Spring naar de content

Pim Fortuyn

Tien jaar geleden, op 25 november 2001, werd Pim Fortuyn uitgeroepen tot lijsttrekker van Leefbaar Nederland. Daarmee hield de wereld van vóór Pim voorgoed op te bestaan. Maar hoe zag die wereld er ook alweer uit?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Roelof Bouwman

Was het in de vaderlandse politiek echt zo’n saaie boel voor Pim Fortuyn tien jaar geleden als lijstaanvoerder op het podium van Leerbaar Nederland klom, of viel het achteraf bezien wel mee?
Twee woorden: Ad Melkert. Nóg twee worden: Hans Dijkstal. De eerste was eind 2001 fractievoorzitter en kandidaat-lijsttrekker van de PvdA, de ander was fractievoorzitter en kandidaat-lijsttrekker van de VVD. PvdA en VVD zaten al sinds 1994 onder leiding van Wim Kok samen in de regering en in de peilingen ging het beide partijen zeer voor de wind: de PvdA stond in de Politieke Barometer van 23 oktober 2001 op 47 zetels – nog slechts zes verwijderd van de historische recordscore van Joop den Uyl uit 1977 – en de VVD op 42, hoger dan de liberalen zelfs onder aanvoering van Hans Wiegel of Frits Bolkestein ooit hadden gereikt. In mei 2002 stonden nieuwe Kamerverkiezingen gepland en die leken te gaan draaien om maar één kwestie: wie ging er premier worden van Paars III, Melkert of Dijkstal? 

Het is nog maar tien jaar geleden, maar het lijken er wel twintig. Oorzaak: er is sinds het najaar van 2001 nogal wat veranderd in Nederland. Dat PvdA en VVD, met ruggensteun van D66, destijds acht jaar lang op een welhaast vanzelfsprekende wijze samen het land regeerden, is nu bijna niet meer voorstelbaar. Dat weinig tot de verbeelding sprekende politici als Melkert en Dijkstal het tien jaar geleden konden schoppen tot (kandidaat-) lijsttrekker lijkt minstens zo bizar – hadden ze bij de PvdA en de VVD echt niets beters in huis? Of viel hun stoffigheid destijds niet op, omdat het CDA en D66 in 1998 de Kamerverkiezingen in hadden durven gaan onder aanvoering van respectievelijk Jaap (‘Gaap’) de Hoop Scheffer en Els Borst? Voor het eerst was Nederland toen getuige geweest van verkiezingen zonder bijverschijnselen die het woord ‘campagne’ verdienden. Eindresultaat: een opkomstpercentage van slechts 73,3 procent, een all time low.

Lees het hele artikel in de HP/De Tijd van deze week.