Spring naar de content

‘Braaf zijn? Fuck that!’

Patty Harpenau werd bekend als kunstenaar, maar bestiert tegenwoordig The Life Foundation, die de zoekende mens een weg in het leven wijst. Schrijven doet ze ook. Haar boek The Life Codes is in tal van landen uitgegeven, en haar laatste publicatie, Begin!, stijgt gestaag in de bestsellerlijstjes.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

‘ Oké, ik ben jaren in beeld geweest in een glamourachtige setting. De botoxroute, zal ik maar zeggen. Dat zag er aan de buitenkant misschien prachtig uit, maar het komt maar heel zelden voor dat mensen de spirituele weg inslaan zonder dat daar een crisis aan vooraf is gegaan. En ik vorm daarop allesbehalve een uitzondering. The Life Foundation helpt mensen hun weg te vinden. Ik heb het dan over de bekende vragen als ‘waarom ben ik hier eigenlijk?’ en ‘wat ga ik er eens mee doen?’ Ja, er komen nogal wat BN’ers en mensen uit de raad van bestuur van KPMG, maar tante Leen uit Overijssel gelukkig ook. Het gaat over rust, over stilte, over goed doen, over jezelf vinden door middel van meditatie. Ik heb het niet uitgevonden. Het bestaat al eeuwen en overal ter wereld. Ik heb er alleen les in gehad van een aantal grootheden, heb me gespecialiseerd in vrouwelijk leiderschap en schrijf er zo nu en dan een boekje over. Van de eerste verkocht ik er vijftig. Mijn nieuwste, Begin!, is al gestegen tot de vierde plaats in de bol.com verkooplijst. Wat dat betreft gaat het goed. Dat daar een wat minder vrolijke tijd aan voorafging, daar schaam ik me niet meer voor.

‘Hé Harpenau, wie heb jij moeten neuken om zover te komen?’ vroeg Jan Cremer me toen ik net naam begon te maken als kunstenares. En toen dacht ik nog: waar slaat dat nou op? Maar later werd het me duidelijk. De kunstwereld is een muizenhol met te weinig kaas en kamers. Iedereen wil, maar er zijn slechts een paar galerieën waar je naam kunt maken. Als een van hen je accepteert, stijgt je waarde, gaat alles en iedereen er in geloven en kan het stap voor stap groeien. Maar die machtsposities worden bezet door mensen met een behoorlijke maffiamentaliteit. Die weten heel goed wat hun positie is, dus dat is toch: mond houden en zestig procent inleveren op elk verkocht stuk, want als u ons niet meer zint, staan er honderd wachtenden achter u. En als vrouw heb je twee wegen. Of je bent one of the guys, beetje het ruige circuit – Brood vroeger, After Nature – dan ben je natuurlijk nog zeker niet serieus te nemen, maar misschien word je wel ‘getolereerd’. Of je stapt een soort plastic wereld in. Ik brak met Ans Markus en Astrid Engels door. Sta je opeens in een blad als ‘De Drie Kunstprinsessen’, dat soort gelul. Moet je naar zogenaamde vipfeesten in een outfit van… hoe heet die gast… Mart Visser. Dan blijft voor de buitenwereld dat beeld wel bestaan, van de kunstenares die in stilte mooie dingen maakt en dan mooie tentoonstellingen verzorgt en zo nu en dan eens schittert, maar… Nou ja, daar had ik na een tijdje echt helemaal geen zin meer in. Braaf zijn en zestig procent inleveren, fuck that! Ik herinner me mijn laatste tentoonstelling in Den Haag: tienduizend man in een week tijd, dranghekken, iedereen aan de champagne en niemand die ook maar even naar het werk keek. Ik dacht: ik ben geld geworden, dit gaat nergens over en ik word er ook al niet blij van. Dit is de laatste keer!


Dus wat dan? Ik kwam volkomen toevallig Deepak Chopra tegen in New York. Hij gaf me zijn kaartje. Je gaat lezen, leren en je ontdekt dat al dat geneuzel in het leven niet hoeft. Je schrijft er een boek over en – pats-boem! – alles klopt, je bent gelukkig, eind goed, al goed. Nee geintje, je vraagt je af hoe nu verder en je vindt een weg. Zonder dat treurige kunstverhaal was ik er niet op gekomen.”

Volgende week: Johnny Knoxville