Spring naar de content

Goede Republikeinen, slechte Democraten

Vanuit Europees perspectief lijken de Republikeinen in de Verenigde Staten hoe langer hoe extremer te worden, terwijl de Democraten als vanouds de redelijkheid zelve blijven. Maar is dat wel een juiste afspiegeling van de realiteit? HP/De Tijd selecteerde vijf ‘goede Republikeinen’ en vijf ‘slechte Democraten’.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Het was een mooi fotomoment, eind januari tijdens de State of the Union. Voor het eerst sinds mensenheugenis zaten Democraten en Republikeinen niet in gescheiden bankjes, maar gebroederlijk naast elkaar. Dit uit respect voor Gabrielle Giffords, de Afgevaardigde uit Arizona die op 8 januari door een gek met een automatisch geweer door het hoofd was geschoten. De boodschap was duidelijk: de Amerikaanse politici zijn boven alles landgenoten en pas daarna elkaars ideologische rivalen.

Dit warme gevoel van bipartisanship was echter geen lang leven beschoren. Waar de jaarlijkse presidentiële toespraak na afloop traditiegetrouw door één oppositieleider van een weerwoord wordt voorzien, gaven de Republikeinen er ditmaal twee.

Rechts lijkt steeds rechtser te worden en de dissidenten alleen maar gekker. Neem voormalig vicepresidentskandidate Sarah Palin, die Giffords bij de tussentijdse verkiezingen had aangemerkt als een ‘doelwit’ en haar volgelingen vervolgens aanspoorde om zich ‘niet terug te trekken, maar opnieuw hun wapens te laden’. Critici die stelden dat haar woordkeuze de schutter een motief zou hebben gegeven, vergeleek ze met de antisemieten die de joden de schuld geven van de moord op Jezus.

Geen wonder dat de Republikeinse Partij – en de binnenshuis rebellerende Tea Party-beweging in het bijzonder – voor velen synoniem staan met fanatisme, hysterie en intolerantie. En dat rechts de reputatie heeft om met alle mogelijke middelen zijn doel te behalen, zelfs al overschrijden die het betamelijke of zelfs het eerlijke.

Daar staan in de perceptie van de gemiddelde Europeaan de brave, goudeerlijke Democraten tegenover. Boegbeeld is natuurlijk Barack Obama, de onkreukbare 44ste president van de Verengide Staten, die vorig jaar een Olympische prestatie leverde door de gezondheidszorg te hervormen.


Obama staat – ook in de ogen van veel Nederlanders – op de schouders van reuzen. Bill Clinton bijvoorbeeld, en John F. Kennedy, heren die het niet zo nauw namen met het begrip huwelijkse trouw, maar verder in de herinnering voortleven als bijzonder integere en empathische politici. En wat te denken van de legendarische, charismatische oorlogspresident Franklin Delano Roosevelt?

De succesvolle tv-serie The West Wing bevestigde het beeld: de Democraten zijn in de VS de verlichte geesten, de good guys.

Bovendien: was het niet de Republikeinse president Richard Nixon (1969-1974) die de Watergate-affaire op zijn naam schreef, en was het niet zijn partijgenoot Ronald Reagan (1981-1989) die verstrikt raakte in de Iran-Contra-affaire?

Echter, Republikeinse kiezers zijn lang niet zo extreem conservatief als wij in Europa vaak denken. Uit een recente steekproef blijkt dat slechts vijftien procent van het Amerikaanse electoraat zichzelf volledig kan vinden in het Republikeinse gedachtengoed van een sterke defensie en fiscaal en sociaal conservatisme.

De rest is best bereid om water bij de wijn te doen, met name in verstedelijkte kustgebieden waar typisch Democratische thema’s als beperkingen op het wapenbezit, een sociaal vangnet en homorechten een brede voedingsbodem hebben. Typerend voor het gepolariseerde klimaat is dat zij door hun partijgenoten in de meer individualistisch georienteerde plattelandsstaten worden gebrandmerkt als Republicans in Name Only (RINO’s), ja zelfs als volgelingen van Hitler en de antichrist.

John Avlon, voormalig speechschrijver van de Republikeinse oud-burgemeester van New York Rudy Giuliani, waarschuwt er voor niet te veel waarde te hechten aan dit soort ‘idioten aan de extreme rechterflank’. “Het zijn mensen die liever onenigheid zien dan samenwerking,” schrijft hij in zijn boek Wingnuts: How the Lunatic Fringe is Hijacking America. “Ze zijn te herkennen omdat ze tweespalt verwarren met patriottisme.”


