Spring naar de content

‘We kunnen weer vrouw zijn!’

Ze werkt samen met de grootste hedendaagse ontwerpers en de bekendste porno-fotografen, en heeft lak aan alles. Ook aan kunst. Toch is Madeleine Berkhemer (1973) inmiddels een gerenommeerde kunstenares met tamelijk taboedoorbrekende werken op haar naam. Is het postfeminisme of porno?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Moeten vrouwen vandaag nog strijden voor gelijkwaardigheid of hebben ze het inmiddels wel voor elkaar? Wie van mening is dat de strijd niet meer nodig is en de gelijkheid bereikt is, behoort tot het postfeminisme, zoals de Amerikaanse hoogleraar Rachel Dubrofsky het omschrijft. Postfeminisme als kritiek op het feminisme: vrouwen hóeven niet thuis te zitten en het huishouden te doen, maar als ze willen mogen ze dat natuurlijk wel. Ze hebben de keuze een lustobject (voor mannen) te zijn en kunnen dat in hun voordeel gebruiken. Ze kunnen doen wat ze willen.

De knappe, blonde kunstenares Madeleine Berkhemer vindt het gepraat over rollenpatronen ouderwets, over (post)feminisme ook. Haar werk gaat over genot en verlangen. Hiermee valt ze in een traditie van vrouwelijke kunstenaars die zich richten op seksualiteit, zoals ook Lidy Jacobs – die aaibare fallussen en copulerende konijnen maakt – en Hinke Schreuders, bekend van de geborduurde werken van vrouwen met sperma op hun gezicht.

Een Berkhemer-werk van geknoopte panty’s, Garden of Delight II, hangt sinds kort in de hal van het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam. Daarnaast is ze samen met onder meer Joep van Lieshout te zien in de tentoonstelling Pearls of the North in Parijs en werkt ze aan een solotentoonstelling bij Galerie Mario Mauroner in Wenen. Ook werkt ze binnenkort opnieuw samen met schoenontwerper Christian Louboutin.

Zo snel als het in Frankrijk ging, gaat het in Nederland niet. Na een show in TENT (Rotterdam) in 2006 bleef het tamelijk stil. “Ik weet niet waar de crux zit, wat het probleem is,” zegt ze erover. “Nederland is best moeilijk hoor. Het is helemaal niet zo vrijdenkend.” Een Nederlandse galerie heeft ze op dit moment dan ook niet.


Volgens Berkhemer missen we de liefde voor geschiedenis en voor erotiek. “We willen altijd maar jong stimuleren: jong dit, jong dat. Als je naar Fransen kijkt, Zwitsers, Oostenrijkers, die zijn met het verleden bezig en hebben daar respect voor. En ze hebben veel minder angst voor erotiek, omdat ze weten: we hebben dat in onze geschiedenis zo veel gezien en gehad, dat moet je koesteren. Een jaar of tien geleden was er een grote tentoonstelling in het Louvre in Parijs, Picasso érotique, een enorm goedbezochte tentoonstelling. Je zag er de ene na de andere penetratie, met alles erop en eraan. Ik denk dat Fransen beter zijn in het genieten, ook van lekker eten bijvoorbeeld. Zeker in mijn werk is het genot belangrijk en aanwezig. Het lijkt soms wel moeilijk voor mensen hier in Nederland om te voelen, of te accepteren dat we gevoelens hebben.”

Kunst zonder seksuele connotatie heeft geen zin, zei ze ooit. Daarom maakt ze niet anders. In haar live performances, maar ook in haar sculpturen van marmer, brons, of panty’s, in de tekeningen en foto’s – ze is altijd bezig met het spel van verleiding. Een grootschalig onderzoek naar seksualiteit kun je haar werk noemen. Je zou kunnen zeggen dat ze met de meest basale vorm van vrouwelijk machtsvertoon werkt: haar lichaam. Tegelijkertijd steekt ze de draak met onze angst daarvoor en alle verlangens en schuldgevoelens die daar bij kunnen komen kijken. Naar eigen zeggen niet om taboes te doorbreken, maar gewoon omdat ze het leuk vindt. Haar alter ego’s, de pin-up girls Milly, Molly en Mandy – “hierin verwerk ik mijn dromen” – stonden op de cover van het seksblad Hustler. Of is het exhibitionisme?


