Spring naar de content

‘Natuurlijk zijn we bang!’

Er is een klopjacht geopend op de ‘Ndrangheta, de maffia uit de Zuid-Italiaanse streek Calabrië. Het afgelopen jaar arresteerde de Italiaanse justitie driehonderd vooraanstaande leden en ondertussen roert de gewone burger zich ook. ‘Deze oorlog win je niet door ze enkel te verdelgen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Reggio Calabria is een stad waar de schoonheid van het landschap en de horror van de criminaliteit hand in hand gaan. De temperatuur is eind oktober met 23 graden aangenaam en aan de overkant van het blauwe water, Lo Stretto di Messina genaamd, ligt het glooiende Sicilië. In de verte torent de besneeuwde Etna van Catania boven de heuvels uit. Een zigeunervrouw met een kinderwagen vraagt of iemand melkpoeder voor haar wil kopen. Het is een geijkte truc om wat geld te verdienen: het melkpoeder dat bij de ene winkel gekocht wordt, wordt bij een andere met winst doorverkocht. Maar de vrouwen in mantelpakjes en een Gucci-zonnebril in het haar trappen er niet in en wandelen door.

We zijn niet naar Reggio Calabria gekomen voor een portret van de minderheden hier, al zijn er verhalen zat: zigeuners in tentenkampen buiten de stad, Oekraïense hoeren die het park bevolken en Chinezen die in sweatshops nepartikelen maken die in Napels, Rome en Milaan verkocht worden. Nee, we zijn hier voor het meest Italiaanse dat er bestaat: de maffia. Of beter gezegd: de ‘Ndrangheta, de Calabrese variant ervan. Met een jaaromzet van tientallen miljarden is het de grootste maffiaorganisatie van Europa. De ‘Ndrangheta houdt zich vooral bezig met internationale cocaïnehandel en wordt wereldwijd als monopolist beschouwd wat betreft import vanuit Colombia. Deze coke wordt ook via Nederland – met dank aan de haven van Rotterdam, Schiphol en de bloemenveiling in Aalsmeer – doorgevoerd, zo blijkt uit documentatie van Italiaanse en Nederlandse justitie. Daarnaast loopt de ‘Ndrangheta voorop als het gaat om wapenhandel. Zodoende is het de enige maffiatak die op de Foreign Narcotics Kingpin Designation Act staat, een blacklist die het Witte Huis in 1999 opstelde en waar ‘s werelds grootste drugs- en smokkelbendes op prijken. Elke zichzelf respecterende criminele organisatie zorgt ervoor dat ze op lijst komt te staan. Echter, eenmaal op de lijst wordt gepoogd alle middelen te bevriezen die eigendom zijn van de betreffende organisatie. Schending van de Act kan leiden tot miljoenenboetes en gevangenisstraffen tot dertig jaar. Op de lijst staan alle gerenommeerde Zuid-Amerikaanse en Mexicaanse drugskartels.


De leden van de ‘Ndrangheta zijn uitgewaaierd over de hele wereld. Naast me in de bibliotheek in Nijmegen, waar ik aan dit artikel werk, zit toevallig een Italiaan de krant te lezen. Zou hij gezien hebben dat ik een Calabrees tijdschrift voor m’n neus heb liggen waar op staat ‘Guerra ai mafiosi’ (oorlog aan de maffiosi)? Is hij echt universitair docent aan de Radboud Universiteit, zoals hij beweert, of heeft hij wellicht banden met de ‘Ndrangheta? En wat dat nog, kunnen die twee functies niet samengaan? Universitair docent én spin in het web van de grootste misdaadorganisatie van Europa? Een van de zes Calabrese mannen die omkwamen bij de moorden die in 2007 Duisburg opschrikten, was daar al twintig jaar chef-kok in een goedlopend restaurant, Da Bruno genaamd. Het ging hier om een afrekening tussen twee rivaliserende clans uit San Luca (het Corleone van Calabrië) die al sinds 1991 een vete uitvechten.

