Spring naar de content

Syrië: nog even geen meningen, alsjeblieft

Nee, dacht ik. Nee. Nog even geen meningen, alsjeblieft.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Rick van Leeuwen

We reden Nederland binnen en vielen midden in een discussie over Syrië. We hoorden voor het eerst over de gifgasaanval van eerder die week. We waren twee weken helemaal uit de lucht geweest; geen internet, geen televisie, geen kranten.

‘Ja hoor, we zijn weer terug’, hoorde ik mezelf zeggen. Alsof het allemaal aan Nederland lag. Maar ik wilde er gewoon nog niets van weten. Ik wilde nog geen nieuws en ik wilde zeker nog geen meningen over het nieuws. Ik wilde al helemaal zelf nog geen meningen vormen en ik schaamde me met terugwerkende kracht voor al mijn geblaat over voetballers die ik nooit live heb gezien en oeuvres die ik niet heb gelezen, over conflicten waarvan ik de historische context niet ken, laat staan doorgrond.

Autobahn
Ik nam me voor de komende tijd geen meningen te vormen en deze al helemaal niet te uiten, maar toen we rond middernacht – zaterdag op zondag, zomervakantie – op een vierbaansweg tussen Arnhem en Utrecht vele kilometers in de file stonden, was ik dat voornemen alweer vergeten. Meer nog dan naar Italië, verlangde ik nu terug naar de Autobahn – behalve dan naar het stuk vanaf Oberhausen, die onverlichte derdewereldweg waar de regen uit de grond spoot en waar ik met geknepen ogen naar de rode lichtjes voor me staarde, met amper honderd in het uur, terwijl we bleven praten, zodat ik scherp bleef.

Die geknepen ogen, daar moest de pijn in mijn hoofd van komen. Of kwam de pijn in mijn hoofd ook door veertien uur gekloot met de airco, net als de pijn in mijn keel en mijn gloeiende wangen? Ik dacht aan de file voor de Gotthard-tunnel, ruim twee uur. Ik dacht aan de stoplichten voor die tunnel, die we zo vreselijk lang in het vizier hadden, achttien seconden stonden ze op groen, 37 seconden op rood. Ik dacht weer aan de Autobahn, waar we tijd terugpakten, en waar ik de rust vond om compleet te verdwijnen in het verhaal dat ik voor het eerst in twee weken toeliet, al had het zich in die weken ook niet echt opgedrongen.

Er belde een man naar de radio om te vertellen wat hij vandaag allemaal had gedaan. Ik mompelde wat ik van de man vond, van mensen in het algemeen die naar de radio bellen om te vertellen wat ze die dag hebben gedaan, en zocht een andere zender. Tot er een liedje klonk dat ons niet stoorde. Muziek die niet stoorde, was goed genoeg.