Spring naar de content

Mike versus de schoften

Nu de olievlek in de Golf van Mexico is opgeruimd, vechten advocaten om de miljarden die BP zal moeten betalen aan de slachtoffers van de milieuramp. De gevaarlijkste tegenstander van de oliegigant is Mike Papantonio, die met rechtszaken tegen multinationals miljoenen dollars heeft verdiend.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Mike Papantonio ligt op het dek van zijn jacht. Het groenblauwe water fonkelt en het strand ziet eruit alsof het is schoongeboend. Niets herinnert eraan dat BP hier nog maar een paar weken geleden druk bezig was de grootste milieuramp uit de Amerikaanse geschiedenis te bestrijden. “Allemaal voor het mooie plaatje,” zegt Papantonio. Hij heeft de getinte huidskleur van zijn Italiaanse voorouders en een scheiding houdt zijn weerbarstige haar met moeite in het gareel. BP heeft er volgens hem alles aan gedaan om te voorkomen dat dezelfde tv-beelden de wereld rond zouden gaan als in 1989, tijdens de ramp met de olietanker Exxon Valdez: met olie overdekte vogels, aangespoelde vissen en pikzwarte stranden.”Ze hebben de olielaag met chemicaliën opgelost, waardoor die in kleine deeltjes naar de zeebodem is gezakt,” zegt Papantonio. “Uiteindelijk spoelt die troep toch op de stranden aan en komt het via zeedieren in de voedselketen terecht. We zijn met z’n allen getuige van het grote experiment van de Golf van Mexico.”

Een week eerder in New Orleans, waar de zaak MDL-2179 op de rol staat, zit rechtszaal C 501 al een uur voor het begin van de zitting bomvol. Veel aanwezigen staan als rechter Carl Barbier meedeelt dat het verloop in twee andere zalen via een tv-scherm te volgen is, maar niemand loopt weg. Iedereen wil een van de duurste schaderechtszaken in de geschiedenis van de VS hier, in deze zaal, meemaken. In de beklaagdenbank staat oliegigant BP.

Mike Papantonio zit op een prominente plek, op de voorste rij in het midden. Zijn meer dan driehonderd collega’s bewaren afstand. Uit respect, uit angst of uit minachting. Papantonio geldt als een van de meest succesvolle schadejuristen van het land.


Waar anderen op een compromis aansturen, dwingt hij een vonnis af. Papan-tonio wil het onderste uit de kan, elke keer opnieuw. Wanneer hij iemand aan een kruisverhoor onderwerpt, worden zijn groene ogen net zo hard als die van een footballspeler die op een meute tegenspelers afraast. Hij vecht altijd voor de hoogst mogelijke schadevergoeding, en als het even kan voor wat in de VS punitive damages heet: een extra hoge schadevergoeding die tevens als straf voor de veroorzaker dient. Een rechter kan die toekennen als een bedrijf doelbewust misleidend of roekeloos te werk is gegaan. Bijvoorbeeld toen chemieconcern DuPont in het dorp Spelter in West Virginia jarenlang zink-afval op een 45 hectare groot terrein dumpte en zijn schouders ophaalde bij het feit dat omwonenden en milieu door giftige stoffen als arseen, cadmium en lood werden vergiftigd.

De rechter veroordeelde DuPont in eerste instantie tot een schadevergoeding van bijna 400 miljoen dollar, waarvan 196,2 miljoen dollar aan punitive damages omdat het bedrijf ‘moedwillig, roekeloos en weloverwogen’ had gehandeld. De man die de chemiereus op de knieën dwong, heet Mike Papantonio.

Papantonio heeft vandaag een glimlachje op zijn gezicht, maar hij oogt gespannen en slechtgehumeurd. Veel van de juristen in de zaal werken hem op de zenuwen. Hij noemt ze simpelweg ‘die hufters’. En de ‘allergrootste hufters’ zijn volgens Papantonio de juristen van BP, Halliburton en Transocean, die hij omschrijft als ‘volgevreten, oude, kale, blanke kerels die een beetje rondhangen en daar 700 dollar per uur voor vragen’.

