Spring naar de content

‘Mensen vinden mij asociaal’

De Vlaamse auteur Kristien Hemmerechts (55) overwoog twee jaar geleden haar leven te beëindigen. Ze zag ervan af, sprak zichzelf streng toe en begon aan de roman ‘Gitte’, die vanaf deze week in de winkel ligt. Een gesprek over doodsverlangen, Hollandse gezelligheid en de mythe van de onschuld.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Vorig jaar publiceerde u het dagboek De dood heeft mij een aanzoek gedaan. Op de eerste bladzijde lezen we: “Ik ben een blanke vrouw van drieënvijftig jaar en ik overweeg mijn leven af te ronden.” U bent er nog. Was uw doodsverlangen een bevlieging?

“Het verlangen is nu minder acuut, maar sluimert nog wel. Toen ik mijn dagboek begon, was het een dwingende gedachte die zich steeds opdrong. Ik ben gaan schrijven als een soort autotherapie.

“Met verbazing kan ik kijken naar mensen die gulzig zijn. Ze willen een nieuw huis en dit en dat, en dan ook nog skiën. Die lust for life is me vreemd.”

Misschien hebben anderen gewoon meer prikkels nodig dan u om verzadigd te raken?

“Goedele Liekens zei in haar blad over mij dat ik hooggevoelig ben. Het is een modeterm, maar tot op zekere hoogte klopt het wel. Ik ben heel gevoelig voor geluid en per dag moet ik een paar uur alleen zijn. Ik voel ook veel aan van mensen. Ik denk dat het leven makkelijker is als er minder bij je binnenkomt.”

U mag dan veel aanvoelen, vaak vinden mensen u afstandelijk.

“Ik ben een aandachtige luisteraar; mensen vertellen mij veel. Maar ik ben geen ‘gezelligheidsdier’. Als ik me afzonder, vinden mensen dat asociaal, of arrogant. In Nederland maakt iedereen praatjes met iedereen.”

Terwijl bij u, zoals uw overleden echtgenoot Herman de Coninck zei, het altijd ergens over moet gaan.

“Het moet ergens over gaan én het moet interessant zijn. Al dat gebabbel in het ijle weg, die smalltalk, wat heeft het voor zin? Laatst in een boekhandel hadden ze iemand naast me gezet die de hele tijd over oliebollen aan het praten was. Die vrouw probeerde krampachtig het gesprek gaande te houden. Wat doet die vrouw hier, dacht ik. Waarom zou ik energie moeten investeren in een idioot gesprek? Ik zei toen: ‘Je hoeft hier niet naast me te zitten hoor.’ Ik heb geleerd dat dat arrogant overkomt, dat ik mensen daarmee beledig.


“Ik zou wel anders willen zijn, meer in staat tot blabla en minder ernstig zijn. Maar je moet met jezelf leven, toch?”

Op de Belgische televisie zei u dat in Nederland alles leuk, vrolijk en gezellig dient te zijn.

“In Nederland zijn lezingen een warm bad. Je krijgt een bloemetje en je ziet dat een comité zich heeft uitgesloofd. Er heerst de code: het is hier gezellig. En waag het niet om een dissonante noot te laten klinken, om een half woord van kritiek te hebben.”

Probeert u die code te respecteren?

“Als ik voor een optreden ergens aankom, wil ik me graag even concentreren, maar dan komen er vijf mensen naar me toe om te vragen hoe de reis was. Ik weet nu dat ik dan niet kan zeggen: ‘Ik heb al vier keer antwoord gegeven op die vraag.’ Ik moet dan even een verhaal houden over de reis. Ik weet ook dat ik moet zeggen: ‘Wat is het hier mooi ingericht.’ En achteraf: ‘Hartelijk dank voor de organisatie, het was een mooie avond,’ ook al was het een verschrikkelijke avond. En dan moet ik nog een praatje maken met iedereen.”

Het lijkt wel een act.

“Het ís een act.”

Hoe gaat dat dan in Vlaanderen?

“Bij ons ben je in een woestijn. Vaak kom je in een volstrekt ongezellige, kille zaal terecht waar je onder hard neonlicht de zaal moet entertainen. Eigenlijk heb ik veel bewondering voor Nederlanders. Jullie pakken dingen goed aan. Als de Nederlanders het voor het zeggen hadden, was het gat in de ozonlaag allang dicht. Die oplossinggerichtheid is een gigantische kracht. Nederlanders gaan niet bij de pakken neerzitten. In Nederland zijn we positief.”