Op een van de laatste zonnige dagen van het jaar spreken we haar in haar werk- en woonplaats Rotterdam. Op haar arm draagt ze een baby. “In Nederland is het taboe om van een sigaret te genieten als je een baby hebt – dat vind ik gek. In Frankrijk is dat anders. Daar kunnen mensen meer genieten van het leven.”

Waar heeft u deze week aan gewerkt?

“Ik ben bezig met die tentoonstelling in Wenen, en ik kreeg de opdracht een werk te maken voor een groot Italiaans privéjacht. Daarnaast bestaat Louboutin volgend jaar twintig jaar. Hij heeft me gevraagd of ik zijn tentoonstelling met mijn panty’s aan elkaar wil knopen. En de kunstbeurzen komen ertussendoor.”

Verkoopt u werk daar?

“Je hebt mijn werk gezien: je verkoopt het niet echt gemakkelijk. Verzamelaars willen werk kopen dat ze kunnen doorgeven aan hun kinderen of kunnen verkopen op een veiling. Veel van mijn werk is een momentopname. Zo’n hangsculptuur van panty’s is maar voor twintig jaar goed, of misschien honderd jaar. Maar als ik er niet meer ben, kan niemand het nog zo knopen zoals ik. De panty’s zijn voor mij een soort performancemateriaal. Ik heb ook marmeren beelden gemaakt waarin het op een andere manier over een momentopname gaat. Een situatie: het panty’tje is nét geknapt. Het performance-karakter wordt daarin bevroren in een sculptuur.”

Hoe is de samenwerking met ontwerper Christian Louboutin begonnen?

“Het was denk ik in 2008. Ik deed een project met schoenen, en bij de schoenen van Louboutin dacht ik: deze zijn het best. In dezelfde periode werd ik gevraagd door de stad Toulouse om een project te doen samen met een bekende Franse mode-ontwerper naar keuze. Ik dacht aan Christian Louboutin. Dat kon: hij wilde mij wel ontmoeten. En uiteindelijk klikte het. Zijn schoenen zijn natuurlijk heel erotisch. Hij heeft voor mij schoenen ontworpen voor de performance in Toulouse. Daarna vroeg hij of ik zijn winkel in Miami wilde doen. En nu dus weer, in Parijs. Sindsdien zijn we vrienden. Ik krijg kerstcadeaus van hem. Het is een onwijs leuke vent. Maar als kunstenares sta ik toch anders in de mode-wereld.”


U bent afgestudeerd op modevormgeving aan de Willem de Kooning Academie, heeft bij Martin Margiela gewerkt en werkt nu samen met Louboutin. Mode lijkt wel een onderdeel van uw werk.

“Het mooie van mode vind ik dat het laat zien wat er op dit moment speelt, door middel van kleur of vorm of show. Daar staat tegenover dat het zo ontzettend tijdelijk is. Kunst daarentegen is tijdloos. Zo iemand als Louboutin is een uitzondering: zijn schoenen zijn zo mooi dat het ook weer tijdloze objecten worden.

“Een goed kunstwerk is tijdloos, maar zegt wel altijd iets over de tijd waarin het is gemaakt. Als kunstenaar ben je sowieso politiek bezig, al dan niet bewust omdat je in deze tijd leeft en er een mening over hebt. Hoe dan ook, het is rood of het is geel. Maar kunst heeft niet dat tijdelijke karakter van mode. Mode wordt gemaakt voor gebruik. Kunst is helemaal nergens voor, daar zit niemand op te wachten. Het is niet nodig. Het is pure luxe. Daarom vind ik het misschien ook zo leuk.

“Ik houd ook van het live-karakter. Met de performances die ik veel heb gedaan, kun je mensen een tijdje boeien, al is het maar vijf minuten. Er zijn dingen die je in een performance kunt doen die je niet in een kunstwerk kwijt kunt. Bijvoorbeeld het vrouwelijke aspect in zijn volledigheid laten zien. Een vrouw in het echt zien lopen is anders dan op een foto of in een sculptuur. Het zit hem in de subtiliteit van zo’n moment, en dat probeer ik te vangen. Het moment dat het verlangen stimuleert.”