Papantonio lijkt opgelucht wanneer rechter Barbier vanuit zijn hoge, met wit leder beklede stoel naar voren buigt om in een kalenderboekje te bladeren. Hij legt de start van het eigenlijke proces vast voor oktober of november 2011. Meer dan een jaar hebben de advocaten van de tienduizenden gedupeerden – werknemers in de olie-industrie, krabvissers, hotelhouders en restaurant-eigenaren, bootverhuurders en pizza-bezorgers – om hun aanklacht voor te bereiden.


En net zo lang heeft BP de tijd om een schikking met ze te treffen. Hiervoor heeft het concern een fonds van twintig miljard dollar gereserveerd. Als dat niet genoeg mocht blijken, kan die som nog worden verhoogd, want zodra de zaak eenmaal voor de rechter is, kunnen de bedragen een stuk hoger uitvallen. Deskundigen rekenen met een totale schade-uitkering van minstens zestig miljard dollar.

De grote catastrofe met oliebesmeurde stranden en honderdduizenden dieren die op een gruwelijke manier aan hun einde komen, is de Golf van Mexico bespaard gebleven. Maar volgens milieubeschermers heeft BP gekozen voor een nauwelijks betere oplossing, namelijk door de olie met behulp van uiterst giftige oplosmiddelen naar de zeebodem te toveren. BP beweert dat 75 procent van alle gelekte olie is verdampt, verbrand of met chemicaliën is gebonden. Maar volgens milieubeschermers bevindt 75 procent van alle olie zich nog steeds in het milieu en is het nog gevaarlijker dan voorheen. “Olie is giftig, maar het schoonmaakmiddel Corexit ook,” zegt zeebioloog Rick Steiner, voormalig professor aan de University of Alaska. “Gecombineerd versterken deze stoffen hun giftigheid. De mensen aan de Golfkust zullen de komende twintig jaar de gevolgen van deze ramp voelen.”

Voor BP is dit een strijd om het naakte bestaan. Advocaten als Papantonio staan klaar om het concern met alle wettige middelen aan te pakken. “Ik zit er niet mee als BP hierdoor ten onder gaat,” zegt Papantonio, die inmiddels in de hoge gang van het gerechtsgebouw in New Orleans staat. “Door BP af te straffen, zuiveren we het systeem. Het kapitalisme kan zich een bedrijf als dit niet veroorloven.” Zoals Papantonio het bekijkt, heeft BP systematisch prutswerk door de vingers gezien, met als enige doel de winsten op te drijven.


Het team dat vanaf de Deepwater Horizon op een diepte van 1500 meter naar olie boorde, zou voortdurend over problemen hebben geklaagd. Een van de arbeiders noemde het Macondo-olieveld ‘krankzinnig’ en een ander sprak over een ‘oliebron uit een nachtmerrie’. Maar de managers op het olieplatform zouden die waarschuwingen in de wind hebben geslagen en hun mensen hebben opgejaagd. Het team lag 43 dagen achter op schema en had al 21 miljoen dollar meer kosten gemaakt dan gepland. Het werd hoog tijd dat er resultaten werden geboekt.

Daarom zou een extra isolerende sliklaag boven op het met beton ingekapselde boorgat al snel door gewoon zeewater zijn vervangen. En daarom zou niemand hebben omgekeken naar de blowout preventer, het veiligheidsventiel op de zeebodem.

“Compleet gestoord,” zegt Papantonio met verachting in zijn stem. Dat waren volgens hem ook de praktijken waarmee ambtenaren werden gepaaid die op de veiligheid moesten toezien. Jachtpartijen, bezoekjes aan footballwedstrijden, wintersportvakanties, drugs- en seksfeestjes: de oliebazen regelden het. Voor het gemak mochten ze de controlerapporten zelf met potlood invullen voordat de verantwoordelijke ambtenaren die met pen overschreven. Tijdens een verhoor vroeg een deskundige van de U.S. Coast Guard aan topman Michael Saucier van de Minerals Management Service (MMS) wie eigenlijk had gecheckt of de blowout preventer op de Deepwater Horizon goed functioneerde. Het antwoord was kort en hulpeloos. Bij de MMS eigenlijk niemand, moest hij toegeven.