Wat is de keerzijde daarvan volgens u?

“De dwang om gelukkig te zijn. Laatst heb ik in Utrecht een pleidooi gehouden voor het recht op verdriet. Er is lijden in elk leven, daar moet ruimte voor zijn. In Nederland zijn alle fases van het rouwproces bestudeerd. Op een gegeven moment heb je nog vijf minuten recht op verdriet, dan moet je de draad weer oppakken. Het is voorgekauwd hoe een proces moet verlopen. Dat werkt oppervlakkigheid in de hand. Er lijkt geen tijd om een gevoel te voelen, er wordt meteen begonnen met de verwerking ervan. Laat een gevoel maar eens bezit nemen van je.”

Er moet ruimte zijn voor lijden, maar zelf speelt u met de gedachte uw leven voortijdig te beëindigen om toekomstig lijden uit te sluiten.

“Mijn verlangen naar levensafronding komt voort uit het gevoel ‘ik heb het nu wel gehad’. Ik ben 55 jaar en heb een rijk leven gehad. Ik heb het gevoel dat ik al eeuwen leef.”

‘Wat ik mis is vreugde,’ schreef u in uw dagboek. Ook vroeg u zich af of uw doodsverlangen was ingegeven door ‘virulente aanvallen in de pers’. Dat is iets anders dan: ik stop ermee omdat het mooi is geweest. Was u niet gewoon depressief?

“Ik had energie en ondernam veel. Ik kon dus niet depressief zijn, dacht ik. Nadat ik in de media werd afgeschilderd als linkse politiek correcte trut, voelde ik me een schietschijf. Plotseling was er haat en ik kon er bij niemand mee terecht. Je hoopt dat mensen, je zogenaamde vrienden, het voor je opnemen, maar dat gebeurde niet.”

Kwam uw doodsverlangen dan voort uit eenzaamheid?

“Ik denk dat dat het ook was. De ontgoocheling van gebrek aan steun van vrienden. Ik lijd aan de behoefte om begrepen te willen worden. Misschien is dat stom.”


Waarom zou het stom zijn om begrepen te willen worden?

“Je wordt er afhankelijk door. Je hebt andere mensen nodig.”

En dat staat haaks op – ik citeer: “Het eerste gezegde van Kristien: hoe meer een mens loslaat, hoe gelukkiger ze is.”

“Dat moet ik leren.”

Hebt u voorzorgsmaatregelen getroffen voor als uw doodsverlangen zich dwingend aandient?

“Ik heb geen gif in huis, als je dat bedoelt. In België ben ik lid van de lobbygroep Recht op Waardig Sterven. Ik hoop dat de wetgeving zal evolueren. Mensen zouden meer levensrust hebben als ze wisten dat ze tot een sereen einde zouden komen. Dat ze hun toevlucht niet hoefden te zoeken in barbaarse methoden. Ik pleit voor een medisch onderlegde ‘omgekeerde vroedvrouw’, die leven op een waardige manier kan beëindigen. Het mooiste lijkt me een prik krijgen en in het midden van een zin inslapen.”

Wat heeft het therapeutisch schrijven u opgeleverd?

“Een van de dingen die het me heeft bijgebracht, is dat ik veel aandacht had voor het negatieve. Ik heb mezelf streng toegesproken: count your blessings, heb oog voor het goede.”

In uw nieuwe roman, Gitte, woont de hoofdpersoon met haar broers en ouders op een mythische plek in het bos. Het gezin leeft in paradijselijke onschuld, tot de oudste zoon Woud waanbeelden krijgt en uit huis wordt geplaatst. Gitte gaat Nederlands studeren in Brussel en al worstelend met haar identiteit ontrafelt ze een tragisch familiegeheim. Hoe zou u de relatie tussen Gitte en haar broer Woud typeren?

“Gitte adoreert haar broer. Hij is het middelpunt van haar leven. Alles wat ze denkt, wil ze aan hem vertellen. Ze leeft in dienst van hem en komt er niet aan toe zichzelf te worden. Bij zo’n symbiotische relatie kan ik me makkelijk iets voorstellen. Zelf heb ik dit ook gedaan, op een obsessieve manier. Leven voor en door iemand – het maakt de rest onbelangrijk.”


Een kus van Woud doet Gitte beseffen dat ze beminbaar is. Ook krijgt ze het ‘warm tussen haar benen’ van haar broer. Dat riekt naar incest.

