Spring naar de content

Nederland verzuipt in het schulden moeras

Een gezamenlijk inkomen van vierduizend euro per maand, een riante koopwoning en… een traject bij de schuldhulpverlening. Hoe steeds meer modale gezinnen diep in het rood zinken.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Karen Geurtsen

‘Noem ons maar Henk en Ingrid. Er zijn er namelijk velen zoals wij.” We zitten in een royale hoekwoning in een groene buitenwijk van Tilburg en drinken oploskoffie uit gele bekers. Tweeverdieners Henk (43) en Ingrid Schutters (39)* zijn bereid om hun financiële sores (83.000 euro schuld) met HP/De Tijd te delen, maar dan wel anoniem.

Het begon vijf jaar geleden met een fout van de belastingdienst, vertelt Henk. “Wij hadden zorgtoeslag en kindertoeslag aangevraagd en die ook een paar jaar lang ontvangen, toen de Belastingdienst dat geld opeens terug wilde zien. We hadden er bij nader inzien geen recht op, volgens hen. Onze belastingman had de formulieren verkeerd ingevuld.”

Of ze dus even een paar duizend euro wilden ophoesten. Ze gingen naar hun eigen bank om dat geld te lenen, maar die wilde hun geen krediet geven. “We hadden drie hypotheken op ons huis afgesloten, via DSB. Omdat we na de tweede aan onze taks zaten, was die derde hypotheek in werkelijkheid een consumptief krediet van 40.000 euro, zo bleek; een ‘slimmigheidje’ van DSB. Hypotheken worden niet aangemeld bij het Bureau Krediet Registratie in Tiel, maar kredieten wel. De bank had dat gezien en vond het blijkbaar niet verantwoord om ons daarbovenop nog extra geld te lenen.”

Omdat ze toch een oplossing moesten vinden, belden ze een vage kredietmaatschappij. Ingrid: “Mister Credit heette dat bedrijf. Die wilden ons wel geld lenen, maar drongen erop aan dat we meer leenden dan noodzakelijk. ‘Leen nou maar het maximum, dan krijg je een lagere rente’ en ‘Straks kan het niet meer’, zei de verkoper. Omdat we onder tijdsdruk stonden, hebben we – heel stom – ingestemd.”


Crisisbezuinigingen bij Henks werk-gever maakten daarna dat zijn nachtdiensten kwamen te vervallen, waardoor het gezin er zeshonderd euro per maand op achteruitging. Nu hun uitgaven hoger waren dan hun inkomsten werden de Schutters gedwongen elke maand hun krediet aan te spreken. Met een kredietlimiet kan het dan kennelijk net zo gaan als met een pak koekjes. Als het toch al half leeg is, denk je: nu kan ik het net zo goed helemaal opmaken.

En zo ging Ingrid ‘troostkopen’. “Eigenlijk kon ik dan bijvoorbeeld geen nieuwe schoenen kopen, maar dan dacht ik: ach, wat maakt die vijftig euro extra nu nog uit? Of dan kwam onze zoon thuis met verhalen dat andere kinderen een weekend weggingen of cadeautjes kregen en of zij niet ook… en dan wil je geen nee zeggen. Eén ritje naar de bank en alles kan weer. Eventjes.”

Zo modderden de Schutters een hele tijd aan, totdat ze eind vorig jaar drie maanden achterliepen met de hypotheek. Ingrid: “We hebben eerst nog geld van mijn vader geleend, maar het werd steeds erger. Ik heb er enorme stress van. Ik begrijp niet waar we het geld allemaal aan uitgeven. We doen niks geks. Alle reclamefolders gaan linea recta de kliko in. Maar DSB blijft de rentes maar verhogen.” DSB mag dan failliet zijn, de ooit gesloten leningen moeten – helaas voor de Schutters – wél worden terugbetaald.

Eigenlijk moeten ze nu hun huis verkopen. “Dat willen we ook wel, maar het lukt niet. Sommige huizen in deze wijk staan al drie jaar te koop. Bovendien zitten we met een restschuld als we het onder deze marktomstandigheden van de hand doen.”