Wat u maakt is niet altijd even subtiel en behoorlijk recht voor z’n raap.

“Misschien komt het voor mij zo van nature dat ik daar helemaal niet over nadenk. Ik heb geen grenzen, anders was ik wel iets anders gaan doen. Tegelijkertijd zitten er altijd verschillende lagen in. Jeff Koons is soms recht voor zijn raap, maar net als bij Salvador Dalí is er een mysterie dat altijd onverklaarbaar is. Dat hoop ik ook te bereiken.


“En humor! Humor is zo ontzettend belangrijk. Als ik mezelf mag corrigeren, vind ik dat ik daar meer mee mag doen. Maar humor is moeilijk in beeldende kunst.”

Het werk van Jeff Koons is eigenlijk best grappig, toch?

“Ja, maar mensen worden er ook heel boos over. Misschien nemen ze het te serieus. Ik vind dat je die dingen helemaal niet te serieus moet nemen. Dan neem je jezelf ook te serieus, dan gaat het fout. Je hebt die afstand nodig – ook bij het maken ervan – om tot een goed werk te komen.”

Uw werk is ook best grappig.

“Het grappige is dat als ik een YouTube-filmpje op mijn website zet, een kort fragment van een performance, dan wordt het eraf gegooid. Dat is net voor de honderdste keer gebeurd. Het was een serieuze performance bij agnès b. in Parijs, maar het mag blijkbaar niet op internet. Snap je? Het is grappig, maar voor anderen bloedserieus.”

Maakt u het niet expres taboedoorbrekend?

“Nee, dan zou ik wel ander soort werk hebben gemaakt. Ik wil de kijkers niet veranderen. Ik weet niet waar het taboe zit. Misschien worden mensen bang als je te dicht bij hun persoonlijke verlangens komt. Mijn werk is mijn verhaal, en zolang ik mijn verhaal kan maken, ben ik daar geconcentreerd mee bezig. Als mensen dat grappig vinden, of te sexy, of te iets anders, dan is dat hun probleem.

“Tegelijkertijd heb ik serieuze kunstverzamelaars als klanten. Er zitten geen creeps bij, of mensen die een avondje met me willen stappen of zo. Ik heb een verzamelaar die in één keer vijftig werken kocht. Via hem heb ik ook een tijdje een pantysponsoring van Wolford gekregen, en via hem leerde ik Helmut Newton kennen. Niet omdat hij iets van me wilde, maar omdat hij fan van mijn werk bleek.”


Ik las dat uw werk ‘postfeministisch’ wordt genoemd. Heeft u daar iets mee?

“Wat ze bedoelen met postfeminisme, weet ik niet precies. Ik ben daar heel weinig mee bezig. Mensen willen er graag een naam aan geven. Het feminisme heeft voor mijn gevoel te maken met de positie van de vrouw ten opzichte van de man. Maar dat is geen punt in mijn werk. Als je het dan toch per se wilt benoemen, noem het dan pornografisch, of erotisch. Dat kan me niet schelen. Dan heb je je stempel. Bij postfeminisme moet ik denken aan Camille Paglia van Het seksuele masker uit de jaren tachtig. Zij is wat mij betreft een postfeminist. Daar zijn we toch voorbij?

“Nee, het gáát niet meer over die man-vrouwdiscussie. Ik hoef niet meer te vechten voor gelijke rechten of een speciale positie. Laat het gaan, zou ik willen zeggen. We hoeven ons niet meer te verdedigen als vrouwen. We hébben die plek, dus we kunnen ook weer gewoon vrouw zijn. Wellicht wat emotioneler, we kunnen andere dingen maken. Vrouw zijn heeft zo zijn voordelen. Daar werk ik mee.”

Over porno wordt wel gezegd dat het vrouw-onvriendelijk is.

