Spring naar de content

Een saluut aan de wegkwijnende kantoorcultuur

“Wat erg!” zouden de baldadige straatmeiden van het callcenter zeggen. Wat erg! dat voor Toren C het seizoen alweer is afgelopen. Acht weken lang werden de maandagen, moeilijke dagen toch, opgefrist door de felrealistische kantoorhumor van Margôt Ros en Maike Meijer en na gisteren moeten we het alweer zonder deze VPRO-hit stellen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Een fijn aspect van Toren C is dat het een saluut brengt aan een kantoorcultuur die al sinds het einde van de vorige eeuw aan het wegkwijnen is. Met de computer en vervolgens de smartphone is de typische kantoorcommunicatie al onherstelbare schade toegebracht. Daarnaast bedreigt de opmars van het nieuwe werken met zijn taboe op vaste werkplekken een schat aan kantoorrituelen. Ook het toenemende thuiswerken is natuurlijk bedreigend voor het kantoorleven. En dan is er nog de recessie, die heel wat van-negen-tot-vijvers hun baan kost, en heel wat kantoren hun leven.

Dit jaar staat een recordhoeveelheid kantoorruimte leeg: 7,62 miljoen vierkante meter, ofwel vijftien procent van alle kantoorruimte in Nederland.

Ze zijn er nog, de precieze klerken en commiezen, de juffrouwen Jannie van de kantine, de gluiperige souschefs, de smoezers bij de koffieautomaat, de flirters op de wandelgangen, maar ze worden al zeldzamer. Nog even en we weten niet eens meer wat er bedoeld wordt met vergadertijgers, conference calls, memo’tjes, corporate kleding, vrijmibo’s en kopieerpasjes.

De typetjes van Ros en Meijer zijn natuurlijk uitvergroot en absurdistisch vervormd. Maar ook in een doorsnee, hardcore kantoor kan ik mijn ogen uitkijken. Het bureau van de pietlut naast de werktafels van de anarchist, de dossiervreter, de homo systematicus, de post-it-gek, de balpennenfreak, het jonge collegaatje en de voetballiefhebber.

Al die familiekiekjes, de posters die ooit grappig leken, de stervende planten, laptoptassen, koffiekringen, weckpotten met drop, flikkerende neons op de gang, systeemplafonds met de sporen van een oude lekkage en de slappe ballonnen van het afscheid van Trudie, twee weken geleden.

Het leven onder de airco, schreef ik lang geleden in een zedenschets, kent zijn eigen wetten en mores, codes en rituelen, zijn eigen psychologie en zijn eigen sociologie. In een deel van de kantoren gaat dat allemaal nog op. Een klassiek kantoor schrijft zijn bewoners nog steeds minutieus voor welke kleding (niet) te dragen, hoe lang te lunchen, welke auto te rijden en welke opmerkingen en handelingen te mijden jegens collega’s van het andere geslacht.

Naast die aanwijzingen en codes bestaan er ook ongeschreven zeden, en die bestrijken schuttersputjes, koninkrijkjes, af te zagen stoelpoten, roddelcircuits, intriges, avontuurtjes, slangenkuilen, verborgen agenda’s, een-tweetjes, steken onder water, initiatierituelen, routines, kroonprinsen en pispalen. Mooi zijn ook de vaste gewoontes. De begroetingen, de clichés, de patronen van vergaderingen, de chef die zijn stropdas omdoet als hij naar de Raad van Bestuur moet, de consulente die altijd haar dag op hoge hakken begint en op kousenvoeten vervolgt.

En rangen en standen, natuurlijk. Wie promotie maakt, krijgt een eigen kamer met als het meezit een zitje en als het ècht meezit een bordje op de deur met de heerlijke tekst: ‘Melden bij secretaresse op kamer 15.’ Zo krijg je ook pas een smartphone van de zaak als je de lagere echelons ontstegen bent. En de hiërarchie uit zich ook op de parkeerplaats. Een kleine Peugeot is voor de administratieve medewerker, die uit de 5-serie voor de staf en een gereserveerde parkeerplek is het privilege van de CEO.

Hoe moet dat als meer en meer kantoren halfleeg raken door thuiswerken en bezuinigingen op menskracht? En als meer en meer kantoren overschakelen naar flexibele werkplekken die ontzield en naakt staan te wachten op een flexwerker die daar een poosje op zijn laptop gaat zitten roffelen? Het dorp dat het oude kantoor was, valt uiteen in buurtjes met wat vaste bewoners en veel passanten. De wandelgangen zijn leeg. Individuen staren naar grote en kleine schermen. Het is stil, op het gebliep na.