Spring naar de content

Een goed gesprek met Paul Haenen & Michael Raedecker

In het buitenland ben je beroemder dan in eigen land.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

“Dat idee heb ik niet. In 2009 kwam een tentoonstelling die in Londen opende naar Den Haag, en dat voelde als een enorme thuiskomst. Had ik totaal niet verwacht. Zelfs het NOS Journaal was er en zond op zaterdagavond om acht uur een reportage uit. Elke krant, elk tijdschrift heeft erover geschreven, en de tentoonstelling werd ook heel goed bezocht. Ook door mensen die normaal niet naar hedendaagse kunst gaan kijken. Dat was opzienbarend. Toch een beetje ‘de verloren zoon wordt weer ingehaald’. Dat idee.”

Heb je toen niet overwogen om toch maar in Nederland te blijven?

“Nee, het werkt goed als je er niet bent en soms weer eens aan komt fietsen.”

Je hebt de Rietveld Academie doorlopen. Op welk moment voelde je dat er zich internationale mogelijkheden zouden voordoen?

“Ik denk eigenlijk dat ik daar niet zo mee bezig was. Ik had op de Rietveld Academie mode gedaan, en aan het eind van die opleiding, toen ik stage liep in Parijs, realiseerde ik me dat dat toch niet mijn ding was, en dat ik wat anders moest gaan doen.”

Wat vond je het onprettige aan mode?

“Het was niet zozeer onprettig als gewoon niet mijn ding. Dat ik toen ben gaan schilderen, sloeg eigenlijk nergens op, want ik had nooit geschilderd. Ik was geloof ik 27.”

Als je de modeopleiding net hebt afgemaakt, is het dan niet verwarrend om te beseffen dat je iets anders wilt gaan doen?

“Er veranderde veel dingen op dat moment. Ik had ook een lange relatie gehad die toen eindigde. Het was een heel moeilijke, duistere tijd. Maar er zat ook een push in me, een gevoel dat het júist was, dat het goed zou komen. Aan de ene kant loop je wanhopig door je kamer, trek je de haren uit je kop, loop je te janken en weet je niet wat je moet doen, en tegelijkertijd is er die rust van: we gaan dat en dat doen en het komt wel goed. Een soort rare naïviteit en geloven in jezelf.”


Hoort een zekere naïviteit bij het kunstenaarschap?

“Ja, maar je kunt maar één keer je maagdelijkheid verliezen, terwijl je wel die onbevangenheid probeert te behouden. Tegelijkertijd komt er steeds meer ervaring bij. Kijk, als je je gaat gedragen als een vet, volgevreten iemand die toch alles al heeft meegemaakt, ja, dan houdt alles op. Er moet een hongerig gevoel blijven. Ik heb het idee dat ik nog steeds niks weet, dat er nog heel veel te leren is. En je bent zo goed als het laatste werk dat je hebt gemaakt. Er is geen garantie dat het nieuwe werk waar je aan begint net zo goed zal worden als het vorige, dus dat blijft een uitdaging. En soms is de accu wat leger dan op andere momenten en duurt het langer voordat je weer opgeladen bent voor een volgende prestatie.”

Maar je hebt wel het basisvertrouwen.

“Niet altijd natuurlijk. Een paar maanden geleden zat ik in een creatieve dip; dan ga je een beetje stoeien in het atelier, maar er komt niks uit. Dat zijn vreselijke momenten. Omdat je het idee hebt dat je er nooit meer uit komt. Maar als je er dan toch uit komt, realiseer je je ook dat het heel goed is om door zo’n fase heen te gaan, want je leert er enorm veel van.”

Een creatieve dip?

“Ja, een creatieve dip. Verder heb ik gelukkig geen last van depressiviteit. Niet meer dan anderen. Voor sommige kunstenaars is het kunstenaarschap bijna een mentale ziekte. Ze voelen zich een genie, maar zijn ook bijna krankzinnig. Ik heb het idee dat ik wat opgeruimder ben en in een kalmer vaarwater zit. Regelmatiger leef. Ik ben meer een nine-to-five kunstenaar. Niet iemand die tot diep in de nacht doorgaat omdat hij een bevlogen moment heeft. Ik ga naar mijn werk, mijn kantoor, en daar moet ik het doen. Ik blijf er enorm van genieten, maar ik weet dat ik het in die paar uur moet doen.”


Weet je nog het moment te herinneren dat je besefte dat het schilderen je terrein zou kunnen worden?

“Dat kan ik me nog heel goed herinneren. Ik lag in bed en probeerde in slaap te komen, en ineens had ik een eureka-gevoel. Dat was inderdaad een heel speciaal moment. Je komt uit de modewereld en ineens besluit je schilder te worden. Ik besloot schilderen te combineren met borduren, en dat was voor mij het startpunt. Ik had het idee: dit is mijn ding, dit is mijn bijdrage, dit is mijn handtekening. En ik hoop dat ik ook iets nieuws kan zeggen en maken.”

Dat moet een van de gelukkigste momenten in je leven zijn geweest.

“Dat was toen een mooi moment, maar ik denk dat het door de jaren heen nog mooier is geworden, omdat je achteraf beseft dat dat het beginpunt was. Net zoals het beginpunt in je leven. Wat is het eerste moment dat je je kunt herinneren? Hoe oud was je en waar was dat dan? Mijn eerste herinnering was dat ik naar buiten keek, dat het nogal donker was en ik een muur zag. Ik heb dat een keer tegen mijn moeder gezegd en die zei: ‘O ja, dat moet op de Droogbak zijn geweest; we woonden toen in een waardeloos huis, er kwam amper daglicht naar binnen en er was een binnenplaatsje waar je uitkeek op een blinde muur.’ Terwijl bij andere mensen de zon schijnt bij een eerste herinnering, was het bij mij donker en keek ik naar een blinde muur. Ik was waarschijnlijk tweeënhalf jaar oud.”

