Spring naar de content

Syrië staat er alleen voor

Hoe uitzichtlozer de situatie in Syrië, hoe harder de internationale gemeenschap de schijn probeert op te houden dat ze naar een oplossing zoekt. Die er helaas niet is. Tien pogingen op een rij.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Laat er geen misverstand over zijn: de leider van de Arabische Liga, Nabil al-Arabi, wil heus óók dat de Syrische president Bashar al-Assad zo snel mogelijk stopt met het uitmoorden van zijn eigen bevolking. Dialoog is de enige oplossing om een eind aan het geweld te maken, zei hij recentelijk nog. Alleen: al-Arabi is een Egyptenaar, en zowel Egypte als Syrië behoort tot de permanente leden van de Arabische Liga. Deze club van 22 Arabische landen is in 1945 opgericht om de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen. Lees: de economische samenwerking. Want voor mensenrechten heeft de Arabische Liga weinig oog. Al-Arabi zei zelfs te geloven dat Syrië ‘in een nieuwe fase is beland’. “Het land is op weg naar aanzienlijke hervormingen.”

Iedere week uiten gezagheb- bende personen hun ‘groeiende bezorgdheid’ over de situatie in Syrië. Maar hoe daadkrachtig de woorden ook klinken, ze zijn aan dovemansoren gericht. Dat dwingt Barack Obama om een dezer dagen (voor het eerst) het aftreden van Assad te eisen, stellen diverse media. De Amerikaanse president komt, na het almaar oplopende dodental in de Syrische steden, niet langer weg met het argument dat het aanblijven van Assad noodzakelijk is om de geopolitieke stabiliteit te waarborgen. Dat de oproep tot aftreden bij de Libische leider Kadhafi een stuk sneller klonk, is niet zo gek: in Libië bieden de uitgestrekte olievelden de garantie dat de oorlogskosten vroeg of laat worden terugbetaald. Syrië heeft aanzienlijk minder olie. Bovendien zijn de Amerikanen niet actief op de Syrische oliemarkt.

De oliehandel opschorten Met sancties valt geen oorlog te winnen, zo is pijnlijk duidelijk geworden. Maar het moet gezegd: de Verenigde Staten hebben vorige week de aanzet gegeven tot een doeltreffende maatregel: het bevriezen van de tegoeden van de staatsbank Commerciële Bank van Syrië, zijn Libanese dochter en die van de invloedrijke telecomgigant Syriatel. Buitenlandminister Hillary Clinton riep de Europese landen op om het Amerikaanse voorbeeld te volgen. Dat zou directe gevolgen hebben voor de handel in olie, het belangrijkste exportproduct van Syrië (waarmee 28 procent van de staatskas wordt gevuld). Maar de Europese bedrijven die op de Syrische oliemarkt actief zijn, zoals het Franse Total en het Nederlands-Britse Shell, zien dit niet zitten. Naar eigen zeggen omdat het alleen maar nadelig zou uitpakken voor de Syrische bevolking. Maar volgens de Syrische oppositie wordt de bevolking juist getroffen doordat de oliewinst wordt gebruikt om het geweld tegen de bevolking mee te financieren.


De twee (weinig vruchtbare) pogingen om tot een resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te komen, zijn mislukt. Rusland en China, permanente leden van de raad, spraken hun veto uit, vanwege hun economische belangen in de regio en problemen met weerspannige bevolkingsgroepen in eigen land. De Veiligheidsraad kwam daardoor niet verder dan een ‘voorzittersverklaring’. Die houdt in dat vijftien landen instemden met de veroordeling van ‘grootschalige schendingen van mensenrechten en het gebruik van geweld tegen burgers’. Nogal loze woorden. Een nieuwe VN-resolutie misschien? Dat zit er niet in. Rusland heeft duidelijk partij gekozen voor het regime in Damascus en verdient, net als Iran, dik aan de handel in wapens met het Syrische regime.

