Spring naar de content

Over Jane Austen, Komrij en Federer: ‘New balls please!’

Wimbledon is weer voorbij. Het toernooi waar de ene versleten traditie de ander overeind houdt,
beleefde wederom een jaargang van de totale degeneratie. Op de baan gaat alles verder, ernaast heerst Jane Austen nog altijd met harde hand.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Gisteren schakelde ik na afloop van de Touruitzending over naar het andere van de twee Belgische publieke kanalen. Ook in België hebben ze wat de “Sportzomer” betreft een klap van de molen gekregen: ze zenden elk groot toernooi van A tot Z uit met een fanatisme dat aan sportwaanzin grenst.

Je zult Belg zijn, een haat koesteren tegen sport (dat is nog altijd wettelijk toegestaan. Voor zover ik weet) en op een regenachtige zomerdag de televisie aan willen zetten… Dat kan dus niet. De Belg die niet van sport houdt, bestaat niet op televisie. En wie op televisie niet bestaat, nou ja, die kan het wel schudden.

Op dat tweede net was juist een regenpauze in volle gang. Wonderlijk, want de Wimbledon-finale wordt sinds enkele jaren gespeeld in een stadion met dak. Misschien lekte het dak, ook de vooruitgang is feilbaar.

Ontroerend
Het was een ontroerend beeld. Het gras werd beschermd door een soort enorme eenpersoonstent die de baan aan het zicht van de toeschouwers onttrok. Nou ja, van de tribunes, want de toeschouwers waren allemaal naar binnen gevlucht, om aardbeien met slagroom te eten en hun hoedjes te föhnen.

De televisiecamera had zich onder de tent gewurmd. Daar liep een jongen, een jongen die overal kleine witte handdoekjes over het gras verspreidde. Hij scharrelde een beetje, onwetend van de miljoenen ogen die op z’n onbegrijpelijke arbeid gericht waren. Het geluid stond uit, anders hadden we hem waarschijnlijk kunnen horen fluiten, een obsceen riedeltje. Misschien zou hij zich nog even uitgebreid aan z’n kruis krabben, om tenslotte in een stil hoekje even de broek los te knopen en tegen de netstaanders te pissen.

Keurige mensen
Het gebeurde niet. Natuurlijk niet. Tennis is een spel van en voor allemachtig keurige mensen en Wimbledon het summum van die keurigheid. Het doet bijna pijn aan je ogen, zo stijf het er allemaal aan toegaat. De Belgische commentatoren legden uit hoe op andere toernooien de ballen die in het publiek geslagen worden mee naar huis genomen worden door enthousiaste toeschouwers. Op Wimbledon is dat ten strengste verboden. Heiligschennis, noemen ze dat daar.

Terwijl Murray en Federer zich in hun traditioneel smetteloos witte outfitjes – nog zo’n traditie die er slechts toe dient om de zielloze stilstand op Wimbledon nog eens te onderstrepen – nogmaals warm begonnen te meppen, liet de regie de camera over de toeschouwers glijden. Ik zeg het niet graag maar: er zat geen normaal mens tussen.

Het voltallige publiek was in te delen in een van de volgende drie categorieën: hertog, gravin of tenniscoach; drie mensensoorten die in de psychiatrie als ‘ongevaarlijk maar niettemin getikt’ bekendstaan.

De moeder van Andy Murray – een Schotse slungel die bij ieder verloren punt zijn ogen als een geërgerde oudoom ten hemel richt – kwam ook een paar keer in beeld. Zij bleek een kruising tussen Hyacint Bucket, de pretentieuze kakmadam uit Keeping up Appearances, en Judi Dench wanneer zij de rol van ‘harde tante’ heeft toebedeeld gekregen. Het hele stadion ademde de beklemmende ouwe chic van Oxford University.

Zelfs David en Victoria Beckham hadden een poging gedaan een aanvaardbare mate van Britishness te bereiken, al had David zich wel te warm aan moeten kleden om toch tenminste enkele van zijn driehonderd tatoeages te bedekken. Victoria was natuurlijk altijd al posh.
Zat ik eigenlijk wel naar sport te kijken?

Komrij
Ik dacht aan Gerrit Komrij. In de bundel Horen, Zien en Zwijgen uit 1977 (verzamelde tv-kritieken) karakteriseerde hij tennis als volgt: ‘De kunst om, staande op fijngemalen dakpannen, een bal over een grofgehaakt lapje te slaan, met zo weinig mogelijk spelregels, zodat ook de hogere standen het nog kunnen volgen.’

Komrij werd vrijdag in de halve finales (te vroeg) uitgeschakeld, maar zijn 35 jaar oude visie snijdt nog altijd hout. Meer is tennis niet en meer kan het ook nooit worden, zolang dat Jane Austen-achtige sfeertje (waar natuurlijk niet op fijngemalen dakpannen, maar op een tapijtje van kleurloos gras wordt gemept) het toppunt van heerlijkheid binnen de sport blijft.

Federer
De sublieme Roger Federer, die er voor altijd uitziet als een brave Blaricumse vader langs het hockeyveld van zijn kinderen, won met artistieke overmacht. Het was zijn zevende titel. Al bijna vijftien jaar schotelt Federer de Londense high society de ene wonderbal na de andere voor. Hij serveert tennis voor fijnproevers, tennis waar je niet genoeg van kunt krijgen.

Na de winnende bal viel hij beschaafd juichend op het gras.
Er werd op hem ingezoomd. Hij balde zijn vuist en wuifde naar zijn aandoenlijke tweelingdochtertjes in de loge. Achter hem was het publiek te zien. Vrouwen met dunne mondjes keken onaangedaan toe. Slechts een enkeling applaudisseerde.
De vooruitgang stond op de baan, de stilstand op de tribunes keek even de andere kant op. Gelukkig begrepen ze de spelregels nog wel.