“Ik heb weleens gezegd: werk zonder seksuele connotatie heeft geen bestaansrecht. Ik bedoel dat de verleiding en de suggestie zó belangrijk zijn in kunst. Als dat er niet is, heeft het geen zin. Ik gebruik die elementen in mijn werk bewust. Soms subtiel, een pantydraadje.”

En soms expliciet.

“Mijn drie alter ego’s, Milly, Molly en Mandy, zijn hedendaagse pin-up girls. Dat zijn ook een soort live-elementen in mijn werk. Ik heb daarvoor met een aantal bijzondere fotografen gewerkt. Bunny Yeager – zij heeft Betty Page in de jaren vijftig ontdekt en grootgemaakt. Toen ik met haar werkte, was ze al 85. Ook Roy Stuart is een bekende erotische fotograaf. Door hem kwamen mijn personages in echte fetisjbladen. Ik dacht: yes, nu komen de meisjes tot leven! Daardoor werd het leuker. Mijn fantasiewereld werd een beetje echt. Die fetisjbladen waren voor mij een inspirerende plek. Dat ze mij in de kunstwereld serieus gaan nemen, komt daarna wel, dacht ik. Dat kan altijd nog. Zolang ik er maar plezier in heb.”


Het is niet zo heel moeilijk om als knappe, blonde vrouw in een seksblad of fetisjblad te komen, lijkt me.

“Dit waren bijzonder mooie erotiekbladen hè – toentertijd 25 gulden. Mode op en top. Ik wilde er maar wat graag in, heb ooit nog een kunstwerk opgestuurd. Ze brachten me in contact met Roy Stuart.

“Je creëert je eigen podium. En serieus doen kan altijd nog. Of je vindt mijn werk geweldig, of je vindt het helemaal niks. Je kunt er niet een klein beetje van houden. Mensen die het wel tof vinden, zoals Louboutin, agnès b. en bepaalde verzamelaars, die hebben blijkbaar toch een aparte kijk op dingen. Ik maak wat ik leuk vind om te maken, niet wat goed verkoopt. Daarvoor is de vrijheid me te lief.”

Heeft u last van de bezuinigingen?

“Nee, ik heb daar nooit mee te maken gehad. De instanties waarmee ik werk, zijn ook niet afhankelijk van subsidies. Dus ik ben eigenlijk blij met bezuinigingen. Nu zul je creatief moeten gaan nadenken over financiële oplossingen, en misschien ontstaat daar vernieuwend werk uit. Het is natuurlijk heel makkelijk gegaan al die jaren. Ik vind het goed als mensen voor hun geld moeten werken, of sponsors moeten vinden. Soms kun je ook met wat minder toch waanzinnige tentoonstellingen maken – het is goed voor de creativiteit. Op een gegeven moment werkten hier in Rotterdam drie vrouwen op de stadscollectie, waar dat vroeger één was. Blijkbaar kan dat dus ook met één.”

Bent u vrij opgevoed?

“Ik ben heel traditioneel Hollands en keurig opgevoed. We praatten niet veel over erotiek thuis. Mijn ouders vonden het in het begin raar wat ik deed, maar ze zijn ook trots op me. Ik denk dat het heel anders wordt als je vanuit een verknipte achtergrond dit soort werk maakt. Ik denk – of hoop eigenlijk – dat mijn werk geen seksueel gefrustreerde impact heeft, maar vooral plezier uitstraalt. Wat ik doe, is ergens heel luchtig. We hebben hier alle vrijheid. Ik voel me vrij om te maken wat ik wil. Ik zou willen dat mensen meer plezier maakten. Youp van ‘t Hek zei laatst: ‘Iedereen is maar depressief, waarom gaan mensen niet eens dingen doen die ze wél leuk vinden?’ Daar ben ik het dus helemaal mee eens.”


Seks is ook niet altijd een gemakkelijk onderwerp.

“Dat is juist de uitdaging. Om daarin de subtiliteit te vinden, de nuance, maar ook het plezier en genot. En je moet de traditie van erotiek niet uit het oog te verliezen. Al die dingen bij elkaar blijf ik inspirerend vinden. We hebben het allemaal nodig in het leven, het houdt iedereen bezig. Dat moeten we niet vergeten, in plaats van zuur erover te doen.”