Dit is wat langdurig verblijf in Italië met je doet: je vertrouwt niemand meer. Vertrouwen kan je immers de kop kosten. Om een voorbeeld te geven van hoe corrupt het er is: vlak voor Kerst werd de kapitein van de carabinieri van Reggio Calabria gearresteerd wegens banden met een Calabrese maffiaclan.

Tijd om af te dalen in de fijne buurten van Reggio Calabria, op zoek naar de maffia. De gids bij uitstek is Claudio La Camera. Hij is een veertiger, oorspronkelijk theatermaker en al vanaf jongs af aan betrokken bij allerhande sociale projecten. Hij is verkouden en heeft flinke wallen onder zijn ogen. “Stap in,” zegt hij op het stationsplein. In zijn gedeukte Volvo begint in sneltreinvaart de kennismaking met de Calabrese maffia. Eerste stop: Croce Valanidi, een buitenwijk van Reggio Calabria. De wijk ligt op een heuvel en kijkt uit over zee. Eerste observaties: zwerfhonden, ongeasfalteerde wegen en kogelgaten in verkeersborden. De bewoners hier in de omgeving noemen het ook wel Beirut, want werkelijk geen enkel huis is hier afgebouwd. Pleisterwerk ontbreekt, hele verdiepingen staan leeg. Op sommige huizen zit geen dak. Romantici zeggen: dat doet de familie voor hun kinderen, zodat die later bij hun in huis kunnen komen wonen. Omdat het geld eventjes op is, wordt er niet doorgebouwd, maar dat doen ze straks heus wel weer. Minder romantische mensen zeggen: die huizen zien er zo uit omdat de bouwbedrijven het zo wilden. Die bouwbedrijven zijn vaak weer in handen van maffiose clans. Hoe meer je bouwt, hoe meer geld en subsidies je ermee verdient.


Claudio: “Dit is een van de moeilijkste buurten van de stad. Hier is de maffiaconcentratie het hoogst. Maar gelukkig wonen er ook veel goeie mensen. Veel jongeren uit de buurt werken met ons samen. We willen de kennis van de mensen vergroten over het gif dat zij dagelijks in ons land en de hoofden van de jongeren spuiten.”

Eén huis, dat op het allerhoogste punt van de heuvel staat, is wel af. Het is een complete villa. In de villa wordt het eerste museum over de ‘Ndrangheta ingericht. Frappant, want het huis werd nog niet zo heel lang geleden buitgemaakt van de plaatselijke maffiabaas Puntorieri.

“Sssst,” zegt Claudio als hij de auto uitstapt. “Zij daar,” hij wijst naar het naastgelegen huis, “zijn familieleden van Pun-torieri. Alleen tegen hen is geen bewijs gevonden. Dus ze wonen er nog gewoon.”

Claudio groet de hond van de buren. “

Ciao bella. Hoe is het?” De hond blaft blij en kwispelt. Vanaf het balkon van het naastgelegen huis krijgen we echter argwanende en boze blikken. Claudio trekt een luik open. Een schuilkelder die via een trapje onder een verborgen luik te bereiken is. Er zit een heel klein luchtgat in het keldertje. En een internetaansluiting. Kabel-tv. En een wasbak. In een kast staan conservenblikken tomatensaus. “Hier kon hij maanden verstopt zitten voor de politie.”

In de keuken hangt inmiddels een foto-expositie. Op de foto’s staan tientallen schuilkelders die de afgelopen jaren door de politie zijn ontdekt onder huizen in Calabrië. In sommige kelders werd de uiteindelijke arrestant ook daadwerkelijk aangetroffen.

In andere kamers hangen foto’s van maffiaslachtoffers, waarbij mensen met een kogel door het hoofd voorovergebogen op het stuur van hun auto liggen. En er is een marmeren badkamer met gouden deurklinken. Claudio: “Elke kamer had zijn eigen badkamer. Dat is typisch voor een boss: ze houden nogal van overdaad. En alles moet van marmer zijn, voor minder doen ze het niet.”


In de muren van het huis zitten om de paar meter onlogisch geplaatste kleine luikjes. Spiekgaten. Zo kon de omgeving in de gaten worden gehouden. Op het balkon uitzicht over de hele stad, inclusief de haven en het vliegveld. “Puntorieri had zijn huis nogal centraal gebouwd, ja. Inderdaad, een modern kasteel.”

