Spring naar de content

Zingen als God

Met het nieuwe album Heavy Flowers en een optreden op het prestigieuze Noorderslag is singer-songwriter Blaudzun ook in 2012 weer nadrukkelijk aanwezig. Een gesprek over het mysterie van de popsong.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Met de film Il Lombardia maakte Blaudzun vorig jaar onder zijn doopnaam Johannes Sigmond een documentaire over de wielerwedstrijd de Ronde van Lombardije. Een opmerkelijke carrièremove? Nee. De zanger met de hemelse stem, een groot wielerliefhebber, ontleende zijn pseudoniem aan de achternaam van een obscure Deense wielrenner met als grootste verdienste een bronzen medaille op de Olympische Spelen van 1976.

Aan het begin van dit nieuwe jaar is Blaudzun ook als muzikant weer helemaal terug. Met Heavy Flowers maakte hij een folkrock-album vol stampende ritmes, kakelende banjo’s, kwelende mandolines en raspende ukeleles. Niet bepaald een voor de hand liggend instrumentarium zou je zeggen, maar daar is de man met de grote bril en de ravenzwarte haren het niet mee eens.

In een Amersfoorts etablissement legt hij uit dat hij tussen die instrumenten is opgegroeid. Zijn ouders waren lid van de Pinkstergemeente, een geloof dat nauw verbonden is met het zingen en spelen ter ere van God. Banjo’s, ukeleles en man-dolines lagen vroeger bij hem door het hele huis.

“Alle instrumenten waar ik nu mee werk, komen uit mijn kindertijd,” vertelt hij. “Dus ik speel bijvoorbeeld geen ukelele omdat dat instrument door Eddie Vedder of Beirut (een Amerikaanse band – red.) ineens in de belangstelling staat. Op mijn eerste plaat gebruikte ik ook al ukelele.”

Is er ook een relatie tussen de manier waarop u nu componeert en de structuur van de religieuze liederen de u destijds leerde spelen?

“Ik leerde niet alleen religieuze liederen spelen. Muziek was overal. Thuis op de platenspeler lagen Bob Dylan en Johnny Cash. En de Pinkstergemeente is geen kerk met alleen een orgel, maar met alles erop en eraan – inclusief drums en elektrische gitaren. Ook het klappen dat je op de nieuwe plaat hoort, komt uit de Pinkstergemeente. Ik begin er langzaam maar zeker wel achter te komen dat er veel van vroeger is terug te vinden in mijn huidige werk.”


En het religieuze besef? Is dat er nog?

“Ik beschouw mijzelf niet als een gelovig persoon. Af en toe in een romantische bui misschien… Maar dat duurt meestal niet lang. Ik zou mezelf ook geen atheïst willen noemen. Die lui vind ik vaak net zo eng als heel erg gelovige mensen. Atheïsme is ten diepste ook een geloof. Eigenlijk vind ik dat je over het bestaan van God geen zinnig woord kunt zeggen. Ik zie wel dat religie mensen steun geeft, maar er worden ook heel veel mensen door beschadigd.”

Bent u beschadigd?

“Nee, niet dat ik weet, dus dan zal het wel niet. En dat verbaast sommige mensen nogal. De Pinkstergemeente is namelijk best extreem, zelfs in de ogen van andere kerkelijke mensen. Maar achteraf, als niet-gelovige, denk ik terugkijkend op die tijd weleens: wat hebben wij elkaar soms toch voor de gek gehouden. Ik denk dan aan ernstig zieke mensen voor wie werd gebeden. Die geef je dan toch valse hoop. Aan de andere kant zie ik nog steeds mensen om me heen die nog wel geloven en daar iets aan hebben. Dan denk ik: ja, dat is wél authentiek en waarom zou ik dat dan veroordelen. Volgens mij zou ook ik die bril wel weer op kunnen zetten. Alleen die behoefte heb ik totaal niet. Het is een beetje hetzelfde als met verdovende middelen: ik heb er niets op tegen, maar zelf gebruik ik niet heel veel. Met religie is het precies hetzelfde.”

Opium van het volk…

“Nou ja, dat is wel de bekende uitspraak. Maar dat zinnetje heeft een nare klank. Ik vind het wel oké als mensen willen geloven.”

Heeft het u moeite gekost zich los te maken?

“Nee. Ik ben erin geboren en er op die manier stilletjes naar binnen geglipt. En ik ben er ook weer stilletjes uitgeglipt.”


Heeft u uw ouders daar pijn mee gedaan?

“Ik denk het wel, ja.”

‘Ik denk het wel’ klinkt alsof u het er nooit met ze over heeft gehad…

“Ik heb daar absoluut uitgebreid met hen over gepraat. Het was voor mij erg moeilijk om te zeggen hoe ik erover dacht en waar het op stond. Dat is gewoon hard. Zij hebben mijn uittreden waarschijnlijk niet zien aankomen en ook niet gewild. Ik heb het vermoeden dat er nog wel voor mij wordt gebeden. Dat vind ik ook niet erg. Het heeft geen wig tussen ons gedreven. Mijn broer Jakobus, die ook in mijn band zit, is niet gelovig meer, maar mijn twee zussen nog wel. Toch zijn wij nog steeds een heel hechte familie. Gelukkig wel.”

Volgens sommige muzikanten is muziek een manifestatie van het goddelijke. Worden uw liedjes ook aangereikt door een hogere macht?

