Spring naar de content

Theo van Gogh: ‘Ik zal me altijd verzetten tegen hen die zeggen wat ik wel en niet mag.’

Ter nagedachtenis van Theo van Gogh, vandaag tien jaar dood, een interview uit 1999 met de cineast (en oud-HP/De Tijd columnist). De huidige HP-hoofdredacteur Tom Kellerhuis bestookte Van Gogh destijds met honderd vrijpostige vragen. Over de ruzie met de eerdere HP-hoofdredacteur Bert Vuijsje die resulteerde in de beëindiging van Van Goghs column in het blad, over cocaïne om tien uur ’s ochtends, over de potloodventer in het Vondelpark en over de dood.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Kevin van Vliet

Eerst even schelden op de hoofdredacteur van HP/De Tijd, Bert Vuijsje?
“Ik begrijp dat het je opzet is te doen alsof hij de grote obsessie in mijn leven is. Nee, dus.”

Ischa Meijers vader zei eens tegen Ischa: ‘Jongen, maar waarom ben je toch zo rancuneus?’
“De eerste vraag van je lijstje dat ik zo-even onderschepte. Hahaha. Hè, wat gezellig. Ischa was helemaal niet zo rancuneus en ik ook niet, als ik eerlijk ben.”

Kom nou toch!
“Nee, heus. Anders had ik een veel ingewikkelder leven gehad. Ik ben juist erg van het harmoniemodel.”

Hoe komt het dan dat veel mensen zich door jou voelen opgenaaid?
“Ach, het is juist mijn zachtmoedigheid die me parten speelt. Dat heeft me vaak dwarsgezeten. Daardoor denkt iedereen: je kunt over die jongen heen lopen. Wat ook niet helemaal waar is.”

Je hebt een flink aantal types hard aangepakt in je columns. Omdat je zo zachtmoedig bent?
“Dat was vaak diepgemeende ernst.”

Wanneer houdt die diepgemeende ernst eens een keer op?
“Het is een kwaadheid die over de oorlog der ideeën gaat. En niet over iemands mond die me niet aanstaat. Ik verwonder me over de pompeusheid van de mensen.”

Leg uit?
“Meneer Zeeman (de inmiddels overleden auteur Michaël Zeeman – red.) gaf in het voorjaar van 1996 een interview in HP/De Tijd waarin hij riep: ‘De eenzijdige verliefdheid ken ik niet.’ Ik zag vrouwtje Cossee, zijn toenmalige echtgenote, al door de lucht gaan, met mitella en al, en schrijf daar dus een vrij geestige column over.”

En toen nog één, en vervolgens begon het gesodemieter. Wat verwijt je Vuijsje?
“De triomfantelijke domheid van deze veel te grote, sigaren rokende hoofdredacteur. Hij had volgens mij een verborgen agenda: ik wil die jongen kwijt. Maar ik had natuurlijk meteen moeten opstappen toen Vuijsje bij HP/De Tijd kwam.”

Dat was slimmer geweest, niet?
“Ik ben niet slim. Ik hield van die column. Laatst kreeg ik een fax van Jan Blokker, die overigens zei zeer genoten te hebben van mijn stukjes. Hij schreef: ‘Je had je als Galilei moeten gedragen, maar je hebt je Bruno gedragen.’ Dat schijnt iemand te zijn die met vlag en wimpel ten onder is gegaan. Maar ik wou graag die column schrijven.”

Maar goed, wat verwijt je hem nou?
“Ik zie dan zo’n professionele Bert Vuijsje voor me, die zelf geen twee regels kan schrijven. Ik denk aan H.J. Schoo, die vegetarische wolf van de Elsevier, die zelf ook geen twee regels op papier krijgt. Ik denk aan meneer Zeeman van dat bekende boekenprogramma en die prachtige stukken in de Volkskrant tegen wie geen column, geen boek, geen pamflet geschreven mag worden. En dan zie ik mezelf staan in al mijn onschuld in de rol van beleefde psychopaat, die ik mij vervolgens heb aangemeten.”