“BP en de MMS hebben tientallen jaren met elkaar in bed gelegen,” zegt Papantonio. Hij huppelt een beetje rond, het lijkt alsof hij goede zin krijgt van deze verhalen. “Het snelle geld telde voor BP zwaarder dan het leven van zijn medewerkers. Het bedrijf heeft willens en wetens hun dood en een milieuramp op de koop toe genomen.”


Als BP wordt veroordeeld wegens grove nalatigheid, kan het nog eens twintig miljard dollar extra aan boetes aan de broek krijgen. En bovendien staat de deur naar een veroordeling tot punitive damages dan wagenwijd open.

Papantonio’s tegenstander zit in het hoofdkantoor van BP op Saint James’s Square in Londen. Al in de witte, lichte lobby roept een poster in grote letters op tot Responsibility: verantwoordelijkheidsbesef. Dat woord ligt de laatste tijd vooraan op de lippen van Peter Mather, vice-president Europa van BP.

“We gaan verantwoordelijk te werk,” zegt Mather. “We lopen niet weg en verschuilen ons nergens voor. We zullen de schade herstellen. De legitieme schade betalen we, en tegen de schade die wij niet legitiem achten, zullen we ons verweren.”

Een deel van deze verdedigingsstrategie staat in een 192 pagina’s dik rapport waarin de aansprakelijkheid van BP wordt afgezwakt. “Vele betrokkenen, vele oorzaken,” zo vat Mather het in vier woorden samen. Maar één ding staat voor hem als een paal boven water: “Wij vinden dat tijds- of kostendruk op de Deepwater Horizon geen rol hebben gespeeld.”

Mather heeft geleerd om op een onderkoelde, hoffelijke toon te spreken. Hij is het product van een Britse elite-opvoeding. Privéschool, studie in Oxford, sinds 28 jaar bij BP in dienst. Maar als iemand hem vraagt of zijn werkgever grof nalatig heeft gehandeld, verandert die toon subtiel en krijgt zijn stem een metalige klank.

“Om iemand veroordeeld te krijgen wegens grove nalatigheid, moet je met extreem sterke bewijzen komen. Ons rapport concludeert dat het om een ongeval gaat, net als een vliegtuigcrash.”


Mather zakt weg in een bruine Bauhaus-sofa. “Wij zullen zulke aantijgingen zo lang als nodig bestrijden, al duurt het twintig jaar.”

De vraag is of Papantonio zo veel geduld heeft. Zo veel energie, zo veel geld. Hij kent de dreigementen van zulke tegenstanders, zegt hij. Ze klinken altijd hetzelfde.

De advocaat verlaat het gerechtsgebouw in New Orleans en stapt achter in een zwarte SUV die hem naar de luchthaven brengt. Achter de getinte ramen ligt een stad die er vijf jaar na de orkaan Katrina op sommige plekken nog steeds als een rampgebied uitziet. Zwarte mensen hangen vermoeid rond, huizen zijn uitgebrand of er ontbreken daken en ruiten. Veel mensen die in 2005 voor het water vluchtten, zijn nooit meer teruggekeerd. Ze hadden geen geld of verzekering om hun woning te herstellen.

“Dit is de schitterende erfenis van George W. Bush,” sniert Papantonio. “Als je vindt dat de overheid zo weinig mogelijk moet ingrijpen, is dit het gevolg.”

Papantonio greep wel in. Zijn kantoor riep de federale overheid ter verantwoording en kon bewijzen dat de overstromingen het gevolg waren van het krakkemikkige onderhoud van een kanaal.

Vanwege het onderontwikkelde sociale vangnet in de VS zijn advocaten als Papantonio vaak de enige hoop voor de gewone man. Zij springen op de bres wanneer verzorgingstehuizen smerig zijn, verzekeraars weigeren te betalen, farmaceutische concerns giftige medicijnen verkopen of artsen de verkeerde arm amputeren.

