Spring naar de content

Mulisch: een terugblik in weemoed en verwondering

Nu Harry Mulisch de hemel kan gaan ontdekken – of liever: de hemel Harry Mulisch – is het voorgoed gedaan met zijn ‘ongelooflijke aanwezigheid in het openbare leven’. Een terugblik in weemoed en verwondering.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

Over doden is het prettig anekdotes vertellen. Dode schrijvers vormen op die regel geen uitzondering, dus… daar gaan we.

De voorlaatste keer dat een delegatie van HP/De Tijd een bezoek bracht aan Harry Mulisch was op 29 juni 2007, precies een maand voor zijn tachtigste verjaardag. Die verjaardag was tevens de aanleiding voor ons bezoek, want ter redactie was besloten dat we die gebeurtenis luister gingen bijzetten met een aan Mulisch’ leven en werk gewijd ‘bewaarnummer’. Lees: een special van maar liefst honderd pagina’s, jam-packed met artikelen die de Haagse Post, De Tijd en HP/De Tijd in de loop der jaren over Mulisch hadden gepubliceerd, aangevuld met een vers interview en een handige calamiteitenkalender (‘Tachtig jaar herrie om Harry’).

“Reken er maar op dat hij dat prachtig zal vinden,” vertelde collega Ad Fransen mij toen we naar Mulisch’ huis aan de Leidsekade wandelden. “Die man is zó ijdel, daar kun je alleen nog maar om lachen.” Ad was al veel vaker bij Mulisch over de vloer geweest – en trouwens ook bij wijlen W.F. Hermans en Gerard Reve, over wie hij zelfs boeken had gescheven. Als kenner bij uitstek van de Grote Drie van de naoorlogse Nederlandse letteren wist hij dus waarover hij sprak.

“Wat ook heel speciaal is,” zei Ad toen we bijna bij Mulisch voor de deur stonden, “is dat hij altijd dezelfde grap maakt als hij journalisten op bezoek heeft. Hij vraagt dan wat je wilt drinken en dan gaat hij zogenaamd room service bellen. Maar dat is dus gewoon Kitty, zijn vriendin.”
Mulisch ontving ons hartelijk en bleek inderdaad zeer opgetogen over ons voornemen om een heel nummer van HP/De Tijd aan zijn persoon en oeuvre te wijden. “Tjonge, dat is toch wel heel bijzonder,” sprak hij. “Is dat weleens eerder gebeurd, een heel nummer van HP over één schrijver? Ik ben al heel lang abonnee maar ik kan het me eerlijk gezegd niet herinneren.” “Klopt,” antwoordde Ad, “dit is inderdaad de eerste keer dat we zoiets doen.” “En natuurlijk ook de láátste keer,” vulde Mulisch aan, zonder een spier te vertrekken. “Want bij welke andere schrijver zou zoiets ooit nog kunnen? Enfin, jullie willen vast iets drinken. Zal ik even room service bellen?”

Lees het gehele artikel in de HP/De Tijd van deze week.