Dankzij het internet en de zeepkist die ze van de conservatieve televisiezender Fox News krijgen, zijn deze extreme elementen weliswaar irritant luidruchtig, maar ze vertegenwoordigen niet de meerderheid. Een goed voorbeeld is de terugkeer van Sam Bass, de Republikeinse afgevaardigde uit New Hampshire, die in 2006 nog door een Democraat van het pluche werd verdreven. Bass, die bekendstaat als een uiterst redelijke man, constateerde de dag na de tussentijdse verkiezingen dat de Democraten weliswaar vijftig zetels in het Huis van Afgevaardigden hadden verloren, maar dat een meerderheid van hen niet was vervangen door leden van de conservatieve Tea Party, maar door gematigde Republikeinen als hijzelf.

Tegelijkertijd hebben de Democraten hun eigen rechtse flankidioten, ook wel Democrats in Name Only (DINO’s) genoemd, of – nog denigrerender – Fox News Liberals. Zelf verkiezen ze de geuzennaam blue dogs, omdat ze hun leiders soms zo naar de strot vliegen dat ze blauw aanlopen. Deze afgevaardigden maken korte metten met de mythe dat Democraten het spel per definitie eerlijker spelen.

Kortom: Obama’s partijgenoten altijd de good en de Republikeinen de bad guys? HP/De Tijd selecteerde tien Amerikaanse politici die dat clichébeeld behoorlijk nuanceren.

Senator Olympia Snowe (64), Maine

Zonder Olympia Snowe had president Obama zijn hervormingen in de gezondheidszorg nooit kunnen doordrukken. De senator uit het economisch achtergebleven Maine was de enige Republikein die vóór een universele ziektekostenverzekering stemde. Snowe, dochter van een Griekse kok uit Sparta, is gewend om haar eigen weg te gaan. Toen ze in 1978 in het Huis van Afgevaardigden werd gekozen, was ze met haar 31 jaar het jongste vrouwelijke Congreslid in de Amerikaanse geschiedenis. In 1995 stapte ze over naar de Senaat, waar ze zich heeft ontwikkeld als een luis in de pels van haar eigen partij. Ze is voor het verhogen van het minimumloon, voorstander van strengere regels voor het particuliere wapenbezit en tegen olieboringen in de nationale parken van Alaska. Samen met collega-senator Susan Collins verzette ze zich tegen de impeachment-procedure van president Clinton. Ze stemde tegen de belastingverlagingen van Bush in 2003 en was een van de Republikeinen die de privatisering van de social security torpedeerde. Ze is daarnaast vóór abortus en stamcelonderzoek. Time Magazine noemde haar in 2006 een van Amerika’s beste tien senatoren, juist omdat ze weigert te scoren met goedkope politieke punten.


Senator Susan Collins (58), Maine

Eveneens uit Maine komt senator Susan Collins. Zij is iets minder progressief dan collega Snowe, maar toch nog links genoeg om gesteund te worden door de Human Rights Campaign. Collins is vóór abortus, tegen een grondwettelijk verbod op het homohuwelijk, tegen reisbeperkingen naar Cuba en tegen strengere straffen voor drugsgebruikers. Dat laatste heeft misschien ook te maken met haar persoonlijke omstandigheden: begin jaren negentig werd haar broer gearresteerd vanwege zijn betrokkenheid bij een marihuanadeal ter waarde van een miljoen dollar. Collins stemde vóór universele gezondheidszorg voor kinderen en is lid van de Gang of 20, een groep van Democraten en Republikeinen die miljarden dollars wil uittrekken voor natuurbehoud en schone energie. Ze was daarnaast een van de slechts drie Republikeinse volksvertegenwoordigers die instemden met de American Recovery and Reinvestment Act, het economische herstelplan van het Witte Huis waar bijna achthonderd miljard dollar mee gemoeid is. Zoals ze haar opstelling verantwoordde: “Onze kiezers willen niet dat wij de partij van alleen maar ‘nee’ zijn.”

