Spring naar de content

Het Oosten en de verwestering

Met indrukwekkende snelheid donderen de Arabische autocratieën inmiddels in elkaar, en waar dat nog niet gebeurt, proberen zij zich met snelle concessies van de ondergang te redden. Wat ervoor in de plaats komt, is nog volslagen onduidelijk – maar vier dingen zijn zeker: het worden geen kopieën van de Nederlandse polderdemocratie, de islam zal een grotere rol spelen, het Westen zal fors aan invloed inboeten en Israël komt op straffe van verder isolement niet meer met z’n huidige njet-politiek weg.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Dat afgelopen week twee Iraanse oorlogsschepen door het Suezkanaal voeren, spreekt boekdelen: die hebben in de Middellandse Zee immers van nature even weinig te zoeken als Israëlische oorlogsschepen in de Perzische Golf. Die liggen daar overigens wel allang – wat dat betreft krijgt Israël nu een koekje van eigen deeg.

Dat thans een constellatie kantelt die – zoals ik twee weken geleden al schreef – eens wel kantelen moest, heeft men in Europa sneller door dan in Amerika. Zelfs Nederland begint het een beetje te dagen: Uri Rosenthal, die de hele Israëlische kwestie altijd aan de Amerikanen wilde overlaten, ziet nu in dat Europa zich er zelf mee moet bemoeien.

Is het bij Libië Berlusconi die het meer moeite kost afstand van het verleden te nemen, bij Israël is dat Obama. Terwijl de Britten, Fransen en Duitsers terecht de VN-resolutie steunden die de nederzettingen politiek veroordeelde, kwam Washington met een veto – en staat daarmee aan Israëls zijde alleen. Dat is een blunder van formaat, want daarmee is een belangrijke kans om met de islamitische wereld op betere voet te komen verdaan. En die noodzaak is urgenter dan ooit, omdat de opstanden die zich nu tegen eigen prowesterse dictaturen keerden zich anders weleens tegen het Westen zelf zouden kunnen keren en zich in een nieuwe sterk antiwesterse regeringspolitiek zouden kunnen vertalen.

Hoe groot is intussen de kans ginds op iets wat lijkt op een rechtsstaat en democratie in een regio waar op dit gebied weinig ervaring is opgedaan – en het enige voorbeeld in die regio, het steeds verder door de kolonisatieroof en de behandeling van de Arabische minderheid ontspoorde Israël, natuurlijk fors is besmet? Zowel voor de landen waar een gehaat bewind al gevallen is, als daar waar de oppositie dat op straat thans eist?


Voorspellen is moeilijk, maar er vallen wel een paar factoren te benoemen die de mogelijkheid van een positieve uitkomst beïnvloeden. Daar waar de middenklasse groter en beter opgeleid is, dus een vruchtbaarder basis voor een civil society bestaat, is de succeskans beslist groter: Tunesië wint het dan van Jemen, ook vanwege de nabijheid, en dus grotere culturele invloed, van Europa. Dat geldt meteen al snel ook voor de kans op een fundamentalistische kaping van de omwenteling: die is in Noord-Afrika vermoedelijk geringer dan op het Arabische schiereiland.

Daar waar een regime mogelijke onvrede makkelijk kan afkopen omdat haar inkomsten niet uit belastinggelden bestaan – de vloek van de oliedollars – en dus de gewone burger minder snel inspraak eist omdat het niet ‘zijn’ geld is waarvan de decadente elite feestviert, zal dat langer duren: in Saudi-Arabië dus langer dan in Egypte. Ook in een land dat voor zichzelf een grootse rol in de regio weggelegd ziet en daaraan gekoppeld met sterkere anti-Amerikaanse sentimenten kampt, zoals Iran, heeft een zittend autocratisch regime steviger troeven in handen om de al snel westers en daarmee ‘landverraderlijk’ ogende roep om vrijheid de kop in te drukken.

Belangrijk, misschien uiteindelijk zelfs doorslaggevend, is in hoeverre de desbetreffende staat ook een natie vormt. In Egypte is dat, met dank aan de tussen twee woestijnen ingeklemde Nijl die al vijfduizend jaar voor een heldere afbakening zorgt, duidelijk het geval. Voor Libië is juist dat problematisch. Er valt veel over de totaal ontspoorde tyrannie van Kadhafi te zeggen, maar hij hield met zijn interne evenwichtspolitiek wel de boel bij elkaar. Het concept dat er in 1969 aan ten grondslag lag, is als zodanig misschien het enig mogelijke om te voorkomen dat die stammen elkaar te lijf gaan – wat men mag hopen is dat er straks een leider komt die minder gestoord is.


Want het alternatief zou anders weleens Libanon kunnen heten. Dat is de reden van de Afghaanse en Irakese mislukking – er bestaat daar geen collectief nationaal besef – en wat voor Syrië dreigt indien Assad ten val komt, omdat daar een kleine seculiere alevitische minderheid een grote op revanche beluste soennitische meerderheid onderdrukt.