In een kamer in het museum liggen alle processen opgeslagen die de laatste jaren tegen maffiosi zijn gevoerd. Beheerder van deze ruimte is Maria Ficara. De veertigjarige Siciliaanse is Claudio’s ex-vriendin en heeft een jaar in Leiden gestudeerd. Scholieren en studenten uit de buurt schrijven op basis van de processen verhalen over de rol die de maffia speelt in hun leven. Maria: “Ze hebben echt mooie verhalen geschreven. Een deel van de schrijvers komt hier uit de buurt. Zij rekenen af met de mythes die de ronde doen over de maffia. Dat ze bijvoorbeeld vrouwen en kinderen met rust laten, want dat is niet zo. Heeft Claudio niet verteld over Nettuno?”

Want wat had die Puntorieri eigenlijk op zijn kerfstok? De clan waartoe Puntorieri behoorde, liet de veertienjarige Nettuno Letterio vermoorden. Hij zou dingen geweten hebben over een rivaliserende clan en zou op de uitkijk hebben gestaan toen de aan Puntorieri geaffilieerde Giovanni Ficara met een bazooka werd doodgeschoten. Eerst werd Nettuno gemarteld in een hol boven op de heuvel waar Maria nu dit verhaal vertelt. Later werden zijn resten in de tuin onder een bergamotstruik begraven nadat eerst zijn lichaam in ongebluste kalk werd opgelost. ‘Grappige’ aan het verhaal: boss Puntorieri bleek gevoelens te hebben. ‘s Nachts verscheen Nettuno aan hem in zijn nachtmerries, waarop hij de resten een paar honderd meter verderop heeft laten begraven. De nachtmerries waren meteen over.


Claudio rijdt door naar de boulevard Il Lungomare Falcomatà. Ook hier dromerige taferelen: het handjevol toeristen dat de stad bezoekt, komt dan ook hiervoor. Aan de overkant ligt Sicilië, maar door verschillen tussen warme en koude lucht boven het water lijken er soms mensen, auto’s of hele huizen midden op het water in Lo Stretto di Messina te staan. In feite zijn het weerspiegelingen van objecten aan de overkant van Lo Stretto. Het wonder van Reggio Calabria, la fata morgana: de luchtspiegeling.

Aan diezelfde boulevard hebben Claudio en zijn medestrijders onlangs ‘stenen van de herinnering’ laten plaatsen. ‘In herinnering van hen die streden tegen de maffia’ staat erop te lezen. Maar daar heb je wel een vergrootglas voor nodig, erkent ook Claudio. De stenen zijn wel erg klein in vergelijking met de bustes van de fascist Ciccio Franco, een historische leider van de stad. “Het bestuur van onze stad is zo corrupt als wat. Dat deze stenen na jaren zeuren gelegd zijn, is al een unicum.” Niet zelden wordt er een medewerker van het gemeentehuis gearresteerd wegens banden met de maffia, zowel onder de linkse als rechtse partijen.

Door naar het tribunaal. Het stikt sinds oktober van de pantserwagens en soldaten in de straten rondom het tribunaal in Reggio Calabria. In dit gebouw worden de zwaarste processen sinds jaren tegen de ‘Ndrangheta gevoerd. Onderzoeksrechter Guiseppe Pignatone heeft de laatste maanden heel wat bosses achter de tralies gekregen en is zodoende nummer één op de hitlijst van de maffia.

Die zware beveiliging is dan ook niet voor niets – in het verleden zijn daar al genoeg redenen voor geweest. Zo bezocht de Italiaanse president Giorgo Napoletano de stad eens. Niet ver bij hem vandaan werd een auto gevonden. De wagen lag vol met wapens en explosieven, volgens experts een duidelijk signaal van de ‘Ndrangheta aan de staat: ‘Jullie kunnen wel hier op bezoek komen, maar wij zijn hier de baas. Pas maar op!’


