Spring naar de content

Schone schijn

Iedere week een artikel in zijn geheel op de site. Deze week de column van Beatrijs Ritsema.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Beatrijs Ritsema

Schoonmaken wordt best redelijk betaald, ontdekte ik, toen ik me verdiepte in de achtergronden van het dreigende stakingsconflict. In NRC Handelsblad las ik dat een schoonmaker 118 procent van het minimumloon verdient. Niet gek voor ongeschoold werk! Vakkenvullers, thuiszorgwerkers, helpdeskwerkers, horeca- en cateringpersoneel zitten daar allemaal onder. En dan toch weer een staking, terwijl ze vorig jaar ook al maandenlang gestaakt hebben, met uiteindelijk succes in de vorm van loonsverhoging.

De sympathie van het publiek ligt in het geval van schoonmakers altijd bij de actievoerders. Dat komt doordat schoonmaken wat aanzien betreft onder aan de ladder van beroepen staat. Hoe belangrijk en nodig het werk ook is, aan een baan die bestaat uit het opruimen van andermans collectieve rotzooi kleeft iets vernederends. Iets wat je zelf niet graag zou doen en daarom maar al te graag uitbesteedt, moet ruim worden beloond, anders is er sprake van uitbuiting. Meer loon is dan een compensatie voor het schaamtegevoel dat mensen bekruipt bij het denken aan de schoonmakers en hun sisyfusarbeid.

Zelf heb ik die sympathie en die anti-uitbuitingsreflex ook. Natuurlijk moet zwaar en ondankbaar werk behoorlijk worden betaald. Maar de onvrede van de schoonmakers betreft niet zozeer het loon, als wel de algehele werkdruk (steeds minder mensen moeten steeds meer werk doen) en ik vraag me af of een staking daartegen wel het juiste middel is. Staken is een wapen uit geïndustrialiseerde tijden,toen er duidelijke partijen waren: de kapitalisten en de arbeiders. Als de uitgebuite partij gans het raderwerk stillegde, hadden de uitbuiters een probleem en werd er onderhandeld. Maar die kampen bestaan niet meer, althans niet op een duidelijk te onderscheiden manier.

Als de schoonmakers het bijltje erbij neergooien, lijden in eerste instantie niet de werkgevers schade, maar ondervindt een gemêleerd publiek van kantoorwerkers, ambtenaren, reizigers en burgers daar lichte hinder van. De werkgevers in de schoonmaakbranche bestaan uit diverse grotere en kleinere bedrijven die met elkaar moeten concurreren in de slag om de aanbestedingen. Staakt het personeel, dan loopt zo’n bedrijf het risico failliet te gaan, waarna iedereen zijn baan kwijt is. Heeft de staking succes, dan stijgen de totale loonkosten, waardoor het bedrijf nog scherper met andere bedrijven moet concurreren, waardoor de werkdruk binnen een bedrijf nog groter wordt. Een staking is in deze omstandigheden een slang die in zijn eigen staart bijt.

Er is iets mis met het paradepaardje van de vrije markt: het aanbestedingssysteem dat ervoor zorgt dat de opdracht altijd gaat naar degene die de goedkoopste offerte uitbrengt. In een basale sector als schoonmaken, waarin het vooral neerkomt op menselijke arbeidskracht en waarin weinig rek zit op het gebied van technologische innovaties, is het drukken van personeelskosten de enige mogelijkheid om te concurreren. Het kan niet anders of de kwaliteit van de diensten wordt hierdoor aangetast. Er wordt slechter schoongemaakt, omdat het werk door te weinig mensen wordt gedaan, ook al krijgen die een relatief goed loon.

Dit is een sluipende vorm van uitbuiting, waarvoor geen duidelijke schuldigen zijn aan te wijzen. Het valt een bedrijf niet aan te rekenen dat het rationeel opereert door de kosten zo veel mogelijk te dempen. De oplossing van dit arbeidsconflict ligt dan ook niet bij de strijdende partijen, maar aan afnemerszijde: de klanten of opdrachtgevers die schijnbaar aan de zijlijn staan, maar de facto voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Op dezelfde manier als weldenkende bedrijven geen kleding – of speelgoed – importeren die door middel van kinderarbeid is vervaardigd, zouden zichzelf respecterende organisaties en bedrijven niet de goedkoopste schoonmaakoffertes moeten honoreren, maar welbewust een duurdere kiezen. Niet alleen omdat de kwaliteit van het werk dan beter gegarandeerd is, maar ook omdat collectieve uitbuiting van een beroepsgroep geen pas geeft.