Spring naar de content

Traumatisch verleden

Aan de hand van het verhaal van een bange man en zijn getikte tante vertelt Etienne van Heerden een geschiedenis van bijna alles.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Etienne van Heerdens 30 nachten in Amsterdam is een overvolle roman, met een ingenieuze plot, excentrieke personages en verschillende vertelstemmen, waarvan er een op z’n zachtst gezegd onconventioneel is, niet alleen vanwege de losgeslagen toon maar ook vanwege het interpunctiegebruik, het is een roman die zich op twee continenten afspeelt en via een tragische familiegeschiedenis de geschiedenis van een streek beschrijft, of eigenlijk van een land, en, als we nog iets verder uitzoomen, de gevolgen van het kolonialisme, een roman waarin qua stijl en thematiek alle registers worden opengetrokken, waar je tientallen vertalingen van verwacht, en die je na afloop opgelucht dichtslaat, terwijl je denkt: Godzijdank, daar zijn we van af.

Hoofdpersoon Henk de Melker, 47, is geboren en getogen in de Karoo, een rurale streek in Zuid-Afrika. Hij werkt als museumassistent en hij schrijft historische monografieën van onopmerkelijke mensen. Zijn grote doel is om niet op te vallen. Leven in de luwte, zonder grote verwachtingen, elke dag lijkt op de vorige. Totdat hij een brief uit Amsterdam krijgt. Henk blijkt erfgenaam van een lang vergeten, naar Europa geëmigreerde tante. Om zijn erfenis op te eisen, moet hij naar Amsterdam afreizen.

De brief roept een reeks herinneringen naar boven, herinneringen aan de overleden tante, Zan, die een grote rol heeft gespeeld in Henks jeugd en in de hele familiegeschiedenis. Misschien is zij wel de reden, of in ieder geval de bron, van Henks bange, teruggetrokken levensstijl.

In het tweede hoofdstuk gaat Van Heerden opeens terug in de tijd. Henk is nog een klein kind, het verhaal wordt niet meer in de hij-vorm verteld, maar in de ik-vorm. Tante Zan is de verteller. Die afwisseling wordt het hele boek volgehouden – het heden, waarin Henk langzaam de controle verliest, en het verleden, beschreven vanuit Zan. Alleen al aan Zans oververhitte, flamboyante toon, vol met speelse uitdrukkingen en maffe bijnamen voor iedereen in haar omgeving, een nogal particulier taaltje, merk je: die is niet helemaal goed bij het hoofd.


Stap voor stap onthult Van Heerden meer over Zans gekte, haar vlucht en haar turbulente leven in Amsterdam. Henk wordt in zijn traumatische verleden teruggeworpen, en tegelijkertijd beleeft hij een cultuurshock als hij in Nederland aankomt. Het drukke, chaotische Amsterdam, de wereldstad, de vele prikkels, het heeft allemaal een enorme invloed op zijn state of mind, en je krijgt het vermoeden dat Henks voorzichtigheid geen bewuste keuze is, maar een overlevingsstrategie.

Of nou ja, vermoeden. Daar kun je niet echt meer van spreken als elke hint nadrukkelijk wordt uitgespeld. Dat is een van de problemen van 30 nachten in Amsterdam: Van Heerden geeft de lezer nergens de ruimte om zelf iets in te vullen, verbanden te leggen, een beeld te vormen van de personages. Het verhaal, dat op zichzelf interessant genoeg is, wordt telkens onderbroken door de opdringerige verteller. Het voelt als een voice-over die uitlegt wat we op het scherm prima zelf kunnen zien.

Ook symbolen die toch al weinig subtiel waren – het monument in Henks werkkamer, een kindergrafje – worden expliciet als symbool benoemd. Want ja, wat als er een lezer is die het allemaal niet meteen doorheeft? Voor de zekerheid laat de schrijver Henk zich letterlijk afvragen of dat grafje niet misschien symbool staat voor zijn verdrongen kindertijd. Fijn, dank u.

Zan legt in haar hoofdstukken dan weer niks uit, het is een lange woordenstroom en je moet het eigenzinnige idioom zelf zien te vertalen in iets begrijpelijks: “Zij moest al heel lang koe bij de horens alle hens aan dek tong uit de bek achter Drolboet aan, het zijn allemaal manieren voor haar om de kar te trekken en Sukkelbroer onder het juk te krijgen, de krakende wagen.” Je zit er sneller in dan je denkt, en hoewel Zans verteltoon absoluut uniek is, wordt het na het derde of vierde hoofdstuk wat vermoeiend. De vertaling uit het Afrikaans door Karina van Santen en Martine Vosmaer is trouwens erg goed.


Etienne van Heerden (1954), Zuid-Afrikaan, won in zijn vaderland verschillende prijzen voor 30 nachten in Amsterdam. Je kan zien waarom literaire jury’s ervan onder de indruk zijn. Van Heerden weet de worstelingen van Zan, Henk, de hele familie, te verbinden aan de trauma’s van Zuid-Afrika, van elk gekoloniseerd land, en uiteindelijk van elke ontwortelde emigrant.

Maar het idee, de ambitie, is stukken indrukwekkender de uitvoering. Het medeleven met de personages blijft uit, en hoewel de roman vol zit met bizarre wendingen en mysteries, word je zelden echt meegesleept. Van Heerden haalt keer op keer de vaart uit zijn verhaal, waardoor je je van geheim, via trauma, naar geheim worstelt.

In Seymour: An Introduction beschreef J.D. Salingers personage Buddy Glass ‘the reader’s most immediate want’ als: ‘to see the author get the hell on with his story’. Precies in die ‘most immediate want’ laat Van Heerden het afweten.

Etienne van Heerden: 30 nachten in Amsterdam. Vertaling: Karina van Santen en Martine Vosmaer. Podium, €25. Ook via ako.nl.