Spring naar de content

‘Uitgaan is eigenlijk vreselijk ordinair’

Isis van der Wel is een beroemd dj en Nachtburgemeester van Amsterdam. Deze maand rondt ze een onderzoek af naar het uitgaansleven in de hoofdstad.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

‘ Waarom maak ik me zo druk over het nachtleven? Omdat ik er al die jaren mijn eigen leefwereld, mijn eigen realiteit heb kunnen creëren en ik denk… Ik heb dit nooit verteld en het moet ook geen zeurverhaal worden, maar ik heb nogal een eenzame jeugd gehad. Als kleuter had ik een beste vriendin, Elizabeth. Zij kwam om bij een auto-ongeluk. En Johan, mijn zeven jaar oude beste vriendje stierf ook. Als we groot waren, zouden we in Amsterdam gaan wonen en een café beginnen maar hij ging verhuizen en vond dat vreselijk. Hij dacht: als ik het huis in de fik steek, dan mag ik misschien weer terug. Echt een kindergedachte. Dus maakte hij een soort bom en die is in zijn handen ontploft. Hij rende naar buiten om hulp te roepen maar is op de stoep in elkaar gezakt en gestorven. Mijn relaties daarna zijn uitsluitend van tijdelijke aard geweest. In het begin, toen ik net dj was, vond ik het helemaal niet zo gemakkelijk om met de buitenwereld om te gaan. Maar later – toen was ik al in de twintig – kon ik wel diepere vriendschappen aangaan.

Ik ben een rasoptimist; hoe onfortuinlijk je situatie ook is, je kan er een hoop invloed op uitoefenen. Maar als je naar de meeste evenementen in Nederland kijkt, dan komt daar een gevoel vanaf dat me niet blij maakt. Ik moet er echt voor worden betaald om er naartoe te gaan. Als je uitgaat, word je onderhand behandeld als iemand die onder curatele staat. De security, de dranghekken, het slappe bier, het slechte voedsel, en daar betaal je dan ook nog eens de hoofdprijs voor. Het is eigenlijk vreselijk ordinair, het lijkt wel de huishoudbeurs in de open lucht. Je hebt ook nog eens een telefoonboek aan vergunningen nodig. Er staan brandweerwagens klaar en een bataljon hulpverleners voor als iemand toevallig zijn voet verstuikt. Ik denk dan: maak eens iets lekkers klaar, en als iemand toevallig een voedselvergiftiging oploopt, hoe erg is dat dan? Leg de verantwoordelijkheid bij de bezoekers, anders worden we met z’n allen dreinende kinderen die de overheid aanspreken op van alles en nog wat.


Ik reis voortdurend de wereld rond en ik kom op plekken die me doen denken aan Amsterdam, maar dan in 1995. Een feestje op het strand op Ibiza bijvoorbeeld. Er zijn meer dan duizend mensen gekomen, ze maken vuurtjes, dansen, hebben hun eten en drinken gehaald bij een supermarkt verderop. Ze delen, doen dingen met elkaar. Laatst heb ik gedraaid in Bar25 in Berlijn. Het is een miniwereld met een zwembad, huisjes op het terrein, een club. Zodra je binnen bent is het jouw wereld en mag je doen wat je wilt. Ook bijzonder is het Burning Man-festival in Nevada. Daar mag alles behalve geld meenemen. Mensen bouwen vreugdevuren, rijden er rond met vreemde voertuigen. Er is geen horeca, je moet zelf voor eten en drinken zorgen, en iedereen ruimt na afloop zijn eigen rommel op. Ook daar gebeurt iets met en tussen mensen.

Daarom is een van de aanbevelingen van mijn onderzoek: maak gewoon een stukje grond vrij met een leegstaand gebouw erop, waar mensen zonder commercieel doel iets mogen doen. Ik noem dat ‘bloeiplaatsen’. Is dat belangrijk? Ja. Het is belangrijk dat je niet alleen toeschouwer bent, maar dat je mag ‘zijn’. Dat je iets kan doen en daarmee andere mensen kunt inspireren. Daar word je als mens beter van.”

Volgende keer: Kees van Beijnum