Van de schuldhulpverlening hebben ze nu de opdracht een kasboekje bij te houden. “Deze maand is er 5000 euro uit gegaan, inclusief ons vakantiegeld. En dan hebben we niks speciaals gedaan naast de vaste lasten. Boodschappen bij de Albert Heijn, spullen voor de huisdieren, benzine, sigaretten, twee cadeautjes voor kinderverjaardagen, een brommertje voor Henk omdat we de auto weg moesten doen en hij toch naar zijn werk moet komen, de naschoolse opvang, de bankgiroloterij… O ja, en de annuleringskosten voor de vakantie.”

De Schutters zijn zomaar een voorbeeld dat Joke de Kock, voorzitter van de landelijke vereniging voor schuldhulpverlening (NVVK) en manager van de regio Tilburg, deze week voorbij zag komen. “Ze kwamen hier met een schuld van 83.000 euro en de mededeling dat ze het niet meer konden bolwerken,” vertelt De Kock op haar kantoor. “Meteen daarachteraan meldden ze doodleuk dat de zomervakantie naar Spanje al geboekt was. En dat ze zouden gaan, want ja, het was toch al betaald. Daar hebben we natuurlijk een stokje voor gestoken.”

Een uitzonderingsgeval kan De Kock het helaas niet noemen. Waar vijf jaar geleden alleen mensen met een inkomen van maximaal 120 procent van het so-ciaal minimum zich bij schuldhulpverlening meldden, heeft een op de twee mensen in haar bestand inmiddels een modaal inkomen (32.000 euro per jaar). Een kwart zit zelfs boven modaal. Daarmee moet toch prima rond te komen zijn? Hoe ontstaan die enorme schulden dan?

De Kock heeft wel een idee. “Twintig jaar geleden werkten we omdat het huis betaald moest worden. Nu werken we voor de leuke dingen. We vinden dat we daar recht op hebben. Of het wel of niet financieel mogelijk is, is een tweede.”


Tegelijkertijd houden we dit jaar, net als in 2010, minder geld over. De salarissen zijn wel iets gestegen, maar de inflatie nog meer, dus per saldo gaan we erop achteruit.

“In de vorige jaren hebben de overheid en ondernemers de effecten van de crisis ondervonden. Nu zijn de huishoudens aan de beurt,” bevestigt Michiel Vergeer van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In mei dit jaar registreerde het CBS een inflatie van 2,3 procent, het hoogste cijfer in tweeënhalf jaar tijd.

Deze mindering in koopkracht kan niet anders dan ten koste gaan van de ‘leuke dingen’.

Aan onze vaste lasten valt namelijk nauwelijks te tornen. De Kock: “Vaak hebben mensen niet eens door hoe hoog hun maandelijkse lasten zijn. Kijk maar eens wat je per maand afschrijft aan vanzelfsprekende zaken: hypotheek, verzekeringen, auto, internetaansluiting, mobiele telefoons, gemeentelijke heffingen en ga zo maar door. Vaak zijn het wel vijftien kostenposten, die samen uitkomen op een bedrag tussen de 1500 en 2000 euro per maand. Dan heb je dus nog niet gegeten of wat dan ook.” Bij een deel van die vaste kosten gaat het om zaken die een paar decennia geleden nog niet zo vanzelfsprekend waren voor een modaal gezin, zoals mobiele telefoons, internet of twee auto’s.

Als laatste oorzaak wijst De Kock op het enorme aanbod aan reclame voor en het gemak van lenen. “Alles is gericht op kopen, kopen, kopen. Je moet stevig in je schoenen staan wil je daar weerstand aan bieden.”

Het is niet verwonderlijk dat de Schutters moeite hebben om hun financiën op orde te krijgen. Voor het bijhouden van geldzaken moeten we ‘over steeds meer financiële kennis en competenties beschikken’, schrijft het Nibud (Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting) op zijn website.


“We merken het aan de vragen die we binnenkrijgen,” vertelt Nibud-onderzoeker Jasja Bos. “Voor 2008 gingen de vragen over hoe veel kostgeld, zakgeld of alimentatie gebruikelijk was. Nu zijn de vragen fundamenteler van aard: hoe voorkom ik schulden? Hoe houd ik een goede administratie bij? Dat soort zaken.”

