Spring naar de content

Telt een rolstoeler zonder lauwerkrans ook mee?

Mooi hoor, al die gehandicapte topsporters op de Paralympics. Boccia, een werpsport voor mensen met een hersenverlamming of zware motorische problemen. Goalball voor visueel gehandicapten. Tennissen, schermen en rugbyen met een rolstoel. Zitvolleybal. Wielrennen voor éénbenigen. Het is verbluffend te zien wat voor sportieve prestaties mensen kunnen leveren ondanks fysieke of verstandelijke beperkingen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Bij de paralympiërs zorgen doorzettingsvermogen en wilskracht kennelijk voor compensatie waar het lichaam tekortschiet. Een ander soort spierballen toont de rolstoeler die het tot professor, bewindspersoon of televisiepresentator schopt, boeken schrijft op een computer met spraakherkenning of een nieuw bestaan als beeldend kunstenaar opbouwt.

Zulke vormen van ‘aanpakken’ zijn flink uitgewaaid over de medische wereld. Op kankerforums peperen lotgenoten elkaar in dat ze moeten vechten tegen hun rotziekte en niet bij de pakken moeten neerzitten. Werden patiënten met hart- of longfalen of MS vroeger tot de leunstoel veroordeeld, tegenwoordig worden ze juist de fitnesszalen ingejaagd omdat hun wankele gestel gebaat blijkt bij getrainde spieren. Een softe variant op dit denken huldigt de overtuiging dat positief denken een aandoening binnen de perken houdt en zelfs voor preventie en genezing kan zorgen. Het zijn sterk uiteenlopende verschijnselen, maar in de kern gaan ze uit van een sterk verband tussen lichaam en geest. Ofwel: tussen ziekte en karakter.

Daar is veel voor te zeggen, maar er is ook een andere kant van de medaille. Hoe meer we gehandicapte topsporters bewonderen om hun krachtige wil en volharding, hoe meer er iets van argwaan kan gaan sluimeren ten opzichte van hun lotgenoten die er om allerlei valide redenen niet in slagen hun ambities te verzilveren tot lauwerkransen. Doen die medaillelozen wel genoeg hun best? Kunnen ze zich niet wat meer zelf redden? Kloppen al die Wajong- en WIA-uitkeringen wel? Pamperen we onze rolstoelers niet te veel? Worden ze niet gelukkiger van minder PGB en meer wilskracht? De gezondheidszorg is al zo duur.

In de gehandicaptenwereld schemert een zekere tweedeling tussen winnaars en verliezers, tussen harde werkers en profiteurs, tussen de blijen en de sneuen, een tweedeling die wel bij de liberale tijdgeest past. De nieuwe gehandicapte is een held op stokken. Hij lacht altijd, heeft een opgewekte babbel, draagt merkkleding, sjeest rond in een kekke rolstoel, weet aan de kost te komen en valt ons niet lastig met zijn narigheid: nee hoor, er valt goed mee te leven.

Ik ben maar beperkt beperkt, maar ik oefen me ook in die opgewekte houding, en heus, er valt inderdaad goed mee te leven. Maar dat ligt voor heel wat mensen met een beperking anders. Zonder applaus van de media zoeken zij hun weg door een lastig leven – helden in stilte.