Spring naar de content

Verplichte kost voor Rouvoet

Als rechtse protestanten plotseling linkse neigingen krijgen – het overkwam in de jaren zestig van de vorige eeuw een hele reeks prominente ARP’ers en drie decennia later ook de leiding van de ChristenUnie – hoor je de betrokkenen zelden eerlijk toegeven dat ze van mening zijn veranderd. In plaats daarvan krijgen we vaak te horen dat de nieuwe progressieve draai die ze aan christelijke politieke idealen proberen te geven, eigenlijk helemaal niet nieuw is. Sterker nog: het zou gaan om de oorspronkelijke invulling van christelijke politiek. Die invulling zou als het ware slechts worden afgestoft.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

In dit verband worden dan bijna altijd de namen genoemd van ARP-oprichter Abraham Kuyper (1837-1920) en van de hervormde predikant en antirevolutionaire politicus Aritius Sybrandus Talma (1864-1916). De vooruitstrevende ARP’ers uit de jaren zestig beriepen zich vaak op dit tweetal en tegenwoordig doet ook André Rouvoet het. Kuyper en meer in het bijzonder ‘de jonge Kuyper’, zo heet het dan, stond in de negentiende eeuw in feite een progressieve politiek voor ogen. En met name Talma zou als minister van Landbouw, Nijverheid en Handel met arbeid en sociale wetgeving in zijn portefeuille (1908-1913) invulling hebben gegeven aan dit vooruitstrevende christelijke ideaal.

Hoe terecht is dit beroep op (de jonge) Kuyper en op Talma? Kunnen protestants-christelijke partijen die hun koers naar links verleggen inderdaad met recht en reden naar de nalatenschap van beide heren verwijzen? Of is er hier sprake van een geforceerde verkooptruc, bedoeld om bij de bezorgde achterban de indruk te wekken dat de nieuwe linkse wijn wel degelijk afkomstig is uit oude en dus betrouwbare christelijke zakken?

In het geval van Kuyper zijn de meeste onpartijdige waarnemers het er wel over eens dat hij bezwaarlijk voor links-christelijke karretjes kan worden gespannen. Maar ook Talma laat zich niet zonder meer lenen ter legitimering van linkse politiek, zo concluderen de historici Lammert de Hoop en Arno Bornebroek in de nieuwe Talma-biografie De rode dominee. Want anders dan de titel van hun boek doet vermoeden, was Talma volgens de auteurs ‘nooit de man van radicale maatschappijkritiek’. Er zou in dit verband zelfs sprake zijn van ‘mythische beeldvorming’, ‘persoonsverheerlijking’ en – speciaal wat het ‘selectieve beroep’ door de ChristenUnie op Talma betreft – van ‘een wensdroom’.


Wie en wat Talma dan wél was? Volgens zijn biografen vooral de man die zich aan het begin van de twintigste eeuw in het voetspoor van liberale (!) ministers als Cornelis Lely en Hendrik Goeman Borgesius inzette voor verbreding van de sociale wetgeving. Talma toonde zich op dat punt bijzonder ijverig en onderscheidde zich met name met baanbrekende wetgeving op het terrein van de arbeidsvoorwaarden en op dat van de sociale verzekeringen.

Voor Rouvoet en consorten is dat wellicht wat ontnuchterend. Maar duidelijk is het óók. Het ontmantelen van historische mythes wordt wel de kerntaak van geschiedschrijvers genoemd. Als dat zo is, hebben De Hoop en Bornebroek meer dan uitstekend werk verricht.

Lammert de Hoop en Arno Bornebroek: De rode dominee. A.S. Talma. Uitgeverij Boom, €24,50. Ook verkrijgbaar via www.ako.nl.