“Nou ja, het blijft natuurlijk wel iets raars. Muziek heeft bij mij altijd wel iets met religie of spiritualiteit te maken gehad. En of dat nou waar is of niet, het gevóél heb ik er nog steeds bij – ook wanneer ik op een podium sta. Ik heb echt heel erg veel steun aan muziek. In die zin schrijf ik eigenlijk op de eerste plaats voor mezelf. Die liedjes zijn mijn mantra. Muziek is mijn manier om het leven te handelen.”

Is God de zender en bent u de ontvanger?

“Dat vind ik lastig om te zeggen. Ik heb wel altijd zo gedacht, vooral als tiener. Ik ben op een gegeven moment alles gaan opnemen of opschrijven. Als je een tof idee hebt of je droomt ‘s nachts – wat mij vaak gebeurt – een gave compositie, dan moet je niet denken: als het écht goed is, komt het wel weer terug. Ik ben erachter gekomen dat het zo niet werkt. Het komt gewoon niet meer terug. En dat terwijl je er soms van overtuigd was dat zo’n idee fantastisch was. Leg je het niet meteen vast, dan is het voorgoed weg. Opnemen dus. Nu doe ik dat vaak met mijn telefoon, vroeger sprak ik mijn eigen antwoordapparaat in. Ook met het idee – en dit klinkt misschien belachelijk – dat als ik het niet doe, het misschien wel ergens anders terechtkomt. Bij iemand die wél zo snugger is om het meteen uit de lucht te plukken. En als je eenmaal zo’n idee hebt gepakt en je doet er iets mee, dan pas is het van jou. Maar ook al is die hele theorie niet waar, dan weet ik wél dat die zinnetjes en melodietjes mij troosten, mij een heldere structuur in mijn kop geven. In die zin is muziek voor mij heel heilzaam. En zingen kan af en toe net zo gezond zijn als een potje janken. Die twee liggen voor mij erg dicht bij elkaar.”


Kunt u zo’n uit de lucht geplukte melodie van iedere willekeurige tekst voorzien? Of dicteren de noten een specifieke tekst met dezelfde gevoelswaarde?

“Ik ben in de Pinkstergemeente opgegroeid met het geloof dat er zoiets bestaat als ‘tongentaal’. In het christelijke geloof is dat de gave om in een voor jou onbekende taal tot God te spreken. Het klinkt als wartaal, gebrabbel. Het is zoiets als bij lsd-gebruik: bepaalde remmen zijn weg, je krijgt een soort overgave, en dan gá je gewoon, dan komt alles, ook de dingen waar geen woorden voor zijn, er gewoon uit. Op die intuïtieve manier maak ik ook muziek. Ik begin vaak te zingen in een soort klanktaal. Wel vaak met als leidraad een paar zinnen die ik heb opgeschreven of een bepaald thema in mijn achterhoofd, maar verder gewoon alleen maar spontane klanken. Geleidelijk aan ontstaat er dan iets coherents.

“Eigenlijk vind ik dat woorden en noten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Uit de klank is het woord voortgekomen. Dus de betekenis zit niet alleen in het woord zelf. Als de betekenis van een tekst alleen maar in de woorden zat, was ik wel dichter geworden. Maar dat ben ik niet; ik maak popmuziek. Dus ja: tekst en muziek horen bij elkaar. Wat niet wegneemt dat ik live weleens teksten vergeet en noodgedwongen zomaar iets zing. Soms komt daar iets heel tofs uit. Dat ik dan denk: shit, zó had ik dat natuurlijk meteen al moeten doen. Dan blijf ik het live altijd zo zingen.”

Wanneer u uw teksten zo intuïtief laat ontstaan, dan laat u eigenlijk uw onderbewustzijn spreken. Begrijpt u altijd wat dat onderbewustzijn u zeggen wil?

“Nou ja, het is natuurlijk niet zo dat al mijn liedjes helemaal intuïtief zijn ontstaan. Er is vaak wel een basisidee. Ik schrijf niet helemaal met mijn verstand op nul. Maar ik leer, zeker nu de nieuwe plaat nog zo vers is, iedere dag nog van mezelf. Dan zie ik ineens waar een bepaalde zin vandaan komt.”


De titelsong van het album heet Heavy Flowers. Wat zegt die song over de mens Johannes Sigmond?

“Dat ik mij ervan bewust ben dat we aan het einde van een tijdperk zijn beland. Een bloem is op z’n mooist wanneer die in volle bloei staat. Maar we weten ook dat die bloem door het gewicht van die volle bloei zal knakken en verwelken. Er is op dit moment in de wereld een vreemde paradox gaande: in het Oosten strijdt men voor democratie, een systeem waar het Westen aan ten onder is gegaan. Hier weten we dat niet het volk maar het geld regeert. Ik ga niet gebukt onder die gedachte. Ik geniet nog ten volle van die mooie bloem. Maar dat het zo niet zal blijven, staat vast.”

Was het maken van Heavy Flowers een democratisch proces?

“Zeker niet. Ik bepaal wat er gebeurt. Ik bespeel veel instrumenten op het album zelf. Drummen kan ik niet goed genoeg, maar ik bedenk voor de drummer wel de partijen. En ik zal ook nooit de lapsteel zo kunnen spelen als mijn broer. Maar ik geloof niet in democratie in de kunst. Ik bedoel: er worden weleens schilderijen gemaakt door vier schilders tegelijk, maar dat zijn meestal niet de mooiste…”

Blaudzun: ‘Heavy Flowers’ (V2 Records)

Live: zaterdag 14 januari, popfestival Noorderslag, Groningen