Dat verhaal kennen we inmiddels toch wel?
“Het kan mij helemaal niet schelen wat jij inmiddels kent. Ik lees die saaie HP/De Tijd wel eens en denk iedere week: dat kennen we inmiddels wel. Een dieptepunt in dit verband betreft mijn opvolger Stijn Aerden, trouwens een heel lieve jongen. Nadat ik ben weggewerkt, doet Bert Vuijsje het zo’n jongen aan dat de lezers iedere week weer naar mij terugverlangen.”

Maar waar zit ‘m nou jouw grief?
“Dat ik niet over Zeeman mag schrijven wat ik wil. Dat jullie een stuk afdrukken over deze mandarijn, zoals je hem zelf nota bene op de cover aankondigt, en dat daar niets in staat over de boekenroof. ‘Vriend én vijand over Michaël Zeeman’: pfff.”

Ben je zelf niet het levende bewijs dat je als columnist niet alles kunt schrijven?
“Ik geloof het wel, hoor. Dat er altijd domme hoofdredacteuren zijn die me ontslaan, is wat anders. Dat betekent toch niet dat ik ongelijk heb? Als je Theo van Gogh als columnist hebt, weet je dat er af en toe een polemische column tussen zit.”

MichaÎl Zeeman
Michaël Zeeman.

Ben je nu klaar?
“Helemaal niet. Ik ging dus door en schreef een half jaar na mijn vertrek het boekje Sla ik mijn vrouw wel hard genoeg?. Ik wilde daarmee adverteren met de tekst ‘Een ode aan Michaël Zeeman door Theo van Gogh’, uiteraard in de Volkskrant, wat me nog lukte ook. Kreeg ik Pieter Broertje, hoofdredacteur van de Volkskrant, aan de lijn die zei: ‘Altijd dat gedonder met jou.’ En vervolgens werd mijn tweede advertentie geweigerd. Eet ik een paar weken geleden met Max Pam in Le Hollandais. Zitten daar Sytze van der Zee, Pieter Broertjes en Jan Greven van de Perscombinatie. Ik, met slok op, loop op ze af en daar memoreren we in gemeenschappelijke glimlachendheid het akkefietje met Zeeman. Zegt Pieter Broertjes tegen mij: ‘Eén ding moet ik je bekennen: het is lang geleden dat ik zo heb gelachen.’ Maar het leukste was nog, kwam mij ter ore, dat Zeeman ’s morgens op de krant was gekomen, de advertentie had gezien, naar de hoofdredacteur was gestapt en daar ter plekke in huilen was uitgebarsten. Toch een komische anekdote?”

Waarom richt je je agressie niet op serieuzere zaken dan op een paar personen?
“Die mensen staan toch voor een bepaald ideeëngoed? Kom nou! Ik wil geen vergelijking trekken, maar je vraagt je bij Mandarijnen op zwavelzuur toch ook niet af waarom W.F. Hermans zijn woede op al die kleine persoontjes richtte?”

 

Wanneer zou jij naar de rechter stappen?
“Ik ben nog nooit naar de rechter gestapt.”

Stel dat morgen iemand schrijft: Van Gogh pleegt incest met zijn zoontje’?
“Ik zou eerst willen weten of dat als een serieus bericht werd gebracht of als satire.”

In dat het laatste geval zou je het niet erg vinden?
“Ik zou het wel erg vinden, maar het maakt uit als je naar de rechter stapt. Er is verschil tussen kritiek hebben, satire plegen of met feitelijke onjuistheden iemand in moeilijkheden brengen. Maar ik denk dat je altijd de zwakste bent als je naar de rechter stapt.”

Bestaan er columnisten voor wie je wel respect hebt?
“Goeie vraag. Even denken. Er zijn er helaas niet zo veel. Max Pam, Theodor Holman, Martin Bril, Jan Mulder en Jan Brokken.”

