant) en Jeroen Vullings (Vrij Nederland). Ook schrijver Maarten ‘t Hart is tegen literaire prijzen, niet omdat hij de winnaars hun succes niet gunt, maar omdat hij de verliezers het ongeluk en het leedvermaak graag wil besparen.

1987 J. Bernlef – Publiek geheim

1988 Geerten Meijsing – Veranderlijk en wisselvallig

1989 Brigitte Raskin – Het koekoeksjong

1990 Louis Ferron – Karelische nachten

1991 P.F. Thomése – Zuidland

1992 Margriet de Moor – Eerst grijs dan wit dan blauw

1993 Marcel Möring – Het grote verlangen

1994 G.L. Durlacher – Quarantaine

1995 Connie Palmen – De vriendschap

1996 Frits van Oostrom – Maerlants wereld

1997 A.F.Th. van der Heijden – Onder het plaveisel het moeras

1998 Herman Franke – De verbeelding

1999 Karel Glastra van Loon – De passievrucht

2000 Arnon Grunberg – Fantoompijn

2001 Jeroen Brouwers – Geheime kamers

2002 Allard Schröder – De hydrograaf

2003 Dik van der Meulen – Multatuli: Leven en werk van Eduard Douwes Dekker

2004 Arnon Grunberg – De asielzoeker

2005 Jan Siebelink – Knielen op een bed violen

2006 Hans Münstermann – De bekoring

2007 A.F.Th. van der Heijden – Het schervengericht

2008 Doeschka Meijsing – Over de liefde

2009 Erwin Mortier – Godenslaap

1987 Hans van Mierlo ()

1988 Joop den Uyl () Hedy d’Ancona

1989 Erik Jurgens

1990 Arie van der Zwan

1991 Frits Bolkestein

1992 Wim Duisenberg ()


1993 Mark Eyskens

1994 Frans Andriessen

1995 Paula D’Hondt

1996 Henk Vonhoff ()

1997 Marcel van Dam

1998 Jan Hoet

1999 Aad Nuis ()

2000 Wilfried Martens

2001 Schelto Patijn ()

2002 Louis Tobback

2003 Wim Kok

2004 Paul Rosenmöller

2005 Hans Dijkstal ()

2006 Prinses Laurentien

2007 Gerlach Cerfontaine

2008 Wim Deetman

2009 Guy Verhofstadt

2010 Femke Halsema