Spring naar de content

Dubbeltalent

De memoires van Michael Moore bevatten veel vermakelijke anekdotes. Ze geven een goed beeld van deze Amerikaanse beroepsprovocateur en filmer, die ooit begon als schrijvend journalist.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Max Pam

Michael Moore is een begenadigd docu- mentairemaker, om wiens films ik vaak moet lachen. In zijn pseudonaïviteit is hij bij vlagen onweerstaanbaar geestig. Daarbij is hij naar eigen zeggen ‘links’, wat in de Verenigde Staten nog meer dan in Nederland een doodzonde is. Links zijn betekent geëngageerd zijn. Moore is geen communist, maar hij is tegen het kapitalisme dat arbeiders uitbuit en tegen de autoritaire samenleving, die de zwakkeren onderdrukt. Zijn eerste film, Roger & Me, gaat over een fabriek van General Motors in Moore’s geboorteplaats Flint. De fabriek wordt verplaatst naar Mexico, een verhuizing die de arbeiders van Flint brodeloos zal maken en die geschiedt in een bewust gecreëerde nevel van desinformatie.

Moore is tegen de Republikeinen en voor de Democraten. Hij is vooral tegen de familie Bush en helemáál tegen George W. Bush. Toen Moore voor Bowling for Columbine een Oscar kreeg, riep hij op het podium met het beeldje in zijn hand: “Shame on you, Mr. Bush, shame on you!” Dit naar aanleiding van de inval in Irak. Moore werd onmiddellijk van het podium getrokken en ontving nog jaren daarna drollen in zijn brievenbus. Ook moest hij in die tijd beveiligd worden.

Over de aanslag op de Twin Towers en het, in zijn ogen, oorlogszuchtige optreden van de Verenigde Staten, maakte Moore de film Fahrenheit 9/11. Daarin zitten de legendarische beelden van Bush, die voor een klas met kinderen zit als hij te horen krijgt over de aanslag. Fahrenheit 9/11 bezorgde Moore de Gouden Palm en twintig miljoen dollar. Zo gaat dat als je op de juiste manier anti-kapitalist bent.


Moore is ook een geweldige demagoog. Hij deinst er niet voor terug beelden helemaal op zijn manier te monteren; dat wil zeggen dat hij ze op zo’n manier presenteert, dat er geen discussie kan ontstaan over de vraag wie de helden zijn en wie de boeven. Volgens Tim Krabbé is Michael Moore niet alleen een demagoog, maar ook een leugenaar. Dat schrijft hij in zijn boek Wij zijn maar wij zijn niet geschift, dat net als Moore’s film Bowling for Columbine gaat over het bloedbad dat Eric Harris en Dylan Klebold op hun middelbare school aanrichtten. Volgens Krabbé wist Moore heel goed dat de twee leerlingen de avond voor de moordpartij helemaal niet zijn gaan bowlen, maar heeft hij dat bewust uit zijn film gelaten omdat hij die ontnuchterende werkelijkheid niet kon gebruiken voor zijn betoog.

Michael Moore is wat je noemt een portret. Hij is een soort Theo van Gogh in het kwadraat, ook uiterlijk. Misschien is die manier van filmen, dit soort optreden, vooral weggelegd voor te dikke mannen die eeuwig puber zijn gebleven. Zijn autobiografie begint niet voor niets met een citaat van Woody Allen, dat ook het lievelingscitaat van Theo van Gogh was. Woody Allen vraagt in Stardust Memories aan God wat de zin van het leven is en krijgt als antwoord: “Ik kan je één ding zeggen: je bent geen missionaristype. Je zou het niet volhouden. En trouwens, je bent ook Superman niet; je bent een komiek. Wil je de mensheid echt tot nut zijn? Maak dan betere grappen.” Tell funnier jokes!

