Spring naar de content

Bestond de goede oude hemel nog maar

Dat gaat allemaal maar dood, tegenwoordig.. Binnen 24 uur komt Pierlala driemaal langs. Eerst hoor ik dat de zus van een lieve collega ongeneeslijk ziek is, dan dat een naaste oud-collega tamelijk plotseling is overleden en vervolgens zie ik op tv hoe de literaire wereld de jammerlijk verscheiden Gerrit Komrij herdenkt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Matt Dings

Bestond de goede oude hemel nog maar, denk ik ineens.

Toen bijna iedereen nog gelovig was, niet eens zo heel lang geleden, stond er tegenover de triestheid van het sterven het idee dat de dierbare overledene opgenomen was in het eeuwige koninkrijk van God. Althans waarschijnlijk, want in theorie kon een dode ook nog naar het vagevuur of de hel, maar dat was voor een minderheid van notoire slechteriken, dus niet voor onze intimi.

Hoe we ons dat hiernamaals moesten voorstellen, wist niemand, maar dat het een niet te versmaden oord was, stond vast. Wij mochten verdrietig zijn, maar onze betreurden waren zeer goed af; bovendien zouden we elkaar op den duur weerzien, zodat het verlies maar tijdelijk was. Een hele troost.

Als kind stelde ik me bij de hemel een onmetelijke blauwe ruimte vol mollige wolken voor, en tussen die witte watten zweefden glimlachende wezens in witte gewaden en met gouden aureolen, zielen in mensengedaante, even wakker als ontslapen, blij verwikkeld in vage spelen zonder einde. Volgens meneer kapelaan at men er eeuwig rijstebrij met gouden lepels, maar dat geloofde ik niet – zielen hoefden namelijk nooit te eten, laat staan rijstebrij.

Gaandeweg en op de golf van ontkerstening die over de samenleving spoelde, geloofde ik steeds minder. Tot atheïst heb ik het nooit geschopt, wel verwaterde ik op den duur van rooms-katholiek tot agnost met een zwak voor rituelen. Echte agnosten maken geen woorden vuil aan een hiernamaals dat toch niet te kennen valt, maar ik wou niet van de hemel af en maakte er bij wijze van compromis iets abstracts van. Naar mijn idee bleef na ons overlijden onze ‘energie’ rondwaren door het universum en verbond zich daar met die van anderen, zodat er wel degelijk nog een vorm van leven na de dood bestond. In mijn Evangelie van Mattheus was op die manier ook een zalig weerzien in abstracto geregeld.

Maar ook die hemel betrok en betrok, tot er geen wolkje meer over was. We moeten niet denken te weten wat ons boven de pet gaat, geloof ik nu. Waar we heen gaan, Jelle zal wel zien. En misschien valt er wel helemaal niets meer te zien.

Het is winst voor de Rede. Maar dat laatste afscheid in het crematorium of op het kerkhof is er wel een stuk harder op geworden.

————————

Volg HP/De Tijd ook op Twitter!