En afgelopen zomer ontplofte een bom voor het huis van openbaar aanklager Salvatore di Landro. Zijn ramen aan diggelen en de deurpost werd er finaal uit geblazen. Eerder die zomer ontdekten technici net voordat Di Landro van het tribunaal weg wilde rijden dat zijn wielen losgedraaid waren, een geintje dat fatale gevolgen had kunnen hebben.

Vorig jaar oktober was aanklager Pignatone aan de beurt. “Er ligt een verrassing voor aanklager Pignatone, ga maar even kijken,” luidde een anoniem bericht van de ‘Ndrangheta. De ‘verrassing’ lag er werkelijk: een bazooka, onder een oud matras in een van de straten die rondom de kantoren van het tribunaal liggen. Vanaf de plek waar de bazooka werd gevonden had je een ideaal uitzicht op de ruit waarachter Pignatone normaal gesproken zat te werken. Het klinkt als een filmscenario, maar hier in Calabrië is het de keiharde realiteit.

Gids nummer twee heet Santo Nicito. Hij is begin dertig en is de rechterhand van wethouder Attilio Tucci, een van de oprichters van het ‘Ndrangheta-museum. Santo: “Ik had in het buitenland kunnen blijven en daar rijk en succesvol kunnen worden. Maar ik wil mijn aarde redden. Ik blijf doorgaan. Bang? Ja, natuurlijk ben ik bang.”

Ze kregen kogelbrieven, een bericht dat ze beter op konden donderen. De bewegwijzering voor geïnteresseerden richting het museum vonden ze dubbelgevouwen terug in de villa zelf. En onlangs nog, toen Claudio en hij naar de pizzeria waren geweest, werden ze klemgereden door twee jongens op een scooter. Met een handgebaar (met de nagel van de duim een ronde beweging langs de nek) werd hen duidelijk gemaakt dat ze beter konden stoppen met hun strijd.


In de ruiten van de geconfisqueerde villa zitten kogelgaten. “Maar nu is het rustig.” ‘s Avonds wordt er gedineerd in het Aspromonte-gebergte. Mijn buren in Napels riepen al twee jaar: “Ralf, als je naar Calabrië gaat, ga dan niet naar de Aspromonte.” Vroeger stond dit gebied er om bekend dat er mensen ontvoerd werden en nooit meer terugkwamen.

Op weg naar het restaurant Al Terrazzo vertelt Santo dat in het stadje waar we gaan eten pas nog het hele gemeentebestuur ontbonden is. Van heinde en verre werden nieuwe gemeenteraadsleden en ambtenaren ingevlogen. In heel Italië, bijna altijd ten zuiden van Rome, zijn overigens zo’n 200 gemeenten ‘ontbonden’ vanwege ‘banden met de maffia’.

Het eten was lekker. Veel groenten sotto aceto.

En lamsworstjes. Er zat ook een heel brede man aan onze tafel, een politieagent in burger. Waarom die er precies bij zat? “Dat is gewoon een vriend van ons, zullen we maar zeggen,” antwoordde Santo. En plots voelde het een stuk veiliger.

Voor het slapengaan, weg uit de Aspromonte en terug in Reggio Calabria, wijst Santo naar het huis aan de overkant. We zijn in de wijk Sbarre, een van de akeligste buurten in Reggio Calabria. “Dat was een barretje. Zie je dat het helemaal zwart is binnen? En de deur is eruit geknald. Daar is een bom ontploft. Ze hadden problemen met een clan. De hoogzwangere vrouw die boven de bar woonde, verloor door de explosie en de shock die daar op volgde haar kind. Nu snap je misschien waarom wij in Reggio liever niet over de stoep lopen, maar midden op straat. Voor je het weet, gaat er een bom af. Welterusten.”


De volgende dag ga ik op bezoek bij het hoofdkwartier van de carabinieri voor een gesprek met kolonel Carlo Pieroni. “Wat een toeval: ik heb vanmiddag een delegatie van de Nederlandse politie over de vloer. Langzaamaan begint het prioriteit bij jullie te worden. Want ze zitten er hoor, maak je maar geen illusies. Amsterdam, Aalsmeer, Rotterdam.”

