Spring naar de content

‘Een gebouw hóeft geen kubus te zijn’

In Amerika geniet ze faam als cutting edge architecte, in haar vaderland is Winka Dubbeldam minder bekend. Door omstandigheden bleef ze hangen in New York, waar ze een vliegende start maakte. Het ‘binnenwerk’ helpt haar nu door de crisis. ‘Rem en ik hebben het interieur van het Nederlands Architectuurinstituut ontworpen.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Pauline Bijster

De Amerikaanse Esquire schaarde haar onder the best and brightest in het Genius Issue, maar in eigen land is architecte Winka Dubbeldam (1966) een stuk minder bekend. Vanuit haar eigen bureau in Manhattan, Archi-Tectonics, werkt ze aan internationale projecten en tentoonstellingen, ze geeft les aan Columbia University en ze is external examinator aan de Architectural Association, dé school voor architectuur in Londen. Dat ze precies maakt waar ze zin in heeft en de grenzen van technologische mogelijkheden opzoekt, bezorgde haar de reputatie van cutting edge architecte. Voor de presentatie van haar boek Archi-Tectonics was ze in Amsterdam. Een paar dagen daarvóór werd nog bekend dat ze de eerste prijs had gewonnen voor het ontwerp van drie torens in de Rotterdamse Maashaven. Daarnaast was haar werk begin juni nog te zien op de Arnhemse Mode Biënnale.

Aan de Mode Biënnale werkten verscheidene architecten mee: Rem Koolhaas voor Prada, Benthem Crouwel voor Iris van Herpen en u voor Siki Im. Wat was het idee achter uw ontwerp?

“We hebben een enorme installatie gebouwd. Van een patroon van een van Siki’s colberts hebben we met een animatieprogramma een driedimensionale variant gemaakt. Die is vervolgens bekleed met een stof die is geïmpregneerd met beton. De stof ziet eruit als dik vilt, maar als het vochtig wordt verandert het in beton. Het had iets weg van een enorme knuffelolifant.

“Siki was stagiair bij Archi-Tectonics rond 2001, toen we aan het World Trade Center Project werkten. Daarna is hij de mode in gegaan. Vorig jaar kwam hij langs met de vraag of ik niet iets met hem samen wilde doen.”


Wat was dat World Trade Center Project precies?

“Nadat de Twin Towers waren ingestort, vroeg de Max Protetch Gallery in New York tachtig internationale architecten om een voorstel voor een nieuw World Trade Center. Ik twijfelde eerst of ik mee wilde werken. Toen die torens vlak voor mijn neus bezweken, dacht ik niet: er gaat nu architectuur verloren, maar: er zitten mensen in! Om naar aanleiding van die gebeurtenis werk te promoten, vond ik lastig. Op voorwaarde dat ik compleet vrij zou mogen werken, heb ik uiteindelijk meegedaan. We ontwierpen geen maquette, maar een computerspel. Bezoekers konden zelf variabelen invoeren, waarbij ze moesten nadenken over wat zij belangrijk vonden voor de stad. De gevolgen van hun keuzes werden na een druk op de knop gevisualiseerd, waarna het beeld na een paar seconden weer naar zijn oorspronkelijke vorm sprong. We hadden er in totaal 81 scenario’s in gestopt. Het idee was: hoe een stad groeit, wordt niet bepaald door architecten, maar door omstandigheden. Later is het spel op de Biënnale in Venetië getoond.”

Wat vindt u trouwens van het ontwerp van Daniel Liebeskind voor het nieuwe WTC?

“Met zijn ontwerp hebben ze uiteindelijk helemaal niets gedaan. Best pijnlijk. De projectontwikkelaar was voor nieuwe torens namelijk allang in zee gegaan met SOM, een groot corporate architectenbureau. Maar de bewoners van de stad wilden dat er een prijsvraag uitgeschreven zou worden. Liebeskind heeft die gewonnen. Maar vrij snel daarna is de opdracht teruggegaan naar SOM. Zij zijn al bezig met World Trade Center nummer zeven. Nu zijn er wel wat meer internationale architecten bij betrokken, zoals de Spaanse Santiago Calatrava voor het metrostation. Maar met het ontwerp van Liebeskind heeft het niets te maken. Jammer voor de stad – dit was een enorme kans. De skyline van New York is overal rond de zestig verdiepingen hoog. Het oude WTC telde honderd verdiepingen; dat gaf een spannend beeld. De nieuwe torens zijn rond de tachtig, een middenweg. Niet spannend.”


Hoe lukte het u om door te breken in New York?

“Ik zeg altijd: ik ben vergeten terug te gaan. Ik wilde blijven zolang het leuk of interessant was. Het werken voor Peter Eisenman was bijvoorbeeld niet echt leuk, het was een soort commandotraining in architectuur. Die man is keihard. Maar wel eerlijk. Door dat werk kreeg ik een visum. Het leven wordt vaak bepaald door dingen buiten jezelf. We hadden bij Peter net vijf grote opdrachten in Duitsland toen de Berlijnse Muur viel, waardoor ze stuk voor stuk werden uitgesteld of afgelast. Ik vroeg twee maanden vrij, voor een tentoonstelling en een prijsvraag. Een maand later ging Eisenman failliet. Ondertussen had ik zelf een opdracht gekregen voor het ontwerp van een galerie op Broadway. Zo begon ik in 1994 mijn eigen bureau, Archi-Tectonics. Ik ontwierp de binnen- en buitenkant van Cristine Rose in Soho. Dat was goed: toen had ik iets gebouwd in New York. Niet echt een gebouw, maar toch. Daarna kreeg ik de opdracht voor een huis van Frederique van der Wal (een voormalig Nederlands model – red.) in upstate New York. En meteen een boek. En een tentoonstelling in het MoMA. Het ging heel snel.” U vertelt het alsof het per ongeluk ging.

