Spring naar de content

De Belgische Dichter des Vaderlands? Stromae!

Toen het Belgische muziekfenomeen Stromae eergisteren tijdens de pauze van België-Wales een optreden gaf, bleek het Nederlandse voetbalfenomeen Johan Boskamp, commentator bij Sporza, de zanger niet te kennen. Op het einde van zijn optreden ging Stromae door de knieën, wat Bossie tot deze uitspraak verleidde: “Hij heeft buikpijn of zo.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Ann De Craemer

Stromae, mijnheer Boskamp, is, naast de Rode Duivels die u (terecht) zo bewondert, een van de exportproducten waar wij Belgen dezer dagen trots op zijn. Zo kreeg Paul Van Haver – de echte naam van Stromae – afgelopen week een volle pagina lof in The New York Times. Stromae scoorde in 2009 een wereldhit met Alors on danse, volgens de krant ‘een treurig volkslied dat oproept om onze problemen even aan de kant te schuiven’.  Een nog mooier compliment voor de muzikant is dat de NYT hem ziet als ‘een van de weinige artiesten die erin slagen om de somberheid die in Europa heerst te vertolken’. Stromae weet inderdaad een kleur te geven aan melancholie en toch opbeurend te zijn – vast een van de redenen waarom hij vaak wordt vergeleken met zijn idool Jacques Brel.

Koude rillingen
Net als Brel schrijft Stromae teksten die niet zouden misstaan in een poëziebundel met het beste van wat België aan lyriek te bieden heeft. De woorden van zowel Alors on danse als Formidable grepen me meteen bij de keel, maar het is vooral zijn meest recente hit Papaoutai die me koude rillingen bezorgde. Ik hoorde het lied voor het eerst toen ik in de volle zomer langs een werf fietste waar bouwvakkers het nummer luidkeels meezongen. Hun Frans bleek niet zo best, en dus was het enige wat ik hen hoorde brullen papaoutai. Ik dacht eerst dat het om een simpele junglekreet ging, maar het bleek een samentrekking (en verbastering) van de zin ‘papa, où t’es’ – ‘papa, waar ben je’. Papaoutai is een autobiografisch geïnspireerd lied over een afwezige vader; zelf zag Stromae zijn vader slechts een twintigtal keer; de man overleed tijdens de Rwandese genocide. De tekst van Papaoutai heeft de kwaliteit van pure poëzie:

Quoi, qu’on y croit ou pas

Y aura bien un jour où on y croira plus

Un jour ou l’autre on sera tous papa

Et d’un jour à l’autre on aura disparu

Serons-nous détestables ?
Serons-nous admirables?

Des géniteurs ou des génies?
Dites-nous qui donne naissance aux irresponsables?


Belgitude
Sinds gisteren doen geruchten de ronde dat België in 2014 voor het eerst een Dichter des Vaderlands krijgt. Het zou om David Van Reybrouck gaan, en hoewel ik zijn kwaliteiten absluut niet wil minimaliseren, heb ik een beter idee: maak Stromae de Belgische Dichter des Vaderlands. Van Reybrouck zou vast een paar mooie gedichten neerpennen, maar we weten hoe het vandaag gaat met zelfs prachtige poëzie: ze bereikt – zoals ik eerder al betoogde – slechts een zeer klein publiek. De gedichten van Van Reybrouck zouden weliswaar hun plek vinden in een aantal kwaliteitskranten, voorgelezen worden op literaire festivals of met een beetje geluk belanden op een poster in het straatbeeld, maar daarmee zou de kous af zijn. Stromae daarentegen zet zijn poëzie op muziek die door iedereen kan worden meegezongen, en bovendien is hij een hippe jongeman die ook wordt geprezen omdat hij een icoon en voortrekker is geworden van het oplevende België-gevoel, de belgitude.

Rock-‘n-roll in de poëzie
Onlangs schreeuwde Stromae tijdens een concert op de Grote Markt in Brussel tijdens het Feest van de Franstalige Gemeenschap: “Spreken jullie Vlaams?” Duizenden stemmen antwoordden “Ja.” Het was een statement dat niet onopgemerkt voorbijging. Criticasters beweren dat de nieuwe belgitude van voorbijgaande aard is en enkel te maken heeft met het succes van de Rode Duivels, maar ik geloof dat er meer aan de hand is. Stromae is, naast een schitterende muzikant, ook de belichaming van de behoefte aan een positief geluid in tijden van crisis, en van de behoefte aan een positief geluid over België, tegen het getandenknars van de communautaire scherpslijpers in. Bovendien zweeft Stromae als ‘nieuwe Belg’ van Afrikaanse afkomst en als wereldburger die ver buiten onze grenzen wordt geprezen boven de communautaire spanningen uit, en vertolkt hij in zijn teksten problemen waar veel meer landgenoten van wakker liggen dan van gekissebis tussen Vlaamse en Waalse politici – zoals echtscheiding, relatiebreuk en een afwezige vader.

De kans dat hij het wordt is gering, want het ontbreekt onze poëzie al een tijd aan rock-’n-roll, maar toch blijf ik dromen van Stromae als Dichter des Vaderlands, en van stadions vol muziek en voetbal waar alle Belgen, zowel Vlamingen als Walen, zijn liedjes meebrullen, nu eens in het Frans, en dan weer in het Nederlands, of gewoon in de taal van muziek die iedereen, Vlaming, Waal of nieuwe Belg begrijpt:

Alors on chante: lalalalalala, lalalalalala…