Spring naar de content

Petje af voor de Nederlandse man

Alle negen waren ze er, afgelopen woensdag. Bij de ‘partnerles’. Ze stelden vragen aan de zwangerschapsjuf en luisterden geïnteresseerd naar haar soms toch wat langdradige adviezen. Dat had ik, eerlijk gezegd, niet verwacht.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Karen Geurtsen

Ik vind mezelf gewoon ouderwets dat ik het opschrijf, maar soit: mannen vallen me ontzettend mee als het op de zorg voor kinderen aankomt. Na toch een behoorlijk aantal horrorverhalen over vaders die hun kinderen veelal links laten liggen en alleen maar naar de kroeg willen, prees ik mijzelf gelukkig met een man die de baby op komst als een evengrote zorg voor beíde ouders beschouwt. Maar zo uitzonderlijk, merk ik nu, is hij niet.

Hij blijkt niet de enige vent die altijd meegaat naar afspraken bij de verloskundige –ook als ik tegen hem zeg dat het écht niet hoeft. Hij blijkt ook niet de enige die vier dagen gaat werken om een dag bij de baby te kunnen zijn. En hij blijkt niet de enige die oprecht geïnteresseerd is in de bevalling, en zelfs bereid is een voetbalwedstrijd van Oranje te laten schieten om mee te gaan naar een zwangerschapscursus.

Tot mijn grote verbazing zijn alle negen partners van mijn medezwangeren bij de gemeentelijke zwangerschapscursus zo. Of lijken in ieder geval zo te zijn (ik ken natuurlijk niet álle ins and outs van hun zorgverdeling).

Buurman en buurman
Het was me al eerder opgevallen bij mijn buren. Twee sympathieke stellen van -ik gok- eind dertig; in het spitsuur van hun leven met ieder een carrière en daarnaast twee jonge kinderen om voor te zorgen.

Buurman A zie ik even zo vaak met hun twee meisjes door de gemeenschappelijke gangen zeulen als buurvrouw A. En buurman B zie ik zelfs vaker met zijn twee jongens in de weer dan buurvrouw B. Die drie keer per week dat ik ze op de gang tegenkom zijn natuurlijk niet representatief genoeg om degelijke conclusies te trekken, maar toch: ik krijg nou niet het gevoel dat het op mijn etage de dames zijn die heel veel harder moeten zwoegen om het gezin draaiende te houden.

Voor wie toch iets meer bewijs wil dan mijn onderbuik: ook het Sociaal Cultureel Planbureau meldt dat Nederlandse mannen veel tijd aan hun kinderen besteden. Hun rapport A day with the Dutch laat zien dat Nederlandse vaders van alle Europeanen het meest met hun nageslacht in de weer zijn. Meer zelfs dan de Noorse en Zweedse vaders, die toch bekend staan om hun grote aandeel in het gezin.

De tijd die Nederlandse moeders aan hun kroost besteden zit overigens op het Europese gemiddelde. Dat zegt niks over de absolute zorgverdeling, behalve dan dat vrouwen op Europese schaal veel meer tijd kwijt zijn aan de zorg voor hun nakomelingen dan mannen. Een fifty/fifty-verdeling zit er in geen enkel land in. Zelfs hier in Nederland, waar de mannen zo goed bezig zijn, mogen de moeders 60 tot 65 procent van de kinderzorg op hun conto schrijven. Paps is er voor de rest.

Generatiekloof?
Misschien word ik hier in Amsterdam-West wel omringd door hypermoderne ouders die het gemiddelde omhoog trekken, en zegt u: in mijn omgeving zijn het anders nog steeds de vaders die werken en de moeders die zorgen. Toch krijg ik niet het idee dat het alléén de jonge, stadse generatie vaders is, die zich zo fijn over zijn nageslacht ontfermt.

Van mijn herencollega’s van in de veertig en vijftig -ook zij die niet grootstedelijk wonen- heb ik namelijk net zomin een slecht beeld als het op de zorg voor hun kinderen aankomt. Ook zij laten zich hun thuiswerkmiddagen, waarop ze ook de kinderen van school halen, niet zomaar ontnemen. En ook zij verlaten de redactie wat eerder om, vrolijk voortstampend naast hun koters, de helft van de avondvierdaagse te kunnen afleggen.

De nieuwe underdog
Misschien is het wel een tactische zet van al deze mannen om zich meer onmisbaar te maken in het gezin. In het boek Liefde á la carte (2007), over de toekomst van gezinsvorming, stellen demograaf Jan Latten en politicologe Malou van Hintum ons een matriarchale samenleving in het vooruitzicht, waar de dames aan het roer staan.

Vrouwen zijn steeds hoger opgeleid en daardoor beter in staat zichzelf te bedruipen. Zij hebben de mannen niet meer nodig, behalve als verwekker dan. De vrouwen en hun kinderen vormen in de toekomst het kerngezin, zo voorspellen Latten en Van Hintum, en voor de man wordt het uitkijken geblazen dat hij zijn plek in dat gezin niet verliest zodra een beter exemplaar zich aandient.

Misschien is dat fantastische vaderschap van Nederlandse mannen dus wel pure evolutionaire noodzaak. Het begin van een algehele transformatie van alle vaders naar gelijkwaardige zorgers, zeg maar. Maar laten we daar vandaag niet al te lang bij stilstaan en die Vaderdag gewoon flink vieren; want verdiend is ie hoe dan ook.