Ken je enige vorm van ethiek?
“Wat ik zeg: mijn natuurlijke zachtheid om het de mensen zo aangenaam mogelijk te maken.”

Eigenlijk ben je een heel lieve jongen?
“Een padvinder.”

Met de gouden hartje?
“Dat gaat me te ver.”

Dat wil je niet, want dan gaat je imago eraan?
“Nou niet zo vervelend doen. Ik heb best mijn momenten van stekeligheid.”

Al jouw liefdes vinden je toch een schat?
“Dat zijn er maar heel weinig geweest.”

Riep je niet ooit 137,5 in een viriele bui?
“Met een knipoog. Met die halve doelde ik op mijn assistent de dwerg uit De Hunkering, een vrouw die ik hoogacht. De vrouwen die jij gesproken hebt, waren die sympathieke treurwilgjes van de HP-redactie. Ik geef je een primeur. Dit najaar komt mijn boek uit bij uitgeverij Veen: Het beurse schaambeen, een autobiografie. Een tamelijk hard zelfportret. Ik heb al die jaren over mezelf gezwegen en ik hoop dat alles nu in één keer wordt neergezet.”

Vertel?
“Om de sfeer weer te geven: ik heb op mijn 22ste twee jaar met een vrouw samengewoond, een levend kunstwerk. Enfin, die relatie gaat voorbij, ze werpt in grote woede al mijn films in de gracht. Zeventien jaar niks van haar gehoord. Op een gegeven moment denk ik: toch een keer bellen. Via enige omwegen bemachtig ik haar telefoonnummer en bel op. Ze zegt: ‘Heb je van mij gehouden?’ Ik zeg; ‘Tuurlijk, heel veel.’ Het was een leuk, warm en emotioneel gesprek. Tien dagen later krijg ik een rouwcirculaire: dood, hersentumor op haar 48ste. Daar werd ik wel zo ontzettend treurig van. Toen dacht ik: waar gaat het leven over? Helemaal over niets.”

En daarmee ervoer je iets van de pijn van het leven?
“Meer het rare idee dat iemand met wie je hebt gevreeën en van wie je onstoffelijk veel hebt gehouden, dood is. Dat ik haar nooit meer kan aanraken. Een sterk moment van de betrekkelijkheid van alle dingen.”

Je bent zelf 41: gaat het leven al downhill?
“Dat gevoel heb ik helemaal niet. Ik kan het niet helpen; het wordt alleen maar beter.”

Terwijl je je best hebt gedaan voor je dertigste te overlijden?
“Echt mijn best voor gedaan. Veel gedronken en dit en dat.”

Je bent inmiddels te oud om dood te gaan?
“Ik heb heel lang gedacht: ik ga dood, ik wil dood. Ik moet er nu niet aan denken: het leven is veel te leuk.”

Leef je nog steeds roekeloos?
“Ik heb twee maanden niet gedronken, maar daar kreeg ik zo de balen van dat ik besloot één keer in de twee weken flink door te zakken. Anders is het niet vol te houden. Mijn linkerbovenbeen werd gevoelloos; er ging geen bloed meer doorheen. Daarom zwem ik nu iedere dag een uur, en ik haat het! Als ik om zeven uur ’s ochtends naar het zwembad fiets, denk ik: wat een volkomen getikte idioot.”

Geef eens een leuke roddel?
“Menno Buch vertelde mij dat Joop van der Reijden af en toe het ruwe materiaal van Seks voor de Buch opvroeg. Ik weet dat Joop dat niet doet om zich erbij af te trekken, maar om de identiteit van Veronica te bewaken. En dan zie ik voor me hoe zo’n boven ons gestelde dat materiaal thuis peinzend in zijn videorecorder stopt en naar de luiers van Menno Buch gaat zitten kijken. Dat geloof je toch niet?”

Waarom vertel je dat nou?
“Het gaat nergens over, maar ik denk bij mezelf: is toch leuk? Is toch om te lachen?”