De onderklasse van dit soort advocaten wordt in de volksmond ‘ambulance chasers’ genoemd, omdat ze op de afdelingenspoedeisende hulp van ziekenhuizen rondhangen, loerend op een lucratief zaakje.


Maar Papantonio speelt in de topklasse.Hij richt zijn pijlen bij voorkeur op multinationals of de staat. Advocaten als hij worden vervloekt door conservatieve Amerika-nen, Republikeinen, orthodoxe christenen en de meeste topmensen in het bedrijfsleven. Hij geldt als politieke vijand, een man die even fanatiek moet worden bestreden als het homohuwelijk, sociale voorzieningen, Latijns-Amerikaanse immigranten en mensen die tegen vuurwapenbezit en de doodstraf zijn.

De chauffeur van Papantonio’s zwarte SUV stopt voor een witgekalkt gebouw in koloniale stijl. Het lijkt wel een decorstuk van een horrorfilm. Erachter ligt een landingsbaan. Het is laat en alle vliegtuigen zijn weg. Alleen de jet van Papantonio, een Mitsubishi Diamond, staat er nog.

Binnen trekken zijn drie begeleiders hun jacks uit en laten zich in de crèmekleurige lederen fauteuils zakken. Uit een blauwe koelbox achter in het toestel pakt Papantonio voor iedereen een Corona-biertje.

“Die hufters van BP doen net alsof ze de slachtoffers van de olieramp tegemoet komen,” zegt hij, “maar ze proberen gewoon tijd te rekken.” Zijn cliënten zijn honderden benadeelden uit Florida. Mensen die leven van witte zandstranden en na een zomer zonder badgasten voor hun bestaan moeten vechten. Een van hen is Will Eberlin, die vorig jaar op het strand van Pensacola een surferskroeg heeft geopend. Het was zijn grote droom sinds hij 28 jaar geleden als afwashulp in Chicago begon. Eindelijk zijn eigen zaak, eindelijk het strand, eindelijk Florida. Hij draaide goed, tot 20 april 2010. Daarna bleven de gasten weg, maar de rekeningen voor de pacht bleven komen.

Na veel getouwtrek stuurde BP hem twee cheques: een van 24.000 dollar en een van 32.000 dollar. Maar kort erna belde zijn bank met de mededeling dat de cheques niet waren gedekt. Dagenlang moest hij wachten voordat iemand van de afdeling schadevergoeding van BP hem wijzer kon maken. Niemand wist iets, totdat een dame hem koeltjes vertelde dat hij te veel geld had ontvangen. Eindelijk, maanden later, kwam er een nieuwe cheque, maar daarmee kon Eberlin zijn verlies bij lange na niet goedmaken. Hij heeft een vrouw en vier kinderen en het ziet er niet goed uit voor ze. “Mijn plan B,” zegt hij, “heet Mike Papantonio.”


Onder de privéjet van de advocaat trekt de delta van de Misissippi in grauwgroene tinten voorbij. Zijn assistenten maken hun stropdas los. Het was een lange dag, maar Papantonio is flink op stoom.

“BP is een bedrijf dat bedrog pleegt en crimineel handelt,” zegt hij, “en dat zullen wij bewijzen.” Dat de oliebazen kostuums van Armani, een Rolex-horloge dragen en met Brits accent spreken, betekent volgens hem geenszins dat ze een zuiver geweten hebben. Integendeel.

Wie de balans van het bedrijf van de laatste vijf jaar bekijkt, zou tot de conclusie kunnen komen dat hij met een sociopaat te maken heeft. BP is verantwoordelijk voor 26 doden en 170 gewonden. De explosie in een raffinaderij in Texas City, een lekkende pijplijn in Alaska en nu de Deepwater Horizon.Papantonio maakt zichzelf kwaad alsof hij al in de rechtszaal staat, alsof het niet de herfst van 2010 is, ergens in de lucht boven Alabama, maar de herfst van 2011 voor de donkere lessenaar van rechter Carl Barbier.