De een gaat zich erin verdiepen, de ander haakt juist af als het te ingewikkeld wordt. De laatste groep vindt het domweg negeren van de problemen dikwijls de beste remedie, en daarbij worden ze prima gefaciliteerd, meent De Kock. Het is namelijk heel makkelijk om onzichtbaar geld uit te geven. “Als ik naar mijn werk ga met de trein, reis ik op saldo en pin ik nog even een bakje koffie,” noemt ze als voorbeeld. “En dan dat internetbankieren. Laatst had ik bij wijze van extraatje honderd euro overgemaakt naar de tienerdochter van vrienden, om haar vakkenvullersinkomentje aan te vullen. Omdat ik geen bedankje kreeg, vroeg ik haar of ze het wel ontvangen had, maar ze had het niet eens gemerkt. Terwijl honderd euro toch best veel is voor een tiener.”

Dat je door gebrek aan zicht op je bestedingen steeds verder in het slop kunt raken, beaamt Janneke Lammers (31)*. In de achtertuin van haar hoekwoning in een gewilde woonwijk in een kleine provinciestad vertelt ze waar het misging. “Acht jaar geleden hadden we 10.000 euro spaargeld en was een vakantie naar de Seychellen van 5000 euro geen probleem. Nu hebben we 30.000 euro schuld en moeten we alle eindjes aan elkaar knopen.” Door eind vorig jaar geld van familie te lenen en het roer flink om te gooien, heeft ze haar gezin net uit de schuldhulpverlening weten te houden.Het begon een jaar of vijf geleden met een onschuldige roodstand. “Er kwam een hoge rekening binnen en die konden we even niet betalen. Het spaargeld was inmiddels op en ik dacht: iedereen staat toch weleens rood?”


Lammers ging naar de bank voor 1000 euro ruimte op haar betaalrekening en kwam thuis met het zestienvoudige. “Met een hogere limiet krijg je een lagere rente. Prima, dacht ik, daar ben ik zelf bij. Je hóeft immers niet tot aan de limiet op te nemen.”

Dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan. Lammers was inmiddels gestopt met werken om voor de twee kleine kinderen te zorgen, en het gezinsinkomen werd dus lager. Toch hadden ze nog steeds 3700 euro bruto per maand, exclusief toeslagen. Een stuk meer dan modaal.

Maar van 1000 euro in het rood ging het naar 3000. Van 3000 ging het naar 8000, en op een gegeven moment was de limiet bereikt. “Eigenlijk konden de extraatjes die we eerder gewoon vonden niet meer. Met vrienden naar het café, uit eten met familie, kinderverjaardagen, vakantie. Het was boven ons budget, maar we durfden vaak geen nee te zeggen. We vonden dat het wel moest kunnen.”

De roodstand zette Lammers op een gegeven moment maar om in een doorlopend krediet. “Dan had ik een lagere rente. Maar hier was het weer hetzelfde verhaal: als ik een hogere limiet nam, ging ik nog wat extra procenten omlaag. Dat deed ik dus maar weer, in de overtuiging dat ik het niet zou opnemen. Maar je houdt jezelf voor de gek.”

Lammers noemt deze stap het begin van de ‘neerwaartse spiraal’: “Je krijgt er extra lasten bij omdat je maandelijks moet aflossen, terwijl je dus eigenlijk al een tekort had. Dat loopt daardoor weer verder op.”

Tot ze begin vorig jaar niet meer kon lenen. “Ik ging zelfs niet meer naar de tandarts, omdat ik bang was voor een hoge rekening. Vier van de vijf ruzies die ik met mijn man had, gingen over geld. Ik deed de financiën, en hij had geen idee wat er binnenkwam en wat eruitging. Als ik dan tegen hem zei dat hij niet met zijn vrienden een biertje kon gaan drinken, werd hij boos. Het bracht zo veel stress met zich mee.”


Lammers kocht nog een tijdje kinderkleding op krediet bij Wehkamp en betaalde de rekeningen met de creditcard, maar op een gegeven moment waren alle bronnen uitgeput. “Toen móest ik er wel met iemand over gaan praten.” Ze leende geld van een familielid. “Op voorwaarde dat we samen de financiën zouden doorlichten en een realistisch terugbetaalplan zouden opstellen.”

En ze ging weer werken. “Nu de kin-deren naar school zijn, kan dat. Eerder heb ik er natuurlijk ook wel naar gekeken als oplossing, maar als ik dan de crèche er weer van af zou trekken en de heffingskorting die ik niet meer ontving, hield ik er honderd euro aan over. Nu is dat zeshonderd euro.”

