Spring naar de content

Hoe Niki Terpstra werd afgebeuld door zijn vriendin

Jammer dat Mart Smeets Niki Terpstra onderbrak, dinsdag in De Avondetappe, toen hij wilde vertellen over de stuurmanskunsten van zijn vriendin Ramona.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Marijn de Vries

We hadden net beelden gezien van een bijkans aan de bumper van een auto vastgeplakte Niki, die met zo’n honderd (!) kilometer per uur over de Franse wegen fietste. Ramona zat achter het stuur. “Die moet niet plotseling remmen, zeg!” zei Smeets. “Dat doet ze ook niet,” antwoordde Niki, “want zij kan heel goed…” De rest van zijn zin ging ten onder in de volgende opmerking van de presentator.

Als Smeets Niki had laten uitpraten, had hij een leuk verhaal gehoord. En u ook. Dan had u gehoord wat een wielervrouw eigenlijk allemaal voor haar vent over heeft. Ze slikt niet alleen zijn maandenlange afwezigheid of brengt hem zijn pantoffels en eten als hij wél thuis is. Ze gaat ook rustig in weer en wind urenlang op een brommer zitten, met verkleumde handen en voeten en haar kerel groen van het afzien in het wiel.

Niki Terpstra is de beste wielrenner van Nederland. Tenminste, dat was hij op zondag 24 juni. Daarom mag hij een jaar in het rood-wit-blauwe tricot rijden. Maar hij is – tot mijn grote verdriet, want ik ben fan – niet te zien in de Tour de France. Niks aan, vindt Niki, voor een aanvaller als hij, want in de Tour wordt bijna elke aanval gepareerd. En Niki heeft geen zin om zich drie weken het schompes te fietsen met een minieme kans op winst.

Als je hebt gezien hoe Niki oppermachtig Nederlands kampioen werd op die verregende zondag in juni, kun je je bijna niet voorstellen dat hij ook tijden heeft gekend waarin het niet goed met hem ging. Tijden waarin hij niet sterk was en zijn ploeg zich vertwijfeld afvroeg wat voor prutser ze in vredesnaam hadden aangekocht. Hij moest meer achter de brommer trainen, zeiden ze tegen hem. Allemaal leuk en aardig, dacht Niki, maar wie moest die brommer rijden? Zijn pa was druk met het garagebedrijf, zijn moeder durfde niet. En Ramona – ach, zoiets vraag je toch niet aan je vriendin?

Maar Ramona vond dat Niki niet moest zeuren. Brommer rijden, dat kan toch iedereen? Dus ze trok een dikke jas en handschoenen aan, zette een helm op, startte haar brommer en trok met Niki zo dicht mogelijk op het wiel de polder in. De eerste bochten waren nog wat onwennig. Dan liet Ramona het gas los en vloog Niki bijna in haar nek. Vloekend en tierend. Maar niet remmen went en eenmaal bij het Markermeer gekomen gaf Ramona gas. Volle bak. “Niet zo hard!” schreeuwde Niki boven de wind uit. “Niet zeiken!” riep Ramona terug. “Gewoon fietsen!” Ze vond het mooi werk, haar vent afbeulen.

Dagenlang waren ze zo samen op pad. Het Markermeer rond en rond. Niki werd sterker, de koersen gingen steeds beter. Hij mocht blijven bij zijn ploeg. Zijn droom om prof te worden en te blijven was niet vervlogen, maar kreeg juist steeds meer gestalte in het wiel van Ramona. Mart Smeets vroeg zich af hoe een jongen uit de polder zo hard kan fietsen dat hij alle andere Nederlandse profs op een hoopje rijdt. Als hij Niki niet had onderbroken had ‘ie het geweten: gewoon, door te trainen achter een brommer, genadeloos hard bestuurd door zijn vriendin.

————————
Volg HP/De Tijd ook op Twitter!