Spring naar de content

Johan Derksen zou zich omdraaien in zijn graf

Donderdagavond zat ik te eten met twee vriendinnen die ik al ken sinds onze studententijd. We deden samen een postdoctorale opleiding journalistiek in Groningen en op een vrijdagmiddag, tien jaar geleden, werd ik gebeld met de vraag of ik de volgende dag te gast wilde zijn in een televisieprogramma van Catherine Keyl. Het zou gaan over vrouwen in de sportjournalistiek. Een paar studentes journalistiek mochten in discussie met niemand minder dan Johan Derksen. Die er, zoals wij allen weten, een stevige mening op nahoudt over van alles en nog wat in het algemeen en vrouwen in de sportjournalistiek in het bijzonder.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Marijn de Vries

Dit hele gebeuren was ergens in de spelonken van mijn geheugen verdwenen, maar toen we het er toevallig over hadden gisteravond, kwam het allemaal weer boven. De sportjournalistiek wilde ik destijds echt niet in, maar als bijbaantje schreef ik zo nu en dan een stukje over volleybal voor het Dagblad van het Noorden, en zo was de redactie van Catherine bij mij terecht gekomen. Belust op avontuur als ik ben, wilde ik ondanks mijn niet daarmee strokende ambities best even een lans breken voor vrouwen in de sportjournalistiek. En voor het eerst van mijn leven met mijn bakkes op de nationale tv komen, natuurlijk.

Dus tikte ik op Google snel “Johan Derksen” – van wie ik tot dan toe nooit gehoord had – in, en reden wij de volgende ochtend in alle vroegte in een oude rammelbak door de regenachtige Noordoostpolder richting Hilversum. Mijn vriendinnen gingen mee, natuurlijk, die wilden wel even meegenieten van dit avontuur. Bij de stoplichten even voorbij Zeewolde begaf de auto het. We hadden hartstikke veel tijd, maar de ANWB liet zo lang op zich wachten dat ik van de stress enorme klotsoksels kreeg in mijn blauwe shirtje. We arriveerden precies op tijd in Hilversum – ik met m’n armen in de lucht, in de hoop dat die zweetplekken zouden opdrogen voor ik op tv moest.

Ongeveer dertig pukkelige studentes waren in een kleine kleedruimte bij elkaar gedreven. Onder leiding van een van de redactieleden van Catherine mochten we alvast een voorschotje op de discussie nemen. Ik had mijn grote smoel natuurlijk meteen open, want hoewel ik op dat moment allesbehalve een sportkenner was, ben ik wel altijd een voorvechter van rechtvaardigheid en gelijke kansen voor iedereen geweest. Dat beviel de redactie kennelijk zo goed dat ik, samen met een ander meisje, een eigen microfoontje opgespeld kreeg. De rest mocht, indien nodig, via een hengelmicrofoon wat zeggen.

Het hele gebeuren verliep zoals te verwachten bij een discussie met Johan Derksen: wij konden zeggen wat we wilden, maar hij overstemde ons met zijn monotone gedreun probleemloos. Aandoenlijk vond hij die ambitietjes van ons, maar vrouwen zijn natuurlijk volstrekt ongeschikt als sportjournalist. Punt uit.

Toen mijn vriendinnen en ik schaterlachend deze herinneringen ophaalden, realiseerde ik me ineens dat ik, totaal ongepland, precies datgene ben gaan doen waar Johan Derksen me ongeschikt voor achtte. Sportcommentaar geven. En, o gruwel, nog veel erger! Sportanalist spelen. Komend weekend weer, bij de wereldkampioenschappen wielrennen. Zaterdag schuif ik voor de wegwedstrijd van de vrouwen aan bij Karl Vannieuwkerke, voor de voorbeschouwing op de Belgische zender Sporza. Daarna geef ik samen met Gio Lippens commentaar bij de vrouwenkoers op Radio 1.

Als ‘ie dood was geweest, zou Johan Derksen zich omdraaien in z’n graf.