Lammers realiseert zich maar al te goed dat alle verantwoordelijkheid bij haarzelf ligt. Ze moet goed opletten, want, zegt ze, de drempel om geld uit te geven is nu nog lager dan een paar jaar geleden. “Ik krijg nu gewoon een pinpas bij mijn doorlopend krediet. Dat was drie jaar geleden nog niet zo; toen moest je nog ingewikkeld doen met briefjes en dan had je het geld pas twee dagen later. En een creditcard is tegenwoordig zo normaal; bij Ryan Air kun je niet eens meer zónder een ticket boeken. En dingen zijn gewoon duurder dan vóór de euro. Toch?”

Dat laatste wordt door Nibud-onderzoeker Jasja Bos ontkracht. “De afgelopen jaren hebben we veel schommelingen gezien in de koopkracht. Het is dus niet zo dat door de euro je geld minder waard is geworden. Toen de euro er net was, waren mensen wel het idee kwijt van wat dingen horen te kosten, maar dat weten we inmiddels wel weer.” De moeilijkheden komen volgens Bos vooral door de crisis. “Het aanpassen van je uitgavenpatroon vergt moeite en er zijn veel mensen ontslagen.”


Op dat laatste valt moeilijk te anticiperen, merkten Samantha de Hond (27)* en haar man Johan (43)*. Sinds kort zitten ze in een schuldsaneringstraject van drie jaar. Een paar jaar geleden hadden ze samen nog een ruim inkomen van 3000 euro netto per maand; zij werkte als administratief medewerkster, hij in de bouw. Ze woonden in een koopappartement in het zuiden van het land. Toen ze in 2008 onverwacht en vlak na elkaar werkloos raakten door bezuinigingen, begon de ellende.

“Opeens hadden we allebei dertig procent minder inkomen,” zegt De Hond. “De eerste maanden konden we onze vaste lasten nog wel bij elkaar sprokkelen door het spaargeld aan te spreken, maar eind 2009 werd het lastig. Werk vinden lukte maar niet. Ik heb zelfs op een baan achter de vuilniswagen gesolliciteerd.”

Een paar hoge gemeentelijke heffingen brachten hen nog verder in de problemen. Ze schoven met geld en werden gedwongen hun huis te verkopen. Iets dat het stel zelf ook graag wilde, maar wat niet lukte door het instorten van de huizenmarkt en een onverwacht slechte staat van de woning.

Hier signaleert Joke de Kock van de schuldhulpverleningsvereniging NVVK grote problemen voor de toekomst. “Je ziet het ook met stellen die nu gaan scheiden. Die moeten hun huis verkopen, want dat is op twee inkomens aangeschaft. Daar is het een slechte tijd voor, dus als het überhaupt al lukt om te verkopen, blijven veel mensen zitten met een restschuld. Dan stappen ze in een nieuwe relatie waar ze ook weer geld aan uit willen geven, en dat leidt tot nog meer schulden.”

Toen De Hond en haar man uiteindelijk het huis hadden verkocht, bivakkeerden ze een tijd noodgedwongen in de caravan van een familielid. In april 2010 kregen ze weer werk. “We zaten inmiddels bij de Kredietbank. Die beheerde ons budget en zelf moesten we rondkomen van zeventig euro per week. Ook als Johans drie kinderen in het weekend bij ons logeerden. Zelfs bij de schuldhulpverlening vond men dat erg.”


Geen van de schuldenaars durft onder eigen naam in dit artikel. Ze spreken van een taboe, willen niet dat hun omgeving het weet of verwijten zichzelf dat ze het zover hebben laten komen. “Ik durfde niet toe te geven dat ik niet eens mijn eigen geldzaken kon regelen, terwijl ik weet dat veel mensen in mijn omgeving in hetzelfde schuitje zitten,” zegt Lammers.

De Hond: “Er zijn zo veel vooroordelen over mensen met schulden. Maar het is echt niet zo dat wij tot de onderste sociale klasse behoren.”

Ingrid Schutters verbaast zich er nog steeds over hoe snel het allemaal is gegaan. “Ik wou dat ik eerder om hulp had gevraagd. Nu levert het zo veel stress op. Met oxazepam (een kalmeringsmiddel – red.) kom ik de dag wel door, maar soms zie ik het echt niet meer zitten.”