“De aanklachten die BP heeft bekend,” zegt Papantonio, “zijn nog maar het begin.” Volgens hem is er nog veel meer vuiligheid verborgen en daarom heeft hij zijn vijftien beste onderzoekers op de zaak losgelaten. In Londen worden mensen als Papantonio beschouwd als mafkezen, als de charlatans van het Amerikaanse rechtssys-steem. Maar het is bekend wat ze voor elkaar kunnen krijgen. Het zijn formidabele tegenstanders. Daarom is er naast ‘verantwoordelijkheidsbesef’ bij BP een nieuw toverwoord in zwang: ‘veiligheid’.

“Het ongeval in Texas City heeft de manier waarop we tegen veiligheid aankijken radicaal veranderd,” zegt vicepresident Mather. “2009 was een recordjaar op het gebied van veiligheid, met minder verwondingen en minder lekkages. En toen kwam 2010 met dit tragische ongeval en zijn complexe en zeer uiteenlopende oorzaken. Het is een uitzondering, want de trend is juist omgekeerd.”


Mather buigt zijn hoofd naar voren. Nu de druk van de publieke opinie wat minder wordt en de kwartaalcijfers weer in zwart worden geschreven, lijkt hij zijn kans schoon te zien om de schoonmaakoperatie aan de Golfkust als een succesverhaal te verkopen.

“45.000 hulpverleners, 7000 boten en 120 vliegtuigen die oplosmiddel verspreidden, 4500 kilometer aan kunststof barrières in zee. Wij zijn behoorlijk trots op de manier waarop we hebben gereageerd,” zegt Mather.

“Onzin,” zegt Papantonio in zijn vliegtuig. “Ze hebben zitten liegen en ze liegen nog steeds. Dat hoort bij hun werk.”

Waar komt die woede vandaan? Waarom knokt hij zo graag tegen schijnbaar oppermachtige tegenstanders?

Papantonio is 57 jaar oud, zijn kantoor strijkt in succesvolle zaken tot wel een derde van de toegekende schadevergoeding op. Hij is een zeer rijk man. Hij bezit alles wat Hollywood en de glossy tijdschriften als de uiterlijke kenmerken van de American Dream portretteren. Maar hij vecht gewoon verder. Daags erna om half negen banjert hij weer door zijn kantoor. Zijn vertrek ademt de pracht van de Deep South. Op de vensterbank staat een glanzende helm van een Romeinse strijdwagenmenner en een beeld van een naakte Spartaanse krijger die met getrokken zwaard op de bezoeker lijkt af te stormen.

In de grote ochtendkranten staan vandaag paginagrote advertenties van BP. De kop luidt: ‘Making this right.’ BP belooft de steden en dorpen langs de Golf van Mexico, hun economie en hun milieu te herstellen. Als kroongetuige wordt een zwarte vrouw afgebeeld.

Papantonio slaat met zijn rechterhand op een tafel die met goudkleurige koorden is versierd. “Ze schamen zich werkelijk nergens voor! Nu spannen ze ook nog Afro-Amerikanen voor hun karretje. Mensen die ze niet eens door de achterdeur van hun exclusieve, blanke countryclub zouden binnenlaten.” Volgens hem probeert BP de mensen te sussen om niet snel en uiteindelijk zo weinig mogelijk te hoeven betalen.


“Smeer je verliezen over een zo lang mogelijke periode uit,” zegt Papantonio. “Da’s regel drie uit het handboek van geldbeluste concerns.”

Met praten verdient Papantonio zijn geld, maar als hem wordt gevraagd hoe hij is opgegroeid, wordt het merkwaardig stil. Hij trekt zich terug en vertelt alleen dat hij uit een gebroken gezin komt. Maar hij is er niet boos om, want zijn moeder deed alles wat ze kon. Hij kijkt niet naar het verleden, zegt hij, want hij heeft alle kracht nodig voor de toekomst.

Wat is de vroegste herinnering aan zijn jeugd?

De beroepsredenaar zoekt naar woorden.

“Ik was ongeveer zes jaar,” zegt hij, “toen mijn broertje en ik probeerden om Jack op een stoel vast te binden.”