Senator Scott Brown (51), Massachusetts

Progressief Amerika hield zijn hart vast toen Scott Brown begin vorig jaar als eerste Republikein sinds 1972 voor Massachusetts in de Senaat kwam. Brown, die de plek van wijlen Ted Kennedy innam, is in bijna alle opzichten de tegenpool van zijn legendarische voorganger: een mannetjesputter uit een gebroken gezin die zich verplaatst in een enorme GMC-pick-up en zijn rechtenstudie voor een deel bekostigde met een naaktreportage in het vrouwenblad Cosmopolitan.De kersverse senator heeft zich echter ontpopt tot bruggenbouwer bij uitstek. Zo nam hij een deel van de Kennedy-medewerkers in zijn eigen staf op en zegde hij zijn steun toe voor de banenwet van de Democratische senatoren Harry Reid en John Kerry. Brown legt zich daarnaast neer bij het homohuwelijk en stemde als een van de weinige Republikeinen voor de afschaffing van de Don’t ask don’t tell-wet, die het homo’s in het leger verbood om openlijk voor hun seksuele geaardheid uit te komen. Hoewel hij nog steeds rondrijdt in een benzineslurper, waren vriend en vijand zo aangenaam verrast dat de Boston Globe hem vorig jaar uitriep tot Bostonian van het jaar.


Afgevaardigde Charlie Bass (59), New Hampshire

Nieuwkomer Charlie Bass is eigenlijk een oude bekende. Hij diende al van 1995 tot 2007 als afgevaardigde uit New Hampshire en komt uit een politiek nest: zijn vader was eveneens lid van het Congres en zijn grootvader stond als gouverneur van New Hampshire aan de basis van de progressieve beweging binnen de Republikeinse partij. Kleinzoon Bass hield de familie-eer in stand door tijdens de grimmige Bush-jaren als een van de eerste Republikeinen te breken met zijn eigen partij. Het was mede dankzij hem dat de ethisch gecompromitteerde Texaan Tom DeLay zijn positie als voorzitter van het Huis van Afgevaardigden moest opgeven. Het jaar daarop werd Bass weliswaar van zijn zetel verdreven door de Democraat Paul Hodes, maar toen die na vier jaar met pensioen ging, kreeg hij van de kiezers tot zijn vreugde en verbazing een tweede kans. Bass vertegenwoordigt een type politicus dat bekendstaat als de Rockefeller Republikein: fiscaal conservatief, maar sociaal vooruitstrevend. Hij is een voorvechter van het recht op abortus en maakt zich vooral sterk voor duurzame energie. Daarnaast ziet hij het als zijn taak om de reputatie van zijn partij niet te laten bepalen door de schreeuwers van de Tea Party.

Afgevaardigde Charlie Dent (50), Pennsylvania

Afgevaardigde Charlie Dent uit Pennsylvania zit pas zes jaar in het Congres, maar heeft al een behoorlijke indruk achtergelaten. Hij is een krachtig pleitbezorger van auto’s die op waterstof rijden en stimuleerde de aanleg van een netwerk van speciale tankstations. Dents bijdrage aan een minder gepolariseerd Congres komt echter niet zozeer van zijn wetsvoorstellen, als wel van zijn verzet tegen partijdogma’s. Hij is namens het Huis voorzitter van de Tuesday Group, een clubje eigengereide Republikeinen dat tegenwicht moet bieden aan de conservatieve gelederen van de partij. Dat dit zo nu en dan ten koste gaat van partijgenoten in andere districten, doet hem weinig. “Er zullen tijden zijn waarin we het met elkaar eens zullen zijn, en tijden waarin dat niet zo is,” zei hij in een interview. “Maar laten we hopen dat we dat geciviliseerd en op een respectvolle wijze kunnen doen. Mijn kiezers verwachten dat ik samenwerk met de president.”


Senator Ben Nelson (69), Nebraska

Een conservatievere Democraat dan Ben Nelson is moeilijk voor te stellen. De standpunten die de senator uit Nebraska heeft ingenomen, zijn volgens de National Journal rechtser dan die van maar liefst acht Republikeinse collega’s. Nelson was de enige Democraat die tegen stamcelonderzoek stemde, de enige die zich verzette tegen verlenging van de uitkeringen voor langdurig werklozen en een van de weinigen die tegen de terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Irak was.

Tijdens de Bush-jaren was Nelson een drijvende kracht achter de dertienhonderd miljard dollar aan belastingverlagingen die Bush door het Congres ramde en de eerste Democratische senator die zijn zegen gaf aan de benoeming van de aartsconservatieve rechter Samuel Alito tot het Hooggerechtshof. Daarnaast is hij de enige Democraat die het gedachtengoed deelt van de Americans for Tax Reform, een luidruchtige lobbygroep die het belastingstelsel zo veel mogelijk wil uitkleden. Ook in het Obama-tijdperk blijft Nelson zijn partij de nodige hoofdbrekens bezorgen. Zo schaarde hij zich pas achter de hervormingen in de gezondheidszorg nadat staten de mogelijkheid hadden gekregen om vergoedingen voor abortus te schrappen.

