Spring naar de content

Gluren naar De Benen van Greipel

We zaten op het vliegveld van Düsseldorf te wachten op onze vlucht. Het was december en ijskoud, dus mijn ploeggenoot Marieke en ik zouden trainen op zonnig Mallorca, zoals veel wielrenners in de winter doen. Stiekem zaten we naar twee jongens een stukje verderop te kijken. En we zaten te piekeren. Wie waren dat ook weer? Die ene rooie was wel erg lang voor een wielrenner, maar die andere: dat was er zeker eentje. We kenden zijn gezicht.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Marijn de Vries

De lange rooie en zijn metgezel zaten al toen wij het vliegtuig binnen kwamen. We keken naar onze boardingpassen. “O! We zaten naast ze!” Althans: de rooie zat bij het raam, daarnaast zat die met dat bekende gezicht en ik zat naast hem. Marieke mocht aan de andere kant van het gangpad plaatsnemen. Intussen bleven we als twee pubers smiespelen over wie het nou toch waren.

Ik keek recht op de meest imposante benen die ik ooit had gezien. In spijkerbroek gehuld, weliswaar, maar ze waren gigantisch.

Ik keek stiekem naar rechts, in een poging op te vangen welke taal ze spraken. Duits. Mijn blik gleed naar beneden. en op dat moment moeten mijn ogen zo groot als schoteltjes geworden zijn, want ik keek recht op de meest imposante benen die ik ooit had gezien. In spijkerbroek gehuld, weliswaar, maar ze waren gigantisch. Dik. Niet als in vet, maar als in extreem gespierd. Je zag de lijnen door de stof van de broek heen. Ze pasten niet eens op de zitting, een stukje been lag op mijn stoel. Ik keek naar mijn eigen onderstel en terug naar de benen naast me. Wow. Daar kon ik wel vier keer in – en ik heb echt geen spillepootjes.

En toen viel het kwartje. Duits. Benen als boomstammen. André Greipel. Ik keek nog een keer naar het gezicht. Ja hoor. Zeker weten. “Marieke!”, fluisterde ik het gangpad over. “Het is André Greipel!” Ik knikte naar De Benen. Marieke rekte haar nek en giechelde geïmponeerd. Dat die lange rooie zijn ploeggenoot Marcel Sieberg moest zijn, was nu niet meer moeilijk te raden.

We stegen op en ik kon mijn ogen onmogelijk van De Benen afhouden. Greipel en zijn maat hadden allebei een enorme koptelefoon opgezet en luisterden met hun ogen dicht naar muziek. Dus dit zijn de benen van een topsprinter, dacht ik. Normaal gesproken zijn wielrenners in het echt lang niet zo indrukwekkend als op televisie. Het zijn heel gewone mannetjes. Stukken ieler dan je zou denken. Deze Benen waren duidelijk de uitzondering op de regel. Ik bleef maar staren. Tot De Benen plotseling opstonden en de bezitter ervan me duidelijk maakte dat hij er langs wilde.

Ik maakte mezelf zo klein mogelijk. De Benen schoven voorbij en liepen door het gangpad naar voren. Maar wat stuiterde daar nou over de grond? Marieke en ik keken elkaar aan en proestten het uit. Het was de gigantische koptelefoon, die als een hondje aan een touw achter zijn baasje aan hobbelde, richting toilet. De bezitter ervan had niks door. Wij stikten bijna.

Met een uitgestreken gezicht kwam Greipel even later weer onze kant op. Wij keken naar de grond en probeerden ons lachen in te houden. De Benen werden op de hielen gevolgd door een stewardess met een paspoort in haar handen. “Herr Greipel?”, riep ze luid en duidelijk door het vliegtuig. “Sind Sie Herr Greipel? Hallo? Herr Greipel? Dit heeft u op het toilet laten liggen!” Ik kreeg het bloedheet. Marieke liep rood aan. We persten onze lippen op elkaar. Niet lachen! Want dan zouden we de rest van de vlucht niet meer bijkomen, dat was zeker.

En zo maakte André Greipel zich in anderhalf uur onsterfelijk bij ons. In de Tour neemt hij wat meer tijd om dat bij de rest van de mensheid te doen. Met Die Benen. Misschien had ik ze toch even stiekem moeten aanraken.

————————

Volg HP/De Tijd ook op Twitter!