Spring naar de content

Memoires van een lafaard

De Eerste Wereldoorlog nu eens niet beschreven door de ogen van de soldaat, maar door die van een jongeman die liever thuisblijft om Keats te lezen. Een aangrijpend verhaal. Jammer alleen van die bouquetreeksdialogen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Bij films wordt weleens onderscheid gemaakt tussen de bedenker van het verhaal en de schrijver van het script. ‘Story by X’, staat dan in de credits, gevolgd door ‘Screenplay by Y’. Zoiets had Stefan Brijs misschien ook moeten doen. Zelf een plot uitdenken, de karakters globaal omschrijven, er een paar mooie locaties bij uitzoeken – en dan een vakkundige schrijver inhuren die zijn neiging om soapteksten uit te kramen iets beter onder controle heeft.

Post voor Mevrouw Bromley is de langverwachte opvolger van De engelenmaker, Brijs’ doorbraakroman uit 2005. Genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, de AKO Literatuurprijs en de Gouden Uil, winnaar van een paar internationale prijzen, in meer dan tien talen vertaald. Daarvóór had Brijs al een handjevol minder succesvolle boeken op zijn naam staan (romans, essaybundels, een novelle). De engelenmaker draaide, grof samengevat, om Victor Hoppe, een gestoorde wetenschapper met een obsessie voor klonen. Zware, serieuze thema’s in combinatie met een thrillerachtige plot en kleurrijke personages.

Een van de dingen die opvielen aan De engelenmaker was dat Brijs geen omtrekkende bewegingen maakt. Dat was een opluchting. Veel soortgelijke grote, ambitieuze romans beginnen rustig. Een paar sfeertekeningen, voorzichtige karakterschetsen, misschien een beetje dreiging, net genoeg om de lezer wakker te houden. Brijs opende met een misvormde drieling in een ingedut dorp en een aankondiging van de komst van de duivel.

Ook in Post voor mevrouw Bromley wordt geen tijd verspild. De roman begint in de zomer van 1914, met de aankondiging dat de oorlog is begonnen. Na de eerste pagina’s hebben we al een beeld van de twee personages rondom wie de plot is opgebouwd: de ik-persoon John Patterson, een boekige, afwachtende jongen, bijna negentien, en Martin Bromley, zeventien, een iel straatschoffie met een grote bek. Martin wil naar het front, maar is te jong. John wil studeren en Keats lezen.


Het lukt Martin toch om zich bij het Britse leger te laten inschrijven. John is een van de weinige jongemannen die achterblijven. En dat zal hij weten ook. Op straat wordt hij uitgescholden: studeren is voor lafaards. Een interessant gegeven: de oorlog beschreven vanuit het perspectief van de thuisblijver. De druk neemt van alle kanten toe, de oorlog komt steeds dichterbij – letterlijk: Duitse zeppelins bombarderen Londen – en John maakt zich zorgen om zijn tentamens.

Was Brijs’ taalgebruik maar zo origineel als zijn verhaal. Het is niet makkelijk om met John mee te leven. De onhandige, clichématige zinnen staan de ontroering in de weg. In zijn verantwoording schrijft Brijs dat hij vooraf honderden bronnen heeft geraadpleegd – hij noemt onder meer een aantal oorlogskronieken en een paar klassiekers (Milton, Dickens, Keats) – maar veel van de dialogen lijken vooral uit de bouquetreeks geplukt. Als John ruzie krijgt met Martin, lezen we: “Zijn woorden gingen als een mes door mijn hart. ‘Zwijg!’ siste ik. ‘Zwijg!'”

Als Martins moeder John vertelt over het gemis van een dierbare:

“‘Er is een veel ergere pijn.’

‘Hoe bedoelt u?’

‘Het gemis, John, het gemis.’ Ze sprak het uit op een manier die door merg en been ging.”

Brijs schrijft het op op een manier die je in de lach doet schieten.

Ook de overbodige aanvullende zinnetjes bij de dialogen zijn vrij houterig: “‘Maar hij zal toch wel trots op je zijn,’ probeerde ik hem wat op te peppen.”

En dan de beeldspraak. Johns vader was ‘als een oester op de bodem van de zee geweest, die slechts heel kort zijn schelp had geopend om zijn weke en kwetsbare binnenkant te laten zien’. Verder vergelijkt John zichzelf een met een drenkeling, en een zin later met een aangespoeld stuk wrakhout. Een indrukwekkende transformatie. De drenkeling-vergelijking komt nog een keer terug (waarom ook niet?), en ook over de vondst dat iemand strak voor zich uit kijkt ‘als een paard met oogkleppen’ lijkt Brijs zo tevreden dat hij ‘m gewoon maar recyclet in een andere situatie.


Toch lees je verder. Want met de dosering van de spanning is niet zo veel mis, en het verhaal is aangrijpend genoeg. Je blijft je afvragen of John alsnog bij het leger gaat, en naast die grote, allesoverheersende vraag zijn er allerlei kleinere mysteries en problemen die moeten worden opgelost en beantwoord.

Het tweede deel van het boek bevat een stuk minder dialoog, dat scheelt, en ook met de vergelijkingen doet Brijs het rustiger aan. Plotseling zien we vooral waar hij wel goed in is: zorgvuldig de inzet verhogen, teleurstellingen afwisselen met momenten van hoop, en de lezer langzaam naar de knap uitgedachte ontknoping voeren, waar je in steeds hoger tempo naartoe leest. Als een paard met oogkleppen. Alle verhaallijnen worden bevredigend afgehandeld, op één na (iets met een pro-Duitse ingezonden brief) – zonder hinderlijke vergelijkingen of dialogen. Het is alsof zijn innerlijke criticus, of zijn redacteur, opeens wakker is geworden. Of hij heeft een schrijver voor het tweede deel ingehuurd, dat kan ook.

Stefan Brijs: Post voor mevrouw Bromley. Atlas, €24,95. Ook verkrijgbaar via www.ako.nl.