Spring naar de content

De dag dat koningin Beatrix naar de IKEA ging

Dinsdag is het Prinsjesdag. Dan zien we ze weer in vol ornaat: de hofdienaren van koningin Beatrix. Maar wat weten we over ze? Weinig, omdat ze nooit uit de school klappen. Nou ja, tot nu dan. “Falen is geen optie.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Mark Traa

Dat is nog eens een baan die tot de verbeelding spreekt: chauffeur van Hare Majesteit de Koningin. Onwillekeurig bedenk je wat zo iemand op een dag zoal meekrijgt. Elke verzuchting, al het gemopper, ieder telefoongesprek met de kinderen en met de premier; heel wat journalisten zouden wel even met deze man willen ruilen, al was het maar een uurtje.

Maar ja, hij zal er nooit een boekje over opendoen. En zijn collega’s, want er zijn meer koninklijke chauffeurs, evenmin. Want bij hun werving was discretie, naast een rijbewijs, misschien wel de belangrijkste selectie-eis. In elk geval hoefden ze geen adellijke titel of hbo-diploma te hebben. Zo deed een chauffeur die al sinds de kroning voor Beatrix werkt de lts en zat hij vervolgens vier jaar bij het Korps Mariniers. Hij heeft een motor en speelt gitaar. En o ja, hij kijkt graag naar Discovery Channel en National Geographic Channel. Verder heeft hij een voorkeur voor humoristische films, actiefilms en, tja, pikante films.

Nee, we hebben geen personeelsdossier toegestopt gekregen door een man met een regenjas in een donkere parkeergarage. Al het voorafgaande staat op voor iedereen toegankelijke internetprofielen van de man die we in dit verband even ongevraagd als voorbeeld hebben gebruikt. Langs reguliere wegen is alle informatie over de dienaren des konings zorgvuldig afgeschermd. En dat terwijl we niet eens zozeer naar ongerechtigheden zochten: we vroegen ons simpelweg af wat de achtergronden zijn van de mensen die de majesteit omringen. Wat hebben ze voor carrière gehad in aanloop naar hun koninklijke functie? Hoe kwamen ze daar ooit terecht? Hoe gaan de Oranjes met ze om? En hoe zijn hun contacten met de buitenwereld?

Bij de gratie van geslotenheid
De vragen zijn gemakkelijk gesteld. Nu de antwoorden nog. Van achter de hekken van de paleizen zijn die niet te verwachten. De Dienst Koninklijk Huis (DKH), zoals het ‘familiebedrijf’ van de Oranjes heet, bestaat bij de gratie van geslotenheid – niets onverkwikkelijks mag het sprookje van de monarchie verstoren. Er werken ruim driehonderd mensen bij wie elke neiging tot uitdeschoolklapperij vanaf hun eerste werkdag de kop in is gedrukt. Iedereen
ondertekent bij indiensttreding een ­geheimhoudingsverklaring: niet alleen de functionarissen die dicht bij de koninklijke familie staan, maar ook ondersteunend personeel.

Want dat is er natuurlijk ook. De DKH is in vele opzichten een gewoon bedrijf met secretaresses, een afdeling P&O, een ­salarisadministratie en een technische dienst, die elkaar in stand houden. De meeste medewerkers zetelen in Paleis Noordeinde in Den Haag, het werkpaleis van de koningin. Dat oogt van binnen, de fraaie ontvangstruimtes uitgezonderd, in wezen niet anders dan elke andere ­kantooromgeving. De kans is ook klein dat je er bij de koffieautomaat iemand met blauw bloed tegenkomt. Toch staan alle inspanningen die er worden verricht in dienst van het functioneren van de hofhouding (de kern van de DKH) en natuurlijk van de koningin en haar naasten.

Het valt niet mee om in dienst te komen 
bij de dienst. Vacatures worden slechts sporadisch geplaatst. In 2009 leidde een advertentie waarin een lakei werd ­gevraagd tot een stortvloed van reacties – natuurlijk deels van grappenmakers. Meestal worden mensen voor een functie bij de DKH opgespoord en aangezocht door de dienst zelf. Maar hoe dat precies gebeurt? “Dat is wat mij betreft een van de mysteries van het Koninklijk Huis. Ze hebben heel goede mensen. Ik zou best willen weten hoe ze daaraan komen,” zegt Herman van Dijk, directeur van een maatschappelijke organisatie die in nauw contact staat met de DKH. Het is niet zijn echte naam; hij wil alleen onherkenbaar over zijn koninklijke relaties vertellen. Dat geldt ook voor Daan Bos, die zich wil laten omschrijven als ‘voormalig hoffunctionaris’ in Paleis Noordeinde. Zelf had hij destijds een open sollicitatiebrief gestuurd. “Ze hebben keuze genoeg. Heel veel mensen zouden er wel willen werken. Een advertentie zetten is niet efficiënt. Veel vacatures worden vervuld via mensen die weer mensen ­kennen.”

