Spring naar de content

Moet het ergste nog komen?

Er wordt wat afgeklaagd over het tijdperk waarin wij leven. We zouden te individualistisch zijn, ons leven te gejaagd. De natuur gaat eraan, met de Derde Wereld komt het nooit goed, politici zijn machtsbeluste demagogen… Onze welvaart, vrijheid en de stand van techniek worden dan gemakshalve vergeten. Als ik bijvoorbeeld mijn uitgangspositie vergelijk met die van mijn grootmoeder, kun je niet ontkennen dat er vooruitgang is. Onze rechten en mogelijkheden zijn veel beter gewaarborgd. Toch blijven de wereldproblemen onze aandacht op- eisen, de gedachte aan miljoenen die het slechter hebben. De Britse denker Roger Scruton vindt pessimisme dan ook iets positiefs, omdat het ons behoedt voor utopische toekomstverwachtingen, de veronderstelling de waarheid in pacht te hebben en het uit de weg gaan van consensus. Volgens de filosoof Karl Popper is juist optimisme een morele plicht: zonder een klein beetje hoop op verbetering, op de mogelijkheid tot het goede, wordt alles wat je doet automatisch zinloos. De vraag is deze keer: wat is er waar van de pessimistische geluiden over onze tijd?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

“Over het debat in Nederland ben ik pessimistisch. De heersende opvatting is dat je zwak bent als je kunt nuanceren, laat staan als je eens je ongelijk kunt toegeven. Dat is volstrekt onzinnig. Er wordt veel gescholden en te weinig wellevendheid getoond.

“Over de toekomst ben ik positiever. Ik denk alleen niet dat die toekomst in handen ligt van Nederland. Kijk naar de transformatie van China, hoe bijna een miljard mensen uit de armoede zijn gekomen en niet langer hoeven te leven van één dollar per dag.

“Idealiter brengt een democratie kansen voor iedereen, en het Westen is daarin verder dan andere samenlevingen. Maar het Westen raakt verwijderd van zijn ideaal. Vrouwen die voltijds werken, krijgen niet de kansen die ze verdienen. Geert Wilders steekt venijnig de kop op, en dat wordt zomaar geaccepteerd. Ik hoop dat we iemand vinden die leiding geeft aan een meritocratische samenleving, waarin het niet van belang is waar je vandaan komt, maar wat je kunt. Een Chinees gezegde luidt, in goed Engels: May you live in interesting times! Eigenlijk heeft dat een negatieve implicatie. Maar ik zou het als positieve wens willen zien: we gaan interessante tijden tegemoet.”

“Ik ga niet mee met het doemdenken over deze tijd en over het zogenaamd ‘doorgeslagen’ individualisme. Individualisering is juist een van de meest positieve ontwikkelingen die ooit hebben plaatsgevonden. Het houdt in dat mensen zelf mogen beslissen over de belangrijke zaken in hun leven. Dat is altijd toegenomen, maar nooit in een constant opgaande lijn. In de twintigste eeuw hebben we enorme inzinkingen gekend: binnen het fascisme, nazisme, communisme en in theocratieën als Iran werd de mens ondergeschikt gemaakt aan volk, Führer of heilige tekst. Toch is het individualisme verder doorgebroken. Mei 1968 is daarin zeer belangrijk geweest. Dat was de tijd van secularisering, van de strijd tegen segregatie van zwarten, de strijd voor vrouwenrechten en later ook homorechten.


“Individualisme betekent dus recht op zelfbeschikking. Niets negatiefs. Het heeft ook niets te maken met egoïsme. Egoïsme betekent dat je ten koste van alles, zelfs van een ander, dingen in je eigen voordeel doet. Zulk gedrag moet worden afgekeurd of bestraft.

“Rond het jaar 2000 heerste een enorm optimisme, maar door terreuraanslagen, de opkomst van China, de financiële crisis en migratie is er meer angst en onzekerheid ontstaan. Populistische partijen spinnen daar garen bij en moedigen die angst aan.

“Er is niet te veel, maar te weinig individualisme. Het blijft wereldwijd de belangrijkste strijd. Nu accepteren ook mensen in Noord-Afrikaanse landen niet langer dat despoten de beslissingen nemen die cruciaal zijn voor hun levens. De Verenigde Naties hebben besloten om Kadhafi voor het Internationaal Strafhof te brengen. Het is een stapje in de richting van wat Immanuel Kant schreef: zum ewigen Frieden.”

“In het laatste kwart van de negentiende eeuw was de decadentie een belangrijke literaire stroming. Vanuit weerzin tegen onder andere geldzucht zochten veel schrijvers hun toevlucht in esthetiek en het najagen van hun genoegens. Als tegenreactie werd er geklaagd dat ze te egoïstisch waren. Ook nu hoor je kritiek op mensen die er ‘maar op los leven’. Ik zie dat zelf vooral als een fase in iemands leven. Als je jong bent, ben je vaak vooral bezig met jezelf en met plezier; naarmate je ouder wordt, ga je meer op zoek naar verbondenheid en verdieping. Veel topmanagers storten zich aan het eind van hun carrière op goede doelen, zodat er in hun leven een ontwikkelingsgang plaatsvindt – dezelfde als in de maatschappij.


“Het verschil met de negentiende eeuw is dat decadentie toen een zaak van de elite was, en dat nu het hele volk meedoet. Daar heeft de elite weer kritiek op, alsof ze anderen hun plezier misgunnen. De media versterken het gevoel dat we allemaal decadent en plat zijn, bijvoorbeeld met een programma over een stel Hagenezen op een vakantie-eiland. Als ik naar de jongeren in mijn omgeving kijk, vind ik het juist meevallen. Er speelt vaak veel in hun leven op het gebied van werk, studie en relaties, en ze steunen elkaar en hun ouders veel.

“Decadentie is niet hetzelfde als individualisme. Ik ben groot voorstander van het kunnen maken van je eigen keuzes en het onwikkelen van een authentieke persoonlijkheid. We moeten dit dus niet op één hoop gooien.

“Er zijn ook ontwikkelingen waar ik pessimistischer over ben. We worden overstelpt door nieuwe media en voelen de neiging om tig keer per dag onze mail, Facebook of Twitter te checken. Het wordt bijna bijzonder om vijf uur achter elkaar geconcentreerd een boek te lezen.”