Waarom zijn er zo weinig mensen als jij?
“Daar kan ik niks aan doen. Die column was een heerlijke gelegenheid voor dit soort incidenten. Het was meer een emotionele zedenschets dan een vernuftige analyse. Analyses maken schijnt niet mijn sterkste punt te zijn en daar was die column ook niet voor bedoeld. Die was bedoeld om te vermaken. Ik had niet voor niks een naamsbekendheid van tachtig procent bij het blaadje.”

Je bent geen opportunist?
“Ik ben wel een opportunist, maar niet in mijn meningen.”

Waar komen jouw principes vandaan?
“Een zorgelijk punt, nu heb je me te grazen. Ik moet nu even wazig voor me uitkijken en zeggen: ik denk dat ik het echt meen. Dat is waarschijnlijk het gruwelijkste zwaktebod in mijn leven. Ik wil geen apostel zijn van het anti-politiek-correcte levensgevoel, maar er zullen altijd mensen zijn die mij willen voorschrijven wat ik wel en niet mag denken en schrijven. Daar zal ik me tegen blijven verzetten, van welke kant ze ook komen.”

Wanneer is dat begonnen?
“Niet zozeer op een tijdstip. Het is meer een gevoel: ik hoor nooit ergens bij, ook niet bij de meningen die opgeld doen.”

 

Werd er bij jullie thuis in Wassenaar ook flink gelachen?
“Gruwelijk veel.”

Leven je ouders nog?
“Jazeker. Ik hou veel van mijn moeder, maar ze belde op na de eerste aflevering van De Hunkering [de door Van Gogh gepresenteerde ‘antidatingshow’] en zei: ‘Lieverd, ik geloof niet dat die datingshow iets voor mij is.’ Daar kon ik me erg in vinden.”

Was het toppunt van onsmakelijkheid niet dat je je piemel voor de camera’s uit je broek trok?
“Ik heb het twee keer gedaan. Ik speelde een potloodventer in het Vondelpark en er zou een vijgenblaadje voor komen hangen. Nu had ik ervoor gezorgd dat dat ding telkens anderhalve seconden te laat kwam. Dan zag je dat buitengewoon schamele apparaat van me tussen die dikke benen hangen en hoorde je die mensen gieren: te laat, te laat! Dat vind ik nou leuk.”

Kwestie van timing?
“Dat is een goeie titel voor je interview.”

Waarom doe je dat?
“Ik heb een diep gevoel van totale belachelijkheid.”

Vind je het niet erg dat je als opinion-leader niet serieus genomen wordt?
“Ik ben nog nooit serieus genomen. Ook geen behoefte aan. Dus kun je dat ook niet van anderen verlangen.”

Ben je niet gewoon een pestkop?
“Ik ben barmhartig, althans probeer dat te zijn. Ik vind Connie Palmen een schat van een vrouw, meen ik echt. Ik vind alleen niet dat ze goed kan schrijven. Maar ze heeft wel één briljant talent: het vermogen om zo gewichtig te doen dat iedereen erin stinkt en denkt dat het literatureluur is.”

Ben je niet teleurgesteld dat jij dat met je films niet hebt bereikt?
“Ik heb helemaal geen status als regisseur. Ik maak die films voor mezelf, en als er vijftienduizend mensen gaan kijken, is het mooi meegenomen.”

Daar ben je niet door gefrustreerd?
“Mijn enige frustratie is dat ik altijd moet vechten om geld bijeen te schrapen.”

Vincent, broer van Theo's overgrootvader.
Vincent van Gogh, broer van Theo’s overgrootvader.

Komt er straks niet een enorme erfenis aan?
“Ik tel mijn zegeningen. Mijn familie heeft driehonderd tekeningen en zeshonderd schilderijen van Van Gogh weggeven op voorwaarde dat er een museum zou komen. En dan lees ik: ‘Zonnebloem weg voor tachtig miljoen.’ O man! Het erge is nog dat ze dat uit de goedheid van hun hart hebben gedaan. Het waren sociaal-democraten: kon iedereen ervan genieten. Ze hadden ze ook in bruikleen kunnen geven: was er niks aan de hand geweest.”

