Spring naar de content

‘Soms heb ik heimwee’

Wie: Angelika Finger (61)

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Komt uit: Keulen

Is: freelance documentaire-maker en voorzitter van de Deutsch-Niederländischer Verein

‘Bijna alle vrouwen die lid zijn van de Deutsch-Niederländischer Verein, een vereniging die bijeenkomsten organiseert voor Duitsers die in Nederland wonen, zijn hierheen gekomen voor de liefde. Ik ook. Mijn man heb ik in Italië ontmoet. Toen wist ik al: hij is een Amsterdammer, hij zal zijn stad nooit verlaten. Ik was graag in Duitsland gebleven, maar de liefde was zo sterk dat ik naar hem toe ben gegaan. “Nederlandse mannen hebben andere omgangsnormen dan Duitse mannen. Ze hechten minder waarde aan etiquette. De deur zullen ze niet altijd voor je openhouden. Eigenlijk was dat een verademing, om niet zo op handen te worden gedragen. “Nederlanders zijn ook veel informeler in de omgang. Er is minder hiërarchie. In Duitsland zeg je tegen een hooggeplaatste bijvoorbeeld vanzelfsprekend ‘u’. Hier is dat bijna een belediging. Maar op sommige vlakken gelden in Nederland weer heel strikte regels. Als je bij iemand op de koffie gaat, bijvoorbeeld. Dan moet je precies tussen drie en vier uur ‘s middags komen en wordt er gevraagd: ‘Hoeveel koffie drink je, één of twee kopjes?’ En: ‘Hoeveel suiker wil je erin?’ Je wordt echt bediend. In Duitsland zet je gewoon een koffiepot op tafel en dan kan iedereen pakken. Als je zelf niet pakt, gebeurt er ook niets. “Ik heb weleens het gevoel dat het glazen plafond in Nederland drievoudig is geïsoleerd. Het is uitermate schrijnend hoe weinig vrouwen hoge functies bekleden. Ik heb als documentairemaker een keer in Hilversum geïnformeerd hoeveel ze daar betalen. Dat was zó weinig dat ik heb gezegd: mijn werk is niet mijn hobby, het is mijn beroep. In Duitsland krijg je veel meer betaald en word je ook meer gewaardeerd. Er heersteen andere werktraditie. “Dat heeft met de oorlog te maken. Toen waren bijna alle mannen weg en namen Duitse vrouwen de bedrijven over. Na de oorlog was alles kapot en moesten we gewoon doorwerken. Ook in de DDR-tijd was het heel normaal dat een moeder overdag niet thuis was. Kinderen gingen vanzelfsprekend naar de crèche. Het moederschap wordt in Duitsland niet zo geromantiseerd als in Nederland. De Duitse minister van Arbeid, Ursula von der Leyen, heeft zeven kinderen en verzorgt haar demente vader. Maar ze werkt wel, en ze doet het nog goed ook. “Het gevoel van trots dat je Duitser bent, kennen we niet zo. Duitsers voelen zich in de eerst de plaats een persoon uit hun buurt, dan een persoon uit de stad waar ze vandaan komen, dan komt de streek en helemaal aan het eind het land. Toch merk je dat steeds meer oudere vrouwen, die al dertig, veertig jaar in Nederland wonen, de behoefte hebben om Duits te spreken. Of om samen advent (de aanloopperiode naar Kerst IdZ) te vieren. “Dan komen we samen en zingen we liedjes, bakken koekjes en lezen elkaar verhalen voor. De jeugdherinneringen komen weer boven. Je voelt je geborgen. Vroeger deden die Duitse vrouwen dat niet samen, ze wilden niet anders zijn dan Nederlanders, liever niet aan elkaar plakken. Maar nu we ouder zijn, overvalt ons soms een gevoel van heimwee naar onze eigen culturele omgeving. Vroeger was je juist zo trots dat je dat niet had.”