Lakeien (niet betrokken bij dit artikel) in afwachting van een staatsdiner in Paleis Noordeinde

Onwrikbare loyaliteit
Wat is het voor menstype dat in de directe nabijheid van de Oranjes wordt gestationeerd? In voorkomen en achtergrond lijkt het een verzameling ideale schoonzoons en schoondochters: een goed milieu, de studie in gestrekte draf doorlopen, een reeks werkkringen van oplopende importantie, ervaring in het buitenland en niet te vergeten een natuurlijk gevoel voor discretie en een onwrikbare loyaliteit. In de praktijk betekent dit dat de binnenste schil van functionarissen rond de ‘De Familie’ – want zo worden de Oranjes in de wandelgangen van de paleizen gemakshalve aangeduid – vooral bestaat uit oud-diplomaten en oud-militairen met een lang arbeidsverleden in dienst van het koninkrijk. “Het zijn mensen met een groot talent voor dienen,” zegt historica Dorine Hermans. Die mindset wordt ook gevraagd van medewerkers in de lagere echelons, van wie overigens een minder verheven curriculum vitae wordt geaccepteerd. De tijd dat alle hovelingen van adel dienen te zijn, is voorbij.

Maar edelen zijn er nog wel. In het hart van de hofhouding, dus helemaal aan de top van de piramide, zien we een oververtegenwoordiging van telgen uit adellijke en (andere) welgestelde families. Dat geldt natuurlijk voor de zeven hofdames die op afroep beschikbaar zijn om de koningin – of eventueel Willem-Alexander en Máxima – te vergezellen bij officiële gelegenheden. Het zijn vrouwen (inmiddels behoorlijk op leeftijd) die Beatrix al vele jaren kent en met wie ze kan lezen en schrijven. Samen met de adjudanten van de majesteit bereiden ze bezoeken buitenshuis en ontvangsten ten paleize met militaire precisie voor. Herman van Wijk: “Niets wordt aan het toeval overgelaten. Alles wordt tot op de minuut geregisseerd.”

Op het evenement zelf zijn het de hofdames die de conversaties van de koningin met haar voorgeselecteerde gesprekspartners op gang brengen, aangenaam laten verlopen en op diplomatieke wijze beëindigen. Door hun sociale smeerolie hoeft de koningin nooit in verlegenheid te komen doordat ze plotseling alleen zou staan, haar handen vol zou hebben of om een gespreksonderwerp verlegen zou zitten. “Het zijn heel open, aardige vrouwen. Ze praten met ­iedereen, van hoog tot laag,” herinnert zich Ronald Stevens (ook al niet zijn echte naam), die jarenlang lakei was in Paleis Huis ten Bosch. “Voor de majesteit zijn ze een soort vriendin, al komen ze nooit in haar huiskamer.”

Falen is geen optie
Of ze een rol spelen of gewoon zo zíjn, zullen we nooit weten. Voor gewone stervelingen zijn de hofdames bijna net zo onbenaderbaar als de majesteit zelf. Dorine Hermans: “Ik ken mensen die bevriend zijn met hofdames, maar die klappen dicht zodra ik over ze begin.” Solliciteren naar de functie is zinloos: je moet worden gevraagd. Dat geldt ook voor de verwante functie van kamerheer. De meeste provincies en de drie grote steden hebben er eentje. Het zijn mannen met een uitgebreid netwerk – de Amsterdamse kamerheer is bijvoorbeeld Ernst Veen, oud-directeur van De Nieuwe Kerk en de Hermitage. Is de majesteit in hun rayon, dan zijn ze er bijna altijd bij.

Het zijn de hofdames, de kamerheren en de adjudanten die we op televisiebeelden meestal rond de Oranjes zien cirkelen. Het voorwerk van het evenement is dan allang gedaan ten burele van de Dienst Koninklijk Huis. En dat gebeurt grondig. Héél grondig.

“Falen is geen optie,” zegt Herman van Dijk. “De lat ligt hoog. Ze zijn er zeer bevlogen, loyaal en perfectionistisch.”

“Alles wordt gecheckt, gedubbelcheckt en dan nóg een keer gecheckt,” weet Daan Bos uit ervaring. “Fouten maken is uit den boze. Dat komt niet in het woordenboek voor.”

“Het is een magische wereld waarin alles loopt zoals het hoort,” aldus Dorine Hermans.

