Spring naar de content

Fataal gebrek

De juridische wereld staat bol van de opmerkelijke karakters. In het debuut van een advocaat worden ze op overtuigende wijze neergezet.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Een paar jaar geleden kreeg ik een e-mail die al een paar keer was doorgestuurd. Het oorspronkelijke bericht was van een pas afgestudeerde aspirant-advocaat aan een kennis bij een gerenommeerd advocatenkantoor. Of de kennis een goed woordje voor hem wilde doen. Een familiair, beetje ballerig toontje, een paar lompe denigrerende grappen, weinig aan de hand verder – ware het niet dat de e-mail naar het verkeerde adres was gestuurd. De ontvanger was niet te beroerd om de mail aan zijn halve adresboek door te sturen, en binnen een kwartier kon juridisch Nederland – en een heleboel mensen daarbuiten – meegenieten.

In Het proces van de eeuw, de debuutroman van advocaat Christiaan Alberdingk Thijm, overkomt de hoofdpersoon ook zoiets. Om het nog iets gnanter te maken, heeft Alberdingk Thijm er een seksuele draai aan gegeven. Hoofdpersoon Eppo Boetselaar stuurt een mail aan een jonge advocaat-stagiaire met wie hij een wilde nacht heeft gehad. Hij vraagt of een bepaalde positie op haar kantoor nog vacant is, en voegt er in een overmoedige bui een aantal expliciete regels aan toe. Die regels hoeven hier niet herhaald te worden. Het volstaat om te zeggen dat Boetselaar sinds de mail door het leven gaat als ‘de ballenjongen’.

Het is een actie die de hoofdpersoon perfect typeert. Hij paart opportunisme aan slordigheid, en het is vooral dat laatste waardoor hij zichzelf telkens in de problemen brengt. Aristoteles had het in zijn Poetica over ‘hamartia’, de tragic flaw waar de held aan onderdoor gaat. Boetselaars tragic flaw is uiteindelijk slordigheid.

Een reguliere stage bij een fatsoenlijk kantoor zit er na de mail niet meer in. Maar via een omweg, stomtoevallig, komt Boetselaar vrij snel terecht bij Schwaab & Helvoeth, het grootste en deftigste advocatenkantoor van Nederland. Dankzij nog een paar mazzeltjes schopt hij het tot rechterhand van Helvoeth, een van de twee grote bazen. Rechterhand betekent in dit geval: al het vuile werk opknappen. Of eigenlijk, al het werk opknappen, vuil of niet – alles behalve het pleiten zelf. Boetselaars status op het kantoor stijgt, maar de werkdruk stijgt nog sneller. En dan begint hij pas echt fouten te maken.


Het is geen grote verrassing dat Alberdingk Thijm, zelf succesvol advocaat, een overtuigende inkijk biedt in de juridische wereld, en alles wat daarbij hoort: hielenlikkerij, nietsontziendheid, gecompliceerde wetsartikelen – en een hoop proleten. Verrassender is dat de schrijver zeldzaam levensechte personages weet te scheppen. Van de narcistische fat Helvoeth tot de paniekerige hoofdpersoon, stuk voor stuk overtuigen ze – ondanks, of misschien wel dankzij, hun karikaturale trekjes.

Eppo Boetselaar is eerder meelijwekkend dan sympathiek. Niet het soort karakter dat je graag aan je vriendenkring zou toevoegen (dat hij nauwelijks sociale contacten heeft, komt niet alleen maar door de hoge werkdruk op kantoor). Toch leef je met hem mee, gun je hem eerst zijn doorbraak en later zijn eerherstel, en blijf je hopen dat hij één keer de juiste beslissing zal nemen.

Zijn misstappen zijn begrijpelijk, logisch zelfs, gegeven zijn karakter en de zenuwslopende omstandigheden. En dat hij niet hoofdzakelijk advocaat wil worden uit idealistische overwegingen, maakt zijn ambitie alleen maar geloofwaardiger.

“Een BlackBerry, ik zou een BlackBerry krijgen!” denkt hij als hij bij Schwaab & Helvoeth aan de slag mag. En direct daarna (let op de volgorde): “Ik zou een echte advocaat worden. Schepen aan de ketting leggen, sommatiebrieven sturen, pleiten. Misschien zou ik wel een eigen zaak krijgen.”

Ook de intelligente opbouw draagt bij aan je medeleven en je begrip. De roman begint in de tegenwoordige tijd. Boetselaar heeft een ramp veroorzaakt en zijn eigen gat gegraven, leren we binnen een paar pagina’s. Wat er precies is gebeurd wordt langzaam onthuld in flashbacks. Af en toe keren we terug in het heden – waarin Boetselaar ook al de duimschroeven krijgt aangedraaid. Van twee kanten word je nieuwsgierig gemaakt.


Er blijven een paar losse eindjes over. Dat lijkt geen bewuste keuze. Met name de subplots over Boetselaars ouders en een wat schimmige dokter komen niet helemaal uit de verf. Het lijkt alsof de schrijver nog niet helemaal vertrouwde op de overtuigingskracht van zijn hoofdpersoon, en hem voor de zekerheid een problematische familieachtergrond heeft meegegeven – verplichte psychologische duiding, zeg maar. Althans, zo voelt het aan.

De stijl staat in dienst van de plot en de karakters. Functioneel, zonder saai te worden, af en toe springt er een vermakelijke observatie uit. Er is hoogstens iets aan te merken op de beeldspraak. Rake vergelijkingen worden vrij regelmatig afgewisseld met afgezaagde beelden: “wij (-) waren aan elkaar overgeleverd, verknocht als macaroni en kaas.”

Maar het zou flauw zijn om daar te lang bij stil te staan. Die tijd geeft Alberdingk Thijm je trouwens ook niet. Vanaf het onheilspellende begin tot het krachtige slot houdt hij je in de greep. Het proces van de eeuw zou weleens het debuut van het jaar kunnen worden.

Christiaan Alberdingk Thijm: Het proces van de eeuw. Lebowski, € 17,90. Ook verkrijgbaar via ako.nl.