Pieroni is de eerste die toegeeft dat de maffia nooit helemaal uitgeroeid zal worden. In zijn kantoortje hangen foto’s van gearresteerde maffiabazen van de Camorra, de maffia uit de regio Napels. Pieroni werkte jarenlang in Napels en arresteerde daar maffiabaas na maffiabaas. “Maar we moeten ze op z’n minst laten zien dat de staat nog aanwezig is, al lijkt het hier soms meer op het Wilde Westen. Anders is dit land verloren. Maar de strijd moet ergens anders beginnen. Bij fatsoenlijke scholen, eerlijke kansen op werk. Onze hele mentaliteit moet veranderd worden. De Calabresi betalen belasting, net als de Italianen in het noorden, alleen ze krijgen er geen cazzo voor terug. Blijft dat zo, dan blijft de maffia ook. Helaas…”

Hoe dicht de maffiaconcentratie is, laat Pieroni zien aan de hand van een powerpointpresentatie. Alle gemeenten in Calabrië springen een voor een in beeld. Neem Rosarno, een stadje met zo’n tienduizend inwoners. Die stad kent twee grote maffiafamilies. Ze verschijnen op het beeldscherm. “

Laten we zeggen dat er zo’n 600 man met die clans verbonden zijn. Dat is een behoorlijk deel van het stadje dat bij die clan hoort.” De provincie Calabrië kent 409 gemeenten. “Tel uit je maffiosi. Haha! Moge het duidelijk zijn: deze oorlog win je niet door ze enkel te verdelgen, maar door scholen te bouwen, ziekenhuizen op hetzelfde niveau als in het noorden te laten functioneren en door mensen – en dan vooral jongeren – te laten zien wat er fout is aan de maffia. De jongens van het museum doen hun stinkende best, en ons vertrouwen hebben ze.”


Mensen aan het praten krijgen, dat is het doel van Maria, Claudio en Santo. Zo moet het volgens carabinieri als Pieroni. Mensen aan het praten krijgen daar waar de wet van de omertà geldt. Gewone mensen die zich uitspreken tegen de maffia. Neem de ouders van Antonino Laganà, gente per bene zoals ze in Italië zeggen: ‘lieve mensen zonder kwaad in hun donder’. Op een middag stonden zij met de ouders, grootouders en broertjes en zusjes op een plein in Melito Porto. Hun zoontje deed mee aan de eindejaarsafsluiting. Sommige kinderen waren verkleed als lieveheersbeestjes, andere als paddestoel met roodgeschminkte gezichtjes. Het was gezellig, totdat een man op een scooter een andere man in het publiek wilde neerschieten. Hij miste echter en raakte de vierjarige Antonino in het hoofd.

Nooit heeft er iemand ook maar één woord tegen de politie gesproken over de schietpartij. Moeder Stefania Gurnari: “Ik stond met Antonino in mijn handen, mijn shirt onder het bloed, en niemand die me hielp. Allemaal keken ze de andere kant op.” De omertà in haar rauwste vorm.

De artsen in Calabrië hadden Antonino al opgegeven, maar zijn ouders lieten het er niet bij zitten en lieten hem naar Rome transporteren (‘waar de ziekenhuizen beter zijn’). Daar heeft een arts Antonino uiteindelijk geheeld. Stefania: “Een Calabrees, bleek later. We hebben ze wel, goeie artsen, maar die gaan allemaal in het noorden werken.” Nu, twee jaar later, begint Antonino langzaam weer de oude te worden, maar helemaal honderd procent wordt hij nooit meer. Zijn ouders hadden twee dingen kunnen doen. Vader Carmelo Laganà: “We hadden stil kunnen blijven en naar de boss van onze buurt kunnen stappen en hem kunnen smeken om vendetta (wraak – red.) te nemen op de schutter. Of we kunnen onze stem laten horen en laten zien dat de maffia niet werkt.” Stefania: “Als Antonino een voorbeeld van de strijd tegen de maffia moet worden, dan moet dat maar. We moeten laten zien dat de maffia bruut, gewelddadig en zinloos is.”