“Het is geen normale gezonde broer-zusrelatie. Ik wilde in het midden laten of er een grens overschreden is. Als schrijver weet je ook niet goed wat je personages doen, maar ik sluit niet uit dat er meer gebeurd is. Ik vind het fijn als het zindert in een boek. Het boek ontstaat in het hoofd van de lezer.

“Bij Gitte en Woud is de erotiek vanzelfsprekend. Voor de zondeval kende men in het paradijs geen schaamte. Als ze over de grens gaan, dan doen ze dat in alle onschuld. Het is een soort van blijven hangen in je jeugd. Het niet willen verlaten van je paradijselijke jeugd; het Peter Pan-complex.”

Was uw jeugd ook zo hemels?

“Mijn kindertijd had wat mij betreft eeuwig kunnen duren. Ik bracht veel tijd door met mijn broer en zus. We stoeiden veel, speelden heel fysiek. Ook al geef je je broer of zus een klap, je kunt een potje breken. De band tussen broers en zussen is heel sterk, die kun je niet ongedaan maken. Ik herinner me vooral de veiligheid, de vanzelfsprekendheid, het ongecensureerde en ongeremde. Ik kan wel zeggen dat wij heel ongeremd waren.

“Mijn kindertijd was een paradijselijke tijd. Het is vreemd als die tijd wordt verbroken en je relaties moet aangaan met buitenstaanders. In Gitte heb ik willen uitvergroten hoe moeilijk en lastig het is. Het uitvergroten van het rare dat je het nest wordt uitgeschopt.”

Na de opname van Woud gaat Gitte op kamers wonen. Komt ze in Brussel los van haar broer?


“In deel één van het boek vormen Woud en Gitte één geheel, één lichaam. In het tweede deel moet ze op zoek naar haar identiteit. Wat er met haar gebeurt, is belangrijk. Ze ontwikkelt zelfbewustzijn en doet het goed op de universiteit. Daar ontdekt ze wie ze is en wat ze kan. In dit deel staat ze los van haar broer. Ook doet ze een paar pogingen relaties aan te gaan.”

Voor de seks rijdt Gitte op haar brommer naar Frankrijk. Daar laat ze zich in een volkse kroeg betasten door een vrachtwagenchauffeur. Gitte houdt seks en intimiteit gescheiden. Zijn haar relaties niet bij voorbaat gedoemd te mislukken?

“Met de man in Frankrijk zal het wel nooit een volwaardige relatie worden. Besef ik nu. Wat Gitte had, is niet te overtreffen. Ze wil in het paradijs blijven.”

U groeide op naast een zus die werd opgenomen met de diagnose borderline schizofrenie. Zoiets vraagt een enorm aanpassingsvermogen van hun omgeving. Hoe was dat voor u?

“Ik heb het nooit erg gevonden om brandjes te blussen voor mijn zus. Nooit. Als kind had ze al manische trekken en woedeaanvallen; dat had ook charme en creativiteit. Wij dachten daarover in termen van karakter. Later werden er ineens woorden aan gegeven en gingen artsen en psychiaters een grote rol spelen, net als in Gitte. Ik ben redelijk sterk en kan veel aan. Die houding is de enige manier. Ik lijd aan het Florence Nightingale-complex: ik voel de neiging om mensen te redden. Maar dat probeer ik te corrigeren.

“Ik leek vroeger een probleemloos kind, maar in werkelijkheid leidde ik een dubbelleven. Mijn gespletenheid komt denk ik voort uit het leven naast mijn zus, naar wie altijd alle aandacht uitging. Ik had een uitlaatklep nodig.”


En dus werd u schrijfster?

“Ik neem nu veel ruimte in door te schrijven. Het is een manier van gehoord willen worden. Maar een stille manier, alleen op mijn kamer. Wat ermee gebeurt, weet je niet. Ik vind het heel fijn als wat ik schrijf aankomt bij een lezer, als iemand aanvoelt wat ik bedoel. Ik ben door het schrijven van De dood heeft mij een aanzoek gedaan minder bang geworden dat het niet interessant is wat ik te vertellen heb. Ik weet dat ik met mijn boeken mensen fundamenteel geraakt heb.”

Kristien Hemmerechts: Gitte. De Geus, €19,95.

Kristien Hemmerechts: De dood heeft mij een aanzoek gedaan (heruitgave). De Geus, €12,50.

Ook verkrijgbaar via www.ako.nl.