Spring naar de content

De kleine anarchist

Waarin recalcitrante bejaarden beloond worden voor stiekeme stukkies.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Op 83-jarige leeftijd ontving H.J.A. Hofland afgelopen week in het Letterkundig Museum in Den Haag de versierselen behorende bij de P.C. Hooftprijs voor Beschouwend Proza. Dat Hofland als tweede Nederlandse journalist (na Simon Carmiggelt in 1974) de prijs zou krijgen, werd al op 13 december 2010 bekendgemaakt. In de jury zaten Henk van Os (voorzitter), Sijbolt Noorda, voormalig HP/De Tijd-recensent Jaap Goedegebuure, Groene-recensent Marja Pruis, aangevuld met de voorlaatste winnaar van dezelfde prijs, Abram de Swaan. Op de uitreiking waren hoofdzakelijk journalisten afgekomen, zoals hier VN-recensent Jeroen Vullings, tevens co-samensteller van de nieuwe vuistdikke Hofland-bloemlezing Bemande essays. Het was een onderonsje van VN, Groene en VPRO, plus een enorm contingent journalisten van NRC Handelsblad, met niet in de laatste plaats de nieuwe hoofdredacteur Peter Vandermeersch.

Waarna we toekomen aan het analytische gedeelte. Niemand onder de aanwezigen was jonger dan vijftig jaar. Hofland, zo moet men weten, is het favoriete speeltje van een generatie waartoe we onszelf nog net rekenen. Na ons houdt het op. Onze eerste kennismaking met de anarchistische kant van Hofland was 25 jaar geleden, toen we bij Propria Cures zaten. HJA was in die dagen medewerker, maar het bijzondere zat in de voorwaarden die hij had gesteld. Naar buiten toe zou hij ontkennen dat hij de stukjes zelf schreef. Wie ernaar vroeg, kreeg als vast antwoord: dat schrijven die rotjongens van PC zelf! In werkelijkheid tikte hij ze in de tijd van de baas, en haalden we wekelijks zijn kopij op in het NDU-gebouw aan de Kalverstraat.


In zijn boek De alibicentrale wordt naar analogie van dit geraffineerde schema een complete wereld verbeeld, en in Cicero Consultants deed hij daar nog een gitzwart schepje bovenop. Hofland is een kleine anarchist. Zijn ontslag als hoofdredacteur bij NRC Handelsblad was het gevolg van een uit de hand gelopen practical joke van grote schoonheid, waarover hij later zou zeggen: “Mijn lichaam was te klein voor alle voeten die me een trap na wilden geven.”

De zwakkere punten van onze anarchistische vriend Hofland zijn ons niet ontgaan. Toen hij voor de 86ste keer in een aflevering van Overpeinzingen een samenvatting gaf van de door hem bewonderde roman Ik heb altijd gelijk van W.F. Hermans, dachten we: ja, nu weten we het wel. En verdomd, bij de prijsuitreiking in het Letterkundig Museum deed hij het voor de 87ste keer. Ook lijkt het HJA op aanwijsbare momenten aan een moreel kompas te ontbreken. Om de al genoemde Willem Frederik Hermans te citeren: “Hofland vindt het fijn dat er wel twee stukjes van hem in [het supplement op Mandarijnen op zwavelzuur] staan! (-) Andere mensen hebben opgemerkt dat die twee stukjes op dezelfde dag zijn geschreven, terwijl in het ene stukje precies het tegenovergestelde staat van het andere stukje. De grote veelzijdigheid van Hofland blijkt daaruit.”