“Ja, sommige dingen gebeurden gewoon. Twee weken na het failliet van Eisenman werd me gevraagd of ik les wilde geven op Columbia University – er was toevallig iemand uitgevallen. Maar na die snelle start is het vijf jaar langzaam gegaan. Ik moest hard werken om gebouwen te krijgen en een naam op te bouwen. Er zijn twee manieren waarop dat daar kan: je neemt elke opdracht aan om zo veel mogelijk geld te verdienen, óf je gaat lesgeven, waardoor je bureau min of meer financieel onafhankelijk is. Dat heb ik gedaan. Op die manier kun je de opdrachten zorgvuldig kiezen en je eigen richting bepalen. En dan komen op de lange termijn mensen hopelijk zelf naar je toe. Dat duurt even, maar het is wel gelukt.”


U heeft uw eigen richting gezocht, zei u net. Hoe zou u die omschrijven?

“De functie van een gebouw is heel belangrijk. Stel dat je een huis ontwerpt: kijk er dan naar alsof je nog nooit een huis hebt ontworpen. Wat zou een nieuwe manier kunnen zijn? Veel huizen zijn inefficiënt en ongeïnspireerd gebouwd. Een mensenlichaam heeft niet de vorm van een kubus, waarom zou een gebouw er dan wel zo uit moeten zien? Verstaan we onder ‘simpel’ een rechthoek, of iets wat op een preciezere manier is ontworpen? Meer organisch? Een auto is bijvoorbeeld veel efficiënter op ons lichaam gebouwd. De stoelen zitten comfortabel, de ramen kunnen naar beneden. Wij kijken voor het vernieuwen van architectuur veel naar auto-ontwerpen. En ik probeer nieuwe verbanden te leggen tussen ruimtes.”

Waar bent u het meest trots op?

“Dat ik eindelijk het huis van mijn ouders heb kunnen bouwen, in het oosten van Nederland. Het is prefab, in drie dagen stond het er. En het is duurzaam, met zijn groene daken, vloerverwarming, passieve zonne-energie en goede isolatie. Archi-Tectonics doet veel aan ‘groen’ bouwen.”

Duurzaam bouwen ligt u na aan het hart?

“Misschien komt dat door mijn afkomst. In Nederland heerst toch meer het bewustzijn dat we zuinig moeten zijn met bronnen. In het eerste gebouw waar ik in New York woonde, kon de verwarming niet uit. ‘s Winters werd het er zo heet dat de ramen open moesten. Je kunt in de Verenigde Staten ook geen normale hoogrendementsboiler bestellen. Amerika loopt op dat vlak gigantisch achter. Ik ging automatisch een soort anti-reactie tegen die Amerikaanse verspilling vertonen.”


Waarom heeft u nog geen grote projecten in Nederland gedaan?

“We zijn wel uitgenodigd voor een paar prijsvragen. De eerste keer werd ik gediskwalificeerd – misschien waren we te wild, haha! De tweede keer hebben we nét niet gewonnen. Het winnende ontwerp was ook goed. Heel degelijk. Zojuist hebben we gewonnen. We gaan drie torens bouwen aan de Maashaven in Rotterdam.”

Dirk van den Heuvel, docent aan de TU Delft, zei over u: “Ze was te ambitieus voor Nederland.” Klopt dat?

“Misschien. Ik was zo geïntrigeerd door New York, door de omvang, de energie van de stad. Een Nederlandse vriendin die me hier kwam opzoeken zei: ‘In Nederland leek je wel een workaholic, maar hier lijk je normaal.’ Ik ben gewoon gefocust op Amerika. We hebben er nu zes grote gebouwen gemaakt en een prijsvraag gewonnen voor duurzame woningbouw op Staten Island. Op dit moment zijn we bezig met een groot hotel van een Aziatische hotelketen. Er komt een restaurant in van de Parijse Robuchon-groep en een spa uit Londen. Een gepassioneerde groep mensen. De chef komt speciaal over uit Parijs om te vertellen hoe hij de keuken wil hebben. En we doen een liefdadigheidsproject in Liberia in de vorm van een weeshuis.”

Hoe komt zo’n project van de grond, in tijden van recessie?

“We hebben er twee jaar over gedaan voordat we het geld bij elkaar hadden. De recessie heeft enorm hard toegeslagen in New York. Maar ik heb net een sponsor gevonden. En we hebben enorm veel gekregen: vliegtickets, zonnepanelen, noem maar op. Als je ergens enthousiast over bent, reageren mensen daar op. Het weeshuis is verder ontworpen zoals we elk gebouw zouden willen ontwerpen. Alleen staat dit in de tropen.”


Moest het ook mooi zijn?

“Het ziet eruit als een grote cocon. Eigenlijk net zoiets als die knuffelolifant op de Mode Biënnale in Arnhem.”

U neemt ook design en interieur voor uw rekening. Is dat niet een heel ander vak?

“Niet echt. Als je in Amerika niét het interieur doet, komt er een decorator langs. En dat is eng. Ik vind het leuk om zelf sferen te maken. Om terug te komen op de auto: de buiten- en binnenkant worden ook niet door verschillende mensen ontworpen. De binnenkant van een gebouw kun je als voering zien in plaats van iets wat aangeplakt is. Bovendien, een interieur is snel klaar, de totstandkoming van een gebouw kan zomaar vijf jaar in beslag nemen. Tijdens de crisis heb ik veel interieurs gedaan voor vrienden, voor John Legend bijvoorbeeld (een R&B-zanger -red.). Dat was heel leuk. En met Rem Koolhaas heb ik het nieuwe interieur van het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam bedacht. Dat is ook de crisis, hè? Rem en ik die interieurs doen.”