Spring naar de content

‘Jullie zijn bang voor kritiek’

Wie: Franz Ittlinger (61)

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Komt uit: München

Is: eigenaar van Die weisse Rose, een Duitse boekhandel aan de Amsterdamse Rozengracht

‘Toen ik in de jaren zeventig als 21-jarige in Amsterdam aankwam, was ik verrast door de armoede hier. De Jordaan en de Kinkerbuurt waren echt krottenwijken, met dichtgetimmerde panden en opengebroken deuren. Duitsers hadden het een stuk beter, ook economisch. “In Amsterdam ging ik, net als in Duitsland, voor een drukkerij aan de slag, maar ik verdiende de helft van wat ik in Duitsland kreeg. Ik voelde weleens een soort jaloezie bij Nederlanders: Duitsland was ‘het grote buurland’. Duitsers kwamen in de jaren vijftig in groten getale vakantie vieren in Zandvoort. De veertigurige werkweek was toen al ingevoerd in Duitsland. In Nederland gebeurde dat pas tien jaar later.”Dat ik in Nederland kwam wonen, was toeval. Ik wilde niet in militaire dienst en wachtte de procedure af in Nederland. Ik zou er een weekje blijven, dacht ik. Maar ik ben gebleven. “In eerste instantie ging ik in Amstelveen wonen. Daar werd ik als nieuwe bewoner verwelkomd door de burgemeester, met een kopje thee en zo. In Amsterdam, waar ik na een jaar naartoe trok, bleek een ander soort Nederlander te wonen. Het is een stad waar je gemakkelijk mensen leert kennen, maar het contact heeft soms niet zoveel inhoud. De ene dag is iemand je vriend, de volgende dag herkent hij je niet meer. In Duitsland is dat anders. Daar duurt het een paar maanden voordat iemand je als zijn vriend gaat beschouwen, maar als dat eenmaal zo is, dan blijf je ook vrienden.


In de jaren negentig werden Nederlanders steeds zelfbewuster. Het land werd welvarender. Toen was het een volkssport om Duitsers te bespotten. Alle moppen die niet over joden, Marokkanen of Turken verteld mochten worden, mochten wel over Duitsers gaan. “Het was ook in de jaren negentig dat het befaamde Clingendael-rapport verscheen, waaruit naar voren kwam dat scholieren nauwelijks wisten wat voor land Duitsland was. Ze dachten er heel negatief over. Dat is nu wel anders. Steeds meer Nederlanders gaan er op vakantie, ze zien met eigen ogen dat veel Duitsers vriendelijk zijn, dat er mooie musea zijn en dat je er leuk kunt uitgaan.”Ik voel mij meer Duitser dan Nederlander. Dat komt door het cultuurverschil. Ik houd ervan mijn mening te kunnen zeggen en daarover te discussiëren. Nederlanders zijn weleens bang het debat aan te gaan omdat ze moeilijk tegen kritiek kunnen. Over het koloniale verleden is jarenlang niet gepraat. En als het over de oorlog gaat, dan heeft iedere Nederlander in het verzet gezeten. Terwijl er toch ook veel Nederlanders vrijwillig met de nazi’s hebben samengewerkt. In Duitsland heerst nog altijd erg het besef dat we een bepaalde verantwoordelijkheid dragen voor het verleden. Men denkt veel na over de toekomst van zijn land, over Europa, over het milieu en energie. Ik hoor steeds vaker dat Nederlanders hiervoor bewondering hebben. Ze zien Duitsland steeds meer als voorbeeld en minder als bedreiging.”