Senator Mary Landrieu (55), Louisiana

Senator Mary Landrieu uit Louisiana doet haar zuidelijke afkomst eer aan: ze is een fervent voorstander van de doodstraf en een van de weinige Democraten die het verbod op semi-automatische vuurwapens hielp terugdraaien. Daarnaast deinst ze niet terug voor politieke chantage: zo dreigde ze – tevergeefs – de benoeming van Jacob Lew tot directeur van de Office of Management and Budget tegen te houden totdat het federale verbod op olieboringen in diepe zee werd opgeheven.Daarnaast lijkt ze het niet zo nauw te nemen met de ethiek: ze sluisde twee miljoen dollar aan federale fondsen naar de liefdadigheidsorganisatie van een bondgenoot die voor haar herverkiezing dertigduizend dollar aan campagnebijdragen had opgehaald. Landrieus optreden maakt haar ook bij Republikeinen niet geliefd. Ze was aanvankelijk fel tegen Obama’s hervormingen in de gezondheidszorg, maar ging overstag nadat ze driehonderd miljoen dollar extra had bedongen voor het ziektekostenbudget van haar eigen staat. De conservatieve televisiepresentator Glenn Beck noemde haar daarop ‘een duur betaalde prostituee’.


Afgevaardigde Dan Boren (37), Oklahoma

Er zijn maar weinig partijgenoten bij wie afgevaardigde Dan Boren uit Oklahoma níet het bloed onder de nagels vandaan haalt. Bij ambtenaren ligt hij moeilijk omdat hij er als enige Democraat voor pleit om de belastingdienst maar gewoon af te schaffen. Milieugroeperingen hekelen hem omdat hij geen belastingvoordelen bepleit voor alternatieve brandstoffen, maar wél voor oliebedrijven en omdat hij tegen federale bescherming voor bedreigde diersoorten is. Mensenrechtenactivisten zijn furieus vanwege zijn verzet tegen het sluiten van het omstreden detentiekamp Guantánamo op Cuba. Tegenstanders van vuurwapenbezit mogen hem niet omdat hij lid is van de wapenclub National Rifle Association. Privacygroepen kunnen hem niet uitstaan omdat hij de federale overheid verregaande bevoegdheden wil geven voor het aftappen van telefoons, en zelfs voor het opvragen van bibliotheekgegevens voor individuen. En bij de rest van de partij heeft hij een bittere nasmaak achtergelaten omdat hij weigerde zijn steun te verlenen aan de presidentskandidatuur van Barack Obama.

Afgevaardigde Mike Ross (49), Arkansas

Als lieveling van de National Rifle Association is Mike Ross de anti-wapenlobby in zijn eigen partij een doorn in het oog. De afgevaardigde uit Arkansas, die zich graag laat fotograferen met een jachtgeweer in een pick-up, is tegen het verhandelen van emissierechten en waarschuwt zijn leiders er constant voor om niet te ver naar links op te schuiven. Als echtgenoot van een drogiste staat hij op gespannen voet met de farmaceutische industrie en haar enorme winstmarges op medicijnen, maar dat wil niet zeggen dat hij Obama’s hervormingen in de gezondheidszorg steunt. Lobbyisten maken een belangrijk deel van zijn politieke machtsbasis uit: voor zijn herverkiezing in 2008 kwam bijna tien procent van de campagnebijdragen uit de zakken van zorgverzekeraars. Zijn familiebelangen leidden ook tot ethische problemen. Actiegroep ProPublica ontdekte vorig jaar dat hij zijn winkelpand voor 420.000 dollar aan drogisterijketen USA Drug had verkocht, meer dan twee keer de marktwaarde.


Afgevaardigde Charlie Rangel (80), New York

Charlie Rangel is weliswaar niet de meest conservatieve Democraat, maar zonder twijfel de meest corrupte. De afgevaardigde uit New York werd vorig jaar door de ethische commissie van het Congres schuldig bevonden aan maar liefst elf vormen van machtsmisbruik. Hij gebruikte officieel briefpapier om miljoenen dollars te werven voor een educatief centrum dat zijn naam droeg, verzuimde tonnen aan inkomsten openbaar te maken en streek illegaal huursubsidie op. Daarnaast bleek hij belasting te hebben ontdoken op de inkomsten van zijn villa in de Dominicaanse Republiek en accepteerde hij snoepreisjes naar het Caribisch gebied. Rangel, die al sinds 1971 in het Huis zit, werd nog net niet verwijderd uit het Congres, maar moest wel het voorzitterschap van de machtige Ways and Means-belastingcommissie opgeven.