Spring naar de content

Een niet regenachtige vrijdagavond met een goed gecoiffeerde superster

Het was vrijdagavond, bij het terras aan de overkant van de straat dronken mensen in dikke jassen cocktails onder een terrasheater. De stad hing erbij als Robert Gesink na een zware bergrit: uitgeteld, amechtig, humeurig en veel viel er niet meer van te verwachten.Binnen zat ik. Ik las een boek (‘IJstijd’, van Maartje Wortel) en keek om de drie regels op naar de tv, waar Meredith Grey en dokter Derek Shepherd tussen hun liefdesverwikkelingen door hier en daar nog een briljante chirurgische ingreep pleegden.
In de vensterbank flikkerden de vlammen van drie waxinelichtjes.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Iets met kroketten
Het was een avond waarop de regen maar het best tegen de ruiten had kunnen kletteren, maar zelfs het weer leek er geen fiducie meer in te hebben en liet de boel verder voor wat het was.
Mijn vriendin vroeg of ik mijn column al af had.
Ik aarzelde even, om de werkelijkheid (‘Nee’) een paar seconden de tijd te gunnen om zich in een sociaal wenselijker vorm te presenteren.
Daarna zei ik: ‘Nee.’
‘Waarom schrijf je niet over de comeback van Arjen Robben,’ vroeg ze, ‘of over Nadal, over de blessure van Falcao of het incident-Anthony Lurling? Iets met kroketten of zo?’
‘Hmmm,’ hmmmde ik.
‘Kan Cristiano Ronaldo niet weer eens op bezoek komen?’ vroeg ze toen.
‘Alsof ik daar invloed op heb,’ antwoordde ik nijdig – want het feit dat Ronaldo sinds het winnen van de Gouden Bal geen contact meer had opgenomen, zat me dwars.
‘Dan niet,’ snauwde ze en verdiepte zich weer in de medische wereld van Seattle.
Beneden ons bestelden mensen nog een rondje cocktails, binnen sloeg de regen inmiddels met volle kracht tegen de ruiten.

Cristiano?
Ik had geen flauw idee hoe lang ik had geslapen toen mijn vriendin mij hard op m’n knie ramde en zei: ‘Er staat een man op het balkon.’
‘Dat is de huisbaas,’ zei ik. Als onze huisbaas ons wil spreken, loopt hij naar de achterkant van het huis, klimt met een ladder op ons balkon en klopt dan net zo lang op ons slaapkamerraam tot wij voor hem open doen.
Soms duurt dat twee dagen.
‘Nee,’ zei ze. ‘Hij is jonger.’
‘Dan is het de buurman,’ zei ik. Wij delen ons balkon met onze buurman en zijn vriendin.
‘Nee, deze heeft geen baard.’

Met de mij zo kenmerkende opmerkzaamheid begreep ik onmiddellijk dat het kloppen op het raam afkomstig moest zijn van de Wereldvoetballer van het Jaar 2013, die op deze niet regenachtige vrijdagavond van Madrid naar Utrecht was afgereisd met een sixpackje Grolsch en een stapel welgemeende excuses voor zijn maandenlange radiostilte.
‘Als het Cristiano Ronaldo is, ben ik weg,’ zei mijn vriendin, die inmiddels voor alle zekerheid achter de bank was gaan zitten. ‘Hij leert maar eens gewoon twee dagen van tevoren een afspraak te maken, net als iedereen.’
‘Laat die man toch – hij kan nergens heen,’ zei ik. Daarop liep ik naar het balkon.

Spoken op de gang
Daar stond hij, het donkere haar met een gulle klodder gel in model gewreven, de beroemde, hautaine blik, de gespierde benen in een korte broek.
Ik opende de balkondeuren en liet hem binnen.
‘Goh, Bas Nijhuis,’ zei ik, ‘wat een verrassing.’
‘Ja,’ zei hij. ‘Ik liep voorbij, zag dat balkon en dacht: daar klauter ik op.’
‘Je komt niet erg gelegen, Bas,’ mompelde ik.
‘Ach wat,’ zei Bas Nijhuis. Hij ging vlak voor me staan en keek me doordringend aan. ‘Ik ben een avondje uit. Heb je een gang?’
‘Er is een gemeenschappelijk trappenhuis.’
‘Laten we daar vannacht een beetje gaan spoken!’
‘We zijn niet op schoolreisje,’ zei ik streng.
‘Is-ie weg?!’ riep mijn vriendin vanuit de woonkamer.
‘Ja!’ riep ik terug.
‘Niet waar!’
‘Nee, niet waar…’
‘Stuur ‘m weg, wie het ook is!’
‘Ik ben scheidsrechter,’ mengde Bas Nijhuis zich in de discussie.
‘Niks mee te maken,’ gilde mijn vriendin. ‘Ik wil mijn aflevering afkijken!’
‘Een scheidsrechter stuur je niet weg,’ dreinde Bas Nijhuis. En tegen mij: ‘Kom, laten we gaan spoken!’

Professioneel
Onmiddellijk hierna kwam mijn vriendin de kamer binnen. Er vielen harde woorden. Welke dat waren, kan ik om juridische redenen helaas niet bekendmaken. Maar “onprofessioneel” en “ongepast” waren nog de vriendelijkste omschrijvingen.
Nadat hij beterschap had beloofd (‘Als ik een balkon zie, moet ik erop – ik kan het niet helpen’), blies Bas Nijhuis de aftocht. Terwijl hij stapje voor stapje de ladder afdaalde, riep mijn vriendin hem door het open raam na: ‘Onthoud: wij zijn een professionele organisatie!’
Zo had ik het nog nooit bekeken, maar ze had natuurlijk wel gelijk.