En grappen vertellen kan Moore heel goed, al worden die niet door iedereen gewaardeerd. De titel van zijn vermakelijke autobiografie zegt het al: Here Comes Trouble. (Nog beter was geweest: Uh-oh! Heres Comes Trouble.) Moore hoeft maar ergens binnen te komen, of er zijn mensen die terugdeinzen. Daar heb je die verschrikkelijke herrieschopper, die man die alles in de war gooit, die je nooit een rustig moment gunt. Waar Moore komt, is de kamer meteen gevuld met te veel lawaai, te veel drama, maar ook met een teveel aan plannen en goede bedoelingen.


Moore had dat al van jongs af aan. Hij heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een groot ego, een vermoeiende combinatie die niet iedereen op prijs kan stellen. Een van zijn eerste verhalen gaat daarover. Moore is geboren in Flint, Michigan, een stad met zo’n honderdduizend inwoners. Hij komt uit een katholiek nest en zijn vader werkt bij General Motors. Omdat GM zijn arbeiders graag de illusie biedt dat ze tot de middenklasse behoren – ik volg de redenering van Moore – wordt er op een dag een golfbaan aangelegd. Ook Moore’s vader wil daar lid van worden, maar dan leest hij op het aanvraagformulier: “Alleen voor blanken”.

En dan begint het gedonder. Je kunt volhouden dat met die drie woorden de carrière van zoon Moore als beroepsprovocateur en querulant is begonnen.

Natuurlijk was de verontwaardiging van Moore volkomen terecht, maar het gaat om de Mooreaanse manier waarop de verontwaardiging wordt geuit. Moore klimt in de pen, houdt redevoeringen, stelt zich meteen kandidaat voor de plaatselijke school board (hoewel hij daarvoor nog eigenlijk te jong is), voert campagne, gaat als een olifant door porseleinkasten, stoot autoriteiten voor het hoofd, haalt eerst de plaatselijke krant en dan de landelijke media, en wordt vervolgens dankzij veel proteststemmen gekozen.

Hij vecht niet alleen voor de goede zaak, hij ís de goede zaak. Echt een jongen van wie je bij zijn binnenkomst al weet dat je veel last van hem zult krijgen. Iemand ook die niet rust voordat hij zijn zin heeft gekregen. Ik moet zeggen: dankzij Moore’s zelfironie, die hij toch ook heeft, werkt het op een vreemde manier aanstekelijk. Je krijgt als lezer ook zin om tegen de schenen van een paar notabelen te gaan schoppen. Een groter compliment kun je een schrijver haast niet geven.


Moore is bekend als filmer, maar hij is wel degelijk begonnen als journalist. En ook als uitgever, want gezien zijn geestelijke gesteldheid kon hij alleen maar werken voor zijn eigen krant. Hij schrijft zo ongeveer als hij filmt: opgewonden, demagogisch, maar tegelijkertijd altijd onderhoudend en vermakelijk. De nuance gaat meer dan eens verloren en ik zou mijn hand er niet voor in het vuur durven steken dat hij altijd de waarheid spreekt.

Een geweldig verhaal uit Here Comes Trouble heet ‘Bitburg’. Dat is een stadje in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, met een kerkhof voor soldaten van de Wehrmacht en de Waffen-SS. In 1985 veroorzaakte Ronald Reagan grote opschudding door samen met Helmut Kohl deze begraafplaats te bezoeken. Met een joodse vriend reist Moore naar Bitburg, in de hoop op het moment suprme een spandoek te kunnen ontvouwen met de tekst: “We came from Michigan, USA, to remind you THEY KILLED MY FAMILY.”

Inderdaad weet Moore, die altijd overal binnenkomt, ook hier binnen te komen. Zijn vriend lukt het om het spandoek onder de ogen van Reagan te brengen. De president is duidelijk not amused, wat ook geldt voor het enorme beveiligingsapparaat. Maar Moore heeft een Amerikaanse cameraman ingeseind over wat er zou gebeuren. En zie, het werkt: onder het oog van de camera durft men niet op de joodse jongen in te hakken.

Filmer en schrijver, Moore is een dubbeltalent. En dan heeft hij ook nog eens een katholieke jeugd gehad. Die man heeft werkelijk alles.

Michael Moore: ‘Here Comes Trouble’.

Vertaling: Frans van Delft. De Arbeiderspers, €21,95. Ook via ako.nl.