Juist daarom vindt De Kock dat we moeten oppassen dat de groep mensen met hopeloze schulden niet steeds groter wordt. “De druk om te kopen neemt alleen maar toe. Onze maatschappij is ingericht op consumptie en we vinden dat we overal recht op hebben. Maar als je in de financiële problemen komt, zak je door de bodem van je bestaan. Onderzoek maar eens wat er ten grondslag ligt aan die familiedrama’s. Ouders krijgen stress en botvieren dat op hun kinderen. Zo komen financiële problemen ook vaak aan het licht: via de huisarts.”

* Op verzoek van de geïnterviewden zijn de namen gefingeerd.

1,9 miljoen Nederlanders hebben een betalingsachterstand.

In 2010 meldden 80.000 mensen zich bij de schuldhulpverlening, een stijging van 45 procent ten opzichte van 2009.

Zo’n 460.000 gezinnen in Nederland (6,5 procent van alle huishoudens) heeft een persoonlijke lening of een doorlopend krediet van gemiddeld 11.400 euro.


Twee derde van de leners heeft achteraf spijt van de hoogte van hun lening.

De particuliere Nederlandse schuld bedraagt in totaal 10,8 miljard euro.

Deze week verschijnt het boek De schuldenberg – Hoe de wereldwijde schuldenlast ons allemaal gaat raken. Emeritus hoogleraar economie Jaap van Duijn (1943) benoemt daarin de problemen die alle particuliere schulden met zich meebrengen en houdt een pleidooi voor een financiële mentaliteitsverandering.

Van Duijn: “Dit verhaal is een voorbeeld van het gemak waarmee in Nederland geleend wordt. We hebben wereldwijd, gerelateerd aan ons inkomen, de hoogste schulden per gezin. In geen enkel ander land is het mogelijk om meer hypotheek te krijgen dan je huis (het onderpand) waard is, maar in Nederland mag je nog steeds meer dan de waarde van je woning financieren.” Eerder ging dat tot 125 procent. Per 1 augustus jongstleden is een wettelijke bovengrens van 110 procent vastgesteld.

“De leenmoraal is in een korte periode compleet veranderd. Als HP/De Tijd dit artikel in de jaren zeventig gepubliceerd had, had men de Schutters van een andere planeet gewaand. Dat je schuld aangaat – bijvoorbeeld als bedrijf – om een investering te doen, is logisch. Dan verwacht je winst te maken door de extra impuls. Daarmee kun je je schulden later terugbetalen. Maar als een gezin leent om een nieuwe breedbeeldtelevisie te betalen, gewoon omdat ze die een jaar eerder willen dan hun budget toelaat, dan levert dat geen rendement op. Het kost alleen maar extra geld. De enige die daar beter van worden, zijn de banken. Die moet je niet vertrouwen – die hebben heel andere belangen dan jij als burger.”


“Bij twintig procent van de huiseigenaren is de waarde van de woning inmiddels lager dan de hoogte van hun schuld. Meestal duurt een periode van prijsdaling een jaar of zes. Dus we hebben nu nog minstens drie jaar te gaan. De gezinnen die al kwetsbaar zijn door hun hoge hypotheek, zullen dus nog verder in de problemen komen. Consumenten zijn daar veel te onnozel in geweest.”

Allereerst kunt u proberen zelf een betalingsregeling te treffen met de partijen waaraan u geld schuldig bent. Vaak staan die daar wel voor open, omdat de kans daardoor groter wordt dat ze hun geld terugkrijgen.

Mocht u er zelf geen gat meer in zien, ga dan naar de Gemeentelijke Kredietbank of de Sociale Dienst. Die kunnen u helpen een oplossing te vinden, met als laatste optie een traject bij de schuldhulpverlening. Komt u daarin terecht, dan worden alle schuldeisers benaderd met een voorstel dat bestaat uit het bedrag dat u volgens uw schuldhulpverlener maximaal binnen een periode van drie jaar kunt afbetalen. Als de schuldeisers akkoord gaan, dan worden uw inkomsten indien nodig drie jaar lang voor u beheerd en krijgt u ‘zakgeld’. Daarna bent u schuldenvrij. Voor de beste oplossing in uw situatie kijkt u op www.zelfjeschuldenregelen.nl.

Onderwerpen