Spring naar de content

Wie 144 belt, belt ook een beetje voor zichzelf

Goed, ik heb dus 144-red-een-dier gebeld. Voor het eerst. Niet voor een mishandelde hond of een verwaarloosd paard, maar voor een gewonde kraai. En waarom? Omdat je het eigenlijk niet kunt maken om het nummer níet te bellen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark Traa

Ze kunnen er zelf niets aan doen, maar kraaien zijn toch een beetje de verschoppelingen van de vogelwereld. Ze zijn niet mooi, ze maken geen fijn geluid en ze komen met veel te veel tegelijk. Met duizenden zwermen ze onder een ijselijk gekras in de schemering over ons dorp. Soms, zeg ik met gepaste overdrijving, wanen we ons in een scene uit Birds van Alfred Hitchcock.

Eerder deze week kwam een van die duizenden kraaien uit de lucht vallen. Of eigenlijk werd hij uit de lucht gehááld, door een welgemikte uithaal van een van onze katten. Niet dat we daarvan zelf getuige waren: een buurvrouw had aangebeld, wijzend op de kraai die inmiddels stilletjes in de straat zat, versuft door de aanval van ons luchtdoelgeschut. Inmiddels waren er meer buren naar buiten gekomen, want ja: dorp. Toen we goed keken zagen we dat de kraai gewond was. Hij was niet langer bij machte te vliegen. Vanaf dat moment werd die hinderlijke vogel ineens een knuffeldier.

Dat leidde tot een geheel nieuwe dynamiek in de straat. Wat te doen met een gewonde kraai? Er was de buurman die het dier wel uit zijn lijden wilde verlossen, maar die suggestie ontlokte slechts verontwaardiging bij vrouwelijke buurtgenoten. Zij trachtten elkaar te overtroeven in diervriendelijkheid. Al snel ging het over de dierenambulance. Logisch dat je die belt, ook voor een kraai. We keken omhoog toen weer een hele zwerm familieleden en vrienden van onze straatkraai de hemel vulde. Ja, er zijn er nog duizenden over. We hebben het hier niet over een bedreigde diersoort. Maar een gewonde kraai dan maar negeren? No way, oordeelden de buurvrouwen. Dat is zielig!

En voor ik het wist stond ik buiten te bellen met de dierenambulance. Het was tien uur ‘s avonds en er nam niemand op, ook niet op het noodnummer dat 24 uur bereikbaar hoort te zijn. Op een bandje werd om geduld gevraagd, waarna er een kiestoon volgde. Een schande, oordeelde iedereen direct. Inmiddels had een buurman het dier gevangen en in een doos gestopt, afgedekt met een handdoek. Dat vond ík dan weer zielig. Maar mijn voorzichtige suggestie om de kraai gewoon los te laten en de natuur zijn gang te laten gaan, kon ook niet op genade rekenen.

Toen pas herinnerde ik me 144, de dierenhulplijn die door PVV’er Dion Graus in het leven werd geroepen en afgaande op het aantal telefoontjes een succes is (eerst was er sprake van 114, maar dat werd veranderd). Kunnen we die wel lastig vallen met een gewonde kraai? Natuurlijk, klonk het in de straat, waar men duidelijk ingenomen was door deze optie voor een nieuwe, overtreffende daad van diervriendelijkheid. Niemand die iets zei over het ongetwijfeld kommervolle bestaan dat een eenzame opgelapte kraai zou gaan krijgen in een vogelasiel.

Deze avond verdrong de hulpneiging alle rede. En 144 bellen is dan toch het ultieme wat je kunt doen. Dichter bij 112 kun je niet komen. Ze zeggen wel eens: wie goed is voor dieren, is ook een goed mens. Ik wilde deze gelegenheid om aan de buurt laten zien dat ik een goed mens ben niet voorbij laten gaan. In één klap begreep ik het succes van 144: wie dat nummer belt, belt ook een klein beetje voor zichzelf. In voorkomende gevallen kun je het gewoon niet maken om niet te bellen. De sociale groepsdruk is simpelweg te groot.

Bij 144 namen ze wél op. Een vriendelijke man, die ongetwijfeld ook wordt gebeld voor musjes met een verstuikte enkel, nam de melding van de vleugellamme kraai zeer serieus en zei: “Een momentje, ik verbind u even door.” Een seconde later hoorde ik de voicemail die ik al eerder had gehoord: die van de dierenambulance. Tot zover mijn kennismaking met 144. Het duurde nog een half uur voordat een vrijwilligster van de dierenambulance wél de telefoon opnam. Weer een half uur later stopte een dierenambulance voor de deur van de buurvrouw die zich had ontfermd over de kraai. Met doos en al werd het dier in de laadbak geschoven.

En toen? Een paar dagen later weet een medewerkster van de dierenambulance te melden dat alle gewonde vogels naar een vogelhospitaal in de regio worden gebracht, en dat zal ongetwijfeld ook zijn gebeurd met ‘onze’ kraai. “We hebben er een sleutel van, we kunnen daar dag en nacht naar binnen. Als je ziet wat daar nu allemaal zit…het is nu echt vogeltijd. Daar zal uw kraai eerste hulp hebben gehad. Maar er zitten er zo veel, dat ik betwijfel of ze er nog kunnen vertellen hoe het met die ene is afgelopen.”

Dan de vrijwilligster van het vogelhospitaal. Al na de woorden “Kunt u me vertellen hoe het…” breekt ze in. “Nee, dat is onmogelijk, u wilt zeker weten hoe het met een bepaalde vogel is? Iedere dag bellen er mensen die dat willen weten. Dat is echt niet meer na te gaan. Gisteren kregen we vijftien nieuwe, vandaag weer. We zorgen er hier heel goed voor. We proberen ze echt allemaal te redden.”

En dát willen we dan onmiddellijk aannemen.

 

Onderwerpen