Wanneer hebben ze dat gedaan?
“In 1962, toen was ik dus vijf. Ook het copyright op de posters en de prentbriefkaarten. Het is verschrikkelijk. Een clevere Amsterdamse zakenman kocht voor vijfduizend gulden het naamrecht en die maakt nu Van Gogh-parfums, waarmee hij miljonair is geworden.

Had je dat geld willen hebben?
“Iedereen zegt tegen mij: dan was je bijzonder ongelukkig geweest. Nogal calvinistisch: ik denk dat geld heel gelukkig maakt, maar ik kan het niet bewijzen.”

Het voormalige huis van Van Gogh, aan de Pythagorasstraat.
Het voormalige huis van Van Gogh, aan de Pythagorasstraat.

Hoeveel ga je desondanks erven?
“Ik hoop dat mijn vader nog lang leeft. Ik denk dat er best wat geld overblijft, maar het is niet genoeg om de rest van mijn leven niks meer te doen.”

Nogal een verschil: van een villa te Wassenaar naar éénhoog voor in Amsterdam-Oost?
“Maakt me helemaal geen bal uit. Ik woon hier heel fijn.”

Hoe gaat het financieel met je?
“Ik verdien veel geld bij Veronica en stop dat in mijn films. Dat heb ik altijd gedaan.”

Hoeveel per jaar?
“Een ferm bedrag. Substantieel.”

Een paar ton?
“Ja, maar het probleem is: ik heb een gat in mijn hand. Ik stop het altijd in projecten waarin ik het niet zou moeten stoppen. Zoals in mijn laatste film.”

Ben je een gourmand?
“Ik heb ook dagen dat ik niks eet.”

Vroeger was je toch een mooie jongeling?
“Heroïne en weinig eten, ja.”

En nu een snoeperd?
“Nee, maar ik hou wel van lekker eten. Ik kook alleen als mijn kind er is. Hollandse pot. Spinazie en gebakken aardappeltjes. Maar ik ben niet zo van gezellig kokkerellen.”

Een lekker ontbijtje dan misschien?
“Nee, nee. Ik hou van lekker drinken. Om drie uur ’s middags de rest van de dag gaan tanken, heerlijk. Laatst met een actrice lekker gaan eten in een Japans restaurant en toen veertig van die vaasjes sake naar binnen gewerkt. Maar ik weet me inmiddels te beperken.”

Anders overleef je dat toch niet?
“Ik ben nu 41: de rest van mijn leven moet ik in redelijke middelmatigheid zien te slijten. Als je twintig bent en je drinkt je dood, oké. Maar als je 41 bent en je doet dat, dan denkt iedereen: wat een pathetische onzin. Ik vind een snuifje coke af en toe wel heerlijk. Het geeft je een go, het praat zo lekker.”

Trek in een snuif dan?
“Geachte lezers en lezeressen van HP/De Tijd: uw redacteur biedt mij ’s ochtends om half elf een lijntje aan! Kun je dat declareren? Nee, dank je. Anders kun jij straks schrijven: ‘Regisseur zit om tien uur al aan de coke.’”

Je hebt een kind van acht. Ben je een goede opvoeder?
“Ik denk dat je als opvoeder niets in de melk te brokkelen hebt, maar dat je het wel moet proberen. Je moet je kind alleen het gevoel geven dat je zielsveel van hem houdt. Voor zijn stabiliteit en veiligheid.”

Hoe voed jij je zoon op?
“Het zal wel raar klinken uit mijn mond, maar ik heb te veel van die tomeloos verwende schepsels in Wassenaar gezien die later doodongelukkig werden. Ik probeer mijn zoon dus enige orde bij te brengen. Hij heeft pas het woord ‘homo’ geleerd. ‘Homooos’ roept hij op het schoolplein, en dan zeg ik: ‘Je vader heeft ook weleens met een man in bed gelegen, hoor. We hebben veel homoseksuele vrienden, wat denk je eigenlijk wel?’ Daar moet hij van mij over nadenken.”

