Spring naar de content

Buiten het café functioneert de schrijver niet

De legende dat schrijvers alleen in vieze cafés hangen, klopt. Werp een schuchtere blik in Amsterdamse cafés als De Zwart, De Pels of als je echt ongelukkig wil worden: De Doffer en je weet: hier is het niet fris. De mensen die er zitten zijn ook allemaal niet erg schoon meer maar het is nou eenmaal de plek waar alle anderen komen. Pogingen die ik ooit ondernam andere cafés te benoemen als thuishonk ketsten af. Ik besloot in twee werelden te gaan leven. De wereld waarvoor je je fatsoenlijk moet aankleden, en de wereld waar niets er toe doet zolang je schrijver bent.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Olga Kortz

Fatsoenlijk gekleed Amsterdam sliep niet dit weekend. Wie jong is maakt geen keuzes tussen feestjes, wie jong is bezoekt alles. Het Stedelijk Museum werd heropend. Die opening van een potsierlijke badkuip werd ondergesneeuwd door Unseen, een photo fair. Het feestje op vrijdag van Unseen moest weer concurreren met Artifest, georganiseerd door PUP Concepts, een bedrijfje van twee oogverblindende twintigers dat artiesten met commercie samenbrengt. Op Facebook beloofde het een drukke avond te worden, veel online vrienden zouden gaan. Misschien zouden zelfs een paar schrijvers het er op wagen.

Ik bekeek het programma. Er stonden een hoop DJ’s ingeroosterd en op het eerste gezicht weinig ander soort artiesten. Ik mocht op de lijst plus 1, dus contacteerde ik mijn uitgaansvriendin, met haar zou ik de avond echt ervaren. Schrijvers observeren of treden op, schrijvers doen eigenlijk nooit mee.

Het is tien uur ’s avonds en het officiële programma begint. Paradiso voelt leeg vanavond. Gekleed Amsterdam staat zich nog aan te kleden.

Maurice Seleky, schrijver, PR-manager, presentator, organisator, bedenker van een stroming die luistert naar de naam coolnoir, een van de weinige socialites die Amsterdam rijk is kort gezegd, praat in de bovenzaal het programma aan elkaar. Hij is moe, vertrouwt hij me vooraf toe. Op Unseen zullen ze hem waarschijnlijk niet meer zien vanavond.

Schrijfster Sterre van Rossem start een bedwelmend verhaal. Ze zit in een collectief. Furthur Labelz heet het. Daar zitten ook moderne dansers bij. Sterre en ik stonden vaak samen geprogrammeerd, maar luisteren deed ik nooit. Te nerveus vanwege mijn eigen optreden dat nog komen moest, of te extatisch als het al achter de rug was. Elkaar complimenteren achteraf is enkel spel.

“Of het nut heeft dat je bestaan hebt, die vraag kun je maar beter meteen vergeten”, besluit ze en loopt weg van het rode tapijt waarop ze staat. Op haar plaats verschijnen nu de dansers, allen in zwart gekleed. Een rookmachine gaat aan. Om het tapijt staan figuren die onafgebroken filmen en foto’s maken, ze blijken onderdeel van de act te zijn. “Mooi” hoor ik mijn uitgaansvriendin naast me zeggen. “En dan die lijfjes van die meisjes.”

Interpreteren lukt me niet, het verband tussen tekst en dans vind ik niet. Ik neem een voorbeeld aan mijn vriendin en kijk naar de uitstekende heupen en scherpe kaaklijnen. Maurice Seleky komt terug.

“Zet het op Twitter, zet het op Facebook, haal al je vrienden hierheen en laat je vanavond besmetten met creativiteit.”
De vermoeidheid is niet in zijn stem te horen.

Sterre leest opnieuw een verhaal voor. Dit keer onder naam van een ander collectief, De Jagers. De dansers blijven weg. De zaal luistert aandachtig. Haar breekbare stem vult de zaal met dromerige teksten waarvan ik gok dat ze het best tot hun recht komen uit de mond van hun schepster.

“We gaan gin tonics drinken”, zegt mijn uitgaansvriendin als het rode vloerkleed wordt overgenomen door twee hiphopachtige artiesten.

“In de grote zaal. Terry Toner draait. De muziek is matig maar hij is leuk om naar te kijken.”
Ik stel me zijn pijn voor als hij dat zou horen. Het heeft geen zin het te proberen mee te doen. Dat lukt als schrijver altijd maar voor de helft.