Op welk moment kwam je internationale doorbraak?

“Eigenlijk toen ik naar Londen ben gegaan. Na de Rietveld heb ik de Rijksacademie gedaan, en daarna dacht ik: misschien moet ik weg uit Amsterdam. Ik ben geboren in Amsterdam en ik woonde in Amsterdam, terwijl de meeste mensen die in Amsterdam wonen allemaal import zijn. Die komen naar de grote stad om daar te studeren of kunst te maken. Ik wilde ook naar de grote stad, en in het begin was die stad nog niet zo groot, Antwerpen, maar daarna werd het dus Londen. Dat was dé stad om als kunstenaar te wonen en te werken. En alle grote kunstenaars op dat moment, die hadden op MFA (Master in Fine Arts – PH) Goldsmith’s gezeten. Dus daar ben ik toelatingsexamen gaan doen. Je kon de opleiding in één jaar doen, en dat heb ik gedaan. Het was aan een universiteit, dus er moest ook veel worden geschreven; het had wel iets schools. Aan het eind van het jaar had ik mijn presentatietentoonstelling; daar kwam Charles Saatchi op af en die heeft bijna mijn hele tentoonstelling aangekocht. In die tijd was het zo dat als Saatchi iets kocht, iedereen dacht: wat is dat, wie is dat, dat moet wel iets zijn. Dat was dus mijn internationale doorbraak. Maar zullen we niet wat gaan eten?”


Ik vind het altijd lastig, eten en praten tegelijk. Maar de rubriek heet ‘Aan tafel’, dus gaat het ook over eten. Kook jij zelf?

“Ja, vrij veel. Hakken en snijden is lekker ontspannend als je terugkomt van het atelier. Mijn vriendin kookt niet, dus het is altijd aan mij om het eten op tafel te zetten. Maar we gaan soms ook wel uit eten.”

Waarom kookt zij niet?

“Ze kan het niet. Soms denk ik: je moet het gewoon doen. En met heel simpele dingetjes kan je toch iets heel lekkers op tafel zetten. Maar goed, zij doet andere dingen.”

Ze kookt helemaal niks?

“Ze kookt helemaal niks, nee. Als ze alleen is, gaat ze buiten de deur eten of pakt ze een pak soep.”

Waar ben je nu mee bezig?

“Aan mijn volgende solopresentatie in Londen, januari volgend jaar. Dat is nog ver weg, maar ik weet wel dat ik die tijd hard nodig heb om nieuw werk te maken. En het hopelijk allemaal af te krijgen. Je weet: dit is de expositieruimte en daar moet ik acht à tien schilderijen voor maken. Dat wordt een groep, een serie, waarvan ik nu nog niet weet wat voor relatie die werken met elkaar gaan hebben.”

Wat wordt het grootste struikelblok?

“Tijd. Ik heb het idee dat ik veel in het atelier ben, maar dat het soms erg langzaam gaat. Waardoor ik dus eigenlijk nog meer in het atelier moet zijn om hopelijk verder te komen. Mijn manier van werken is langzaam. Het schilderen en het borduren vooral is een heel langzaam proces. Daar heb ik voor gekozen. Ik ben geen Picasso die elke dag twee schilderijen kan maken. Ik maak er ongeveer één per maand.”

Heb je weleens het idee, als een schilderij af is, dat het toch niet klopt?


“Heel soms. Maar omdat het proces zo langzaam en intensief is en je er elke dag mee bezig bent, kun je zien dat het misschien in de verkeerde richting gaat, waardoor je het weer terug kunt sturen in de juiste richting.”

Nu zitten we hier te lunchen. Gaat dit nou van je werktijd af?

“Ja. Maar misschien kan dat ook weer heel inspirerend zijn. Als je het over jezelf hebt, creëer je weer afstand. Dat zijn soms goede momenten.”

Dan krijg je nieuwe inzichten.

“Niet bij iedereen. In de loop der jaren heb ik een aantal vrienden, kunstenaars, om me heen verzameld die ik soms uitnodig naar het atelier te komen om te laten zien waar ik mee bezig ben en te vragen wat ze ervan vinden. Mijn vriendin, zelf ook schilder, is mijn beste criticus; die heeft een heel stimulerende werking. Soms zit je er zo dicht bovenop dat je dingen niet meer ziet. En dan is goed als zij binnenkomt en zegt: dit gaat goed of dat gaat niet zo goed. En dan schreeuwen we een beetje tegen elkaar en denk ik na een tijdje: ze heeft gelijk.”

Je wordt wel eerst kwaad.

“Soms wel. Omdat iets toch van jezelf is en je weet waarom je iets op een bepaalde manier hebt gedaan.”

En dan zeg je: “Koken kan je ook al niet.”

“Precies.”

Dat is wel het mooie: dat je je tegenover haar kan uiten en dat ze je begrijpt.

“Zij begrijpt het, en ze kijkt ook met mijn ogen naar mijn werk. Dat blijft een regelmatige wisselwerking. En ook stimulerend. Ik heb het idee dat het het werk de laatste jaren heeft geholpen.”