Wie is Jack?

“Een getraumatiseerde veteraan uit de Korea-oorlog met wie mijn moeder iets had.” Jack terroriseerde het gezin volgens hem en natuurlijk liep het spelletje met die stoel helemaal fout af. Samen met zijn broer was hij twee weken op de vlucht, ergens in Florida. Hun terugkeer was een ramp.

Chaos volgde op chaos. Nieuwe vaders, nieuwe woningen, totdat Papantonio op zijn negende naar een brandje in een achtertuin stond te kijken. Iemand gooide een gaspatroon in het vuur, die explodeerde en Papantonio lag op de grond. De buren stormden hun huis uit, ze dachten dat hij dood was.

In het ziekenhuis bleek dat hij levensgevaarlijke brandwonden had opgelopen. Het was een eenvoudig ziekenhuis voor arme mensen, bekostigd door welzijnswerk. Er lagen veel kinderen met kanker. De artsen verwijderden talrijke metaalsplinters uit zijn lichaam, zijn herstel duurde twee jaar. “Het ging niet echt goed met me,” zegt hij, “maar andere kinderen gingen dood.”


Het aantal bezoekjes van zijn moeder kon hij op de vingers van twee handen tellen, maar de zwarte verpleegkundigen kwamen hem soms ook in hun vrije tijd opzoeken. Ze raakten aan hem gehecht en probeerden hem op te vrolijken. Eén keer huilde er een.

Dat was de dag waarop John F. Kennedy werd vermoord. “Waarom doen ze dat?” huilde de zuster. “Waarom maken ze onze mensen dood?”

Ze.

Onze mensen.

Toen hij uit het ziekenhuis mocht, was zijn moeder verdwenen. Hij moest opnieuw leren lopen en groeide bij zes pleeggezinnen op. Omdat die weinig geld hadden, begon Mike aan de deur boeken te verkopen. Zijn klanten mochten hem wel.

Van de opbrengst betaalde hij de middelbare school en later zijn rechtenstudie. Daar leerde hij studenten kennen die tennis en polo speelden, de country club set. Mensen die met een air rondliepen alsof de privileges die ze van pappie en mammie hadden gekregen voor eeuwig van hen zouden blijven. Mensen die bang waren voor het nieuwe, voor verandering. Mensen die voor de machthebbers wilden werken.

“Op een kwade dag,” zegt Papantonio, “zouden ze later uit naam van big business iemand vertrappen die de moed had om big business uit te dagen. Bij voorkeur de kleine man. Mensen die mij hebben gered.”

Het weekend na de hoorzitting in New Orleans ligt de advocaat op het dek van zijn jacht. Na een paar mijl duikt een strand op waar rode tractoren rondrijden, bestuurd door mensen in groene shirts. BP is bezig met opruimen. Wanneer het jacht dichterbij komt, worden de werkzaamheden onderbroken. Op geroep reageren de arbeiders niet. BP houdt niet van de openbaarheid.


Papantonio geniet van de situatie en de onbeholpenheid van zijn tegenstander. Hun slechte geweten. Het geheimzinnige gedoe van een stel mensen die eigenlijk alleen maar een strand opruimen.

“Maar ze ruimen helemaal niks op, hoor. Ze ploegen het afval alleen maar onder het zand. Bij de volgende orkaan komt de rotzooi weer tevoorschijn,” zegt Papantonio.

Hij maakt zichzelf opnieuw kwaad. Hij kan niet zonder machtige tegenstanders. Bedrijven zoals de asbestindustrie in de jaren tachtig, de tabaksindustrie in de jaren negentig, de grote farmaconcerns, chemiereus DuPont – hij weet dat zij hem sterker, beroemder en rijker maken.

Een zacht briesje waait over het dek. Het is 26 graden, een heerlijke temperatuur. Papantonio denkt aan winnen.

En als ‘ze’ hem een hufter noemen, is dat een cadeautje.

Dat is het eerlijkste compliment in een branche die alleen maar winnaars en verliezers kent, met daartussen een zee vol onzichtbare drek.