Je bent voor een beschermde opvoeding?
“Zo’n vrije opvoeding wordt niets. Maar nogmaals: ik maak me weinig illusies, je kunt alleen maar je best doen. Ik geloof ouders niet die precies weten hoe ze zo’n kind moeten opvoeden.”

Je luisterde naar hem toen hij zei: ‘Papa, je bent veel te dik.’
“Hij werd ermee gepest op het schoolplein.”

Kijken mensen je na als je hem ophaalt?
“Ik dacht wel toen ik mijn lul op TV had laten zien: nu zullen ze wel anders naar mij kijken. Maar ik kreeg totaal geen reactie, ik denk dat niemand het gezien heeft.”

Wat wil je nog?
“Mijn voornaamste zorg in dit leven is toch dat ik mijn kind goed opvoed.”

Tot hij twintig is, en dan rustig sterven?
“Zo zie ik dat. Nog twaalf jaar, dan ben ik 53.”

Heb je een ideale leeftijd in je kop?
“Nee, maar Max Pam zegt dat ik altijd dertien zal blijven. Ik wil heel oud worden,; het leven is interessant genoeg.”

Maar straks is iedereen tegen wie je ageert dood. Zou je dat erg vinden?
“Die officier van Justitie die mij wilde aanpakken wegens vermeend antisemitisme, is overleden, las ik laatst. Toen heb ik wel een column aan hem gewijd. En die column eindigde met: ‘Nu mevrouw Barend nog.’”

Je houdt er wel van om over het graf heen te schelden?
“Laatst vroeg VPRO-programmamaker Robbie Muntz me of ik niet met een camera naar een kerkhof toe wilde. Ik moest er erg om lachen: zie mij met pikhouweel al zo’n grafzerk omvertrekken. Nee hoor, ik zie me dat niet doen. Maar wél leuk was dat zo veel mensen kwaad werden over mijn eerlijk en niet rancuneuze column over Gerard Thoolen, twee dagen voor zijn begrafenis. Zo’n meneer Jean Paul Franssens die me dan een proleet noemt. Dat heeft het nut gehad.”

Vind je het niet gewoon heerlijk om een proleet genoemd te worden?
“Ik vind het niet erg. Van ‘impotent stuk Wassenaars vlees’ en ‘proleet’ lig ik niet sidderend in mijn bedje.”

Is er weleens iets over jou geschreven waar je over in hebt gezeten?
“Goeie vraag. Nou ja, over mijn slechte karakter. Zoals Joost Niemöller pagina’s lang schreef in de Nieuwe Revu.”

Dat je antisemiet bent genoemd, heeft je toch geraakt?
“Ik vond dat niet leuk. Het vervelende is: een veroordeling staat op de voorpagina en de vrijspraak op pagina zeven links onderaan. Als ik me daar niet tegen verdedigd had, was ik geen knip voor de neus waard geweest.”

Ben je nooit onzeker?
“Ik ben juist erg onzeker. Ik ben voor iedere première onzeker. Toen ik een interviewprogramma van een uur op TV wilde maken, zei iedereen: dat kan niet. Natuurlijk word je daar onzeker van.”

‘Een prettig gesprek’ ging je toch vaak goed af?
“Soms was het hartstikke goed, soms waardeloos.”

Vroeger ging je er prat op dat je je nauwelijks voorbereidde?
“Ik bereid me nu wel voor: Het laatste oor gaat niet over personen, maar over zaken.”

Je bent toch een slordige lezer?
“Ik ben een slordige samenvatter, maar de essentie heb ik, dacht ik, vaak ook wel te pakken.”

De kritiek luidt: je bent vaak wat slordig. Ja, toch?
“Het zal wel. Ik heb één keer een fatale blunder gemaakt. Ik dacht dat ik van Sandberg van het Stedelijk tegenover me had, maar het bleek Sandberg van