Vergeet het maar. In de woorden van de Britse minister van Buitenlandse Zaken, William Hague: “Dat behoort in de verste verte niet tot de mogelijkheden, zelfs niet als we daar voorstander van zouden zijn, wat we niet zijn.” Militair ingrijpen geldt als het worstcasescenario, zowel geografisch (Syrië ligt naast het tot de tanden bewapende Israël) als materieel als financieel (de geldpot is na Afghanistan, Irak en Libië leeg).

De Turkse premier Erdogan, die een 850 kilometer lange grens en een gezamenlijke Ottomaanse geschiedenis deelt met Syrië, zou zijn buurman wel even een rake oorveeg kunnen uitdelen, zo werd gehoopt. Maar de vriendschap tussen de twee is zo goed als voorbij. De Syrische president heeft alle adviezen van Erdogan (waaronder: ”Trek je les uit wat er in de regio is gebeurd”) smalend in de wind geslagen. Ook het bezoek van de Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Ahmet Davutoglu, aan Damascus mocht niet baten. Assad kondigde aan door te blijven gaan met het ‘vervolgen van terroristische groepen om de stabiliteit van de natie te garanderen en de veiligheid van de burgers te waarborgen’. Ondertussen wordt de militaire druk aan de Turkse grens opgevoerd, maar zolang de binnenlandse veiligheid van Turkije niet in het geding komt, is de kans dat het Turkse leger daadwerkelijk ingrijpt nihil.


Nu de Syrische president volgens prominenten uit de internationale gemeenschap zijn legitimiteit als leider heeft verspeeld, zou het een logische gevolgtrekking zijn dat Assads afgezanten in het buitenland, de Syrische diplomaten en ambassadeurs, ook hun legitimiteit hebben verloren. Zij kunnen dus terug naar Syrië. Niet zozeer een effectieve, maar wel een symbolische stap.

De streng gecensureerde Syrische media zorgen voor een tweeledig probleem. Enerzijds is het grootste deel van de bevolking geïndoctrineerd door de staatspropaganda die via de media wordt verspreid. Anderzijds zijn tegenstanders van het regime als de dood om acties via internet te organiseren. Vrij gebruik van het web valt niet af te dwingen, maar internet in a suitcase zou een stap in de goede richting zijn. Het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken investeert 2 miljoen dollar in deze onopvallende koffers, die makkelijk repressieve landen kunnen worden binnengesmokkeld. Met de inhoud kan via Amerikaanse en Europese satellieten een verbinding met het wereldwijde web gemaakt worden.

In Egypte en Tunesië kreeg de revolutie vleugels toen het leger overstapte naar de demonstrerende bevolking. Zo ver is het in Syrië nog lang niet. Het leger zit vol met prominenten uit de alawietengemeenschap, een minderheid waarvan ook de familie Assad deel uitmaakt. Ze zullen hun leider niet snel verraden, vooral uit angst voor hun eigen positie. Dat obstakel zou uit de weg kunnen worden geruimd door de legerleiders en hun kornuiten de garantie te bieden dat ze, na de val van het regime, niet worden geëxecuteerd of vervolgd. Die tactiek heeft haar succes bewezen bij de afschaffing van het Zuid-Afrikaanse apartheidssysteem.


Dat klinkt onverkoopbaar, maar het is tegelijkertijd de meest reële optie. Uiteindelijk zijn de vele burgerslachtoffers ‘nodig’ om meer demonstranten op de been te brengen. Pas als de demonstrerende massa zo groot wordt dat het leger die niet meer in de hand kan houden, ligt de val van het regime binnen handbereik. De internationale gemeenschap kan dat proces hoogstens stimuleren, bijvoorbeeld door internetkoffertjes te sturen, of door met een olieboycot te zorgen dat het regime… Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Eigenbelang telt zwaarder dan de vele burgerslachtoffers die in Syrië vallen, is de bittere conclusie. De Syrische bevolking staat er, helaas, alleen voor.