Het doet vermoeden alsof er een verschrikkelijke toorn neerdaalt op de onverlaat die tóch een steekje heeft laten vallen.

Daan Bos: “Het blijft altijd correct. Maar linksom of rechtsom krijg je het te horen wanneer iets niet goed is.”

Herman van Dijk: “Ik heb één keer meegemaakt dat Beatrix in gezelschap op snauwende toon tegen een medewerker zei dat ze iets eerder had moeten hebben.”

Ronald Stevens: “De koningin drinkt ongelooflijk sterke koffie. Zó sterk dat het bijna teer is. Normaal komt die uit de keuken, maar ik heb ’m een keer zelf moeten zetten, omdat de kok te laat was. Acht scheppen koffie per kopje. Dat was dus te slap. ‘Wie heeft deze koffie gezet?’ vroeg ze. Nou, dan weet je genoeg. Met de verklaring, ik geloof dat het een lekke band was, nam ze overigens wel genoegen.”

Paleis Huis ten Bosch

Dat zijn nu niet bepaald schrijnende getuigenissen van een waar schrikbewind. Alle betrokkenen die we spreken, destijds natuurlijk ook niet vanwege hun warme republikeinse sympathieën geselecteerd, benadrukken dat De Familie haar personeel met respect bejegent. Daan Bos: “De loyaliteit over en weer is heel sterk. Er wordt veel van je gevraagd, maar je krijgt ook veel terug. Er is een jaarlijkse bijeenkomst voor het personeel waar veel werk van wordt gemaakt, er zijn uitjes en er wordt altijd uitvoerig stilgestaan bij verjaardagen, jubilea en andere mijlpalen. Je bent geen nummer, ook niet voor De Familie.” En er is het voortdurende besef dat je in een bijzondere omgeving werkt, met mensen die het uiterste van elkaar eisen. “Dat stimuleert enorm. Je krijgt het gevoel dat ­alles wat je doet wordt gezien. Zo is dat vaker in familiebedrijven. De keerzijde is dat er van ­bovenaf soms dingen worden opgelegd waar echt gehoor aan móet worden gegeven.”

Gereserveerdheid is de norm
Correcte mensen dus, daar bij de DKH. Die ­tegelijkertijd volgens Bos onderling volop ­grappen maken over de Oranjes – al is het maar omdat ze dat nergens anders kunnen doen. Naar buiten toe kan daar natuurlijk geen sprake van zijn: dan is gereserveerdheid de norm. “Maar,” zegt Herman van Dijk, “als je het vertrouwen niet beschaamt, krijg je na enige tijd ook vertrouwen terug. Het contact is vormelijk, maar op den duur word je wel getutoyeerd. Ook is het Koninklijk Huis altijd heel attent in het achteraf bedanken voor wat je hebt gedaan.”

Lang niet iedereen die bij de Dienst Koninklijk Huis werkt, gaat daadwerkelijk op regelmatige basis om met de Oranjes. Toegang tot hun privé-vertrekken is helemaal voor weinigen weg-
gelegd. Wel voor Ronald Stevens, die jarenlang ­lakei was in Paleis Huis ten Bosch. Hij schetst een beeld van een huishouden dat wordt geregeerd door de klok en dat veel soberder is dan menigeen zou vermoeden. Koningin Beatrix woont op de eerste etage van de ­Wassenaarvleugel van het paleis. Daar is de woonkamer waar ze ooit met haar hele gezin vertoefde, maar waar ze sinds de dood van prins Claus in haar eentje zit. Op dezelfde etage bevindt zich haar slaapkamer, de badkamer, een bescheiden bibliotheek en enkele ontvangstruimten. Eten doet de majesteit in de eetkamer, op de begane grond. Daar vinden we ook de keuken en een koffiekamer voor het ­personeel: de koks, de lakeien en de ­huishoudelijke dienst.

Die hebben zich zonder morren te voegen naar het in beton gegoten tijdschema van de koningin. Om exact kwart over zeven staat Beatrix op. Ronald Stevens zette op dat tijdstip een dienblad met een licht ontbijt – jus d’orange en twee boterhammetjes – bij de slaapkamerdeur. Een kamenier bracht het naar binnen, om de majesteit vervolgens buiten het zicht van mannelijke pottenkijkers te helpen kleden en opmaken. In de loop van ochtend nuttigt Beatrix enkele van haar onwaarschijnlijk sterke koppen koffie, waarna het rond één uur lunchtijd is in de kleine eetkamer. Daar zit ze aan een eenvoudige maaltijd van yoghurt, soep en broodjes. Na de dood van Claus had ze lange tijd in de eetkamer nog gezelschap van een papegaai in een kooi die ze ooit van haar man had gekregen, maar die papegaai is vijf jaar geleden overleden.

Altijd aan het werk
Waar en wanneer Stevens Beatrix ook trof, steeds was ze aan het werk. Ook in de eigen woon­kamer, ook ’s avonds. “Altijd was ze stukken aan het lezen. Televisie kijken deed ze nooit.” Voor één uur ’s nachts gaat de majesteit zelden naar bed. Haar meeste werkuren brengt ze hier door, in haar privé-omgeving, en dus niet in Paleis Noordeinde, waar onder anderen haar secretaresses zitten. Heeft ze een lakei nodig, dan drukt ze op een belletje of pakt ze de telefoon. Het werk wordt alleen nog onderbroken door de avondmaaltijd, rond half acht. Die is natuurlijk goed klaargemaakt door een kok die daar eer in legt, maar haute cuisine is het bepaald niet. De koningin mag er graag een glaasje wijn bij nuttigen. Na negen uur, wanneer de dienstdoende kok en lakei naar huis zijn, moet de majesteit zich voor haar drankjes zelf zien te redden met flesjes fris in een klein koelkastje dat in de woonkamer staat.

Wie mocht denken dat die woonkamer een balzaal is vol duur antiek, kroonluchters en oude meesters aan de muur: dat is dus niet het geval. “Het is een redelijk modern ingerichte kamer met een open haard, maar zeker niet enorm groot. Ik schat zo’n tachtig vierkante meter. Hij ziet eruit als vele andere woonkamers. Echt, het is niets bijzonders,” zegt Ronald Stevens. “De Oranjes leven niet naar hun geld, ze zijn erg zuinig.” De Familie zou haar privémeubilair ook nooit door een ander laten kopen – zoiets wil ze absoluut zelf in de hand houden. “Iedereen denkt dat iemand dat voor ze doet, maar die mensen hebben zelf ook smaak.” En die smaak is zéker niet extravagant: Stevens weet dat Beatrix een keer naar IKEA is geweest. “Zoiets kan natuurlijk niet op een gewone zaterdagmiddag, hoewel ze dat misschien zelf wel het liefst zou willen. Dus hebben ze na sluitingstijd de zaak opengedaan voor de koningin, die met een hofdame en beveiligingsmensen wat heeft uitgezocht dat later is thuisbezorgd.”

We proberen het ons even voor te stellen: een lege, doodstille IKEA waar de koningin rondsnuffelt tussen de bijzettafeltjes, de klapstoeltjes en de rolgordijnen. Soms is de werkelijkheid mooier dan de fantasie.

Niet alles kan de majesteit natuurlijk zelf doen. Het is bijvoorbeeld haar kamenier die panty’s en aanverwante artikelen koopt. Het liefst, zo weet Ronald Stevens uit ervaring, lost ze echter ook de kleine huiselijke euvels zelf op. “Als er iets echt kapot is, komt er een handyman. Grotere ­reparaties vinden plaats wanneer De Familie niet thuis is. Maar als er een lampje kapot is en de koningin heeft nog ergens een reserve liggen, dan draait ze die gewoon zelf in. En ik heb haar ook eens, tevergeefs trouwens, een warmhoudplaatje zien repareren.”

Postzegels
Het zijn taferelen die niet in het aanschijn van het volk plaatsvinden. Zoals het hele privédomein in het paleis off limits is voor buitenstaanders. Zelfs de minister-
president wordt niet in de koninklijke woonkamer toegelaten: die neemt voor zijn wekelijkse bespreking plaats in een aparte kamer. Haar eigen vertrekken vormen de enige vierkante meters in het koninkrijk waarin de majesteit zichzelf mag zijn. En dan blijkt dat ze ondanks alle poeha een bijna aandoenlijke bescheidenheid aan de dag kan leggen. Want, zo weet Ronald Stevens, Beatrix heeft bijvoorbeeld verordonneerd dat er uit haar naam geen post de deur uitgaat waar een postzegel met haar eigen beeltenis op staat. Gewoon, omdat dat toch een beetje gênant is.

Daar wil je dus wel voor werken, horen we van de oud-DKH’ers die we spreken. Omdat het toch een eer is. Omdat het een bijzondere omgeving is. Omdat het goed staat op je cv. En andersom zorgen al die burgers in koninklijke dienst er voor dat de Oranjes voortdurend worden herinnerd aan het mandaat waarbinnen ze kunnen opereren. Herman van Dijk: “Zonder goed personeel heb je als monarch geen lang bestaan. Het wordt weleens vergeten, maar het Koninklijk Huis is in feite een bolwerk dat door gewone burgers in stand wordt gehouden.”

Dit artikel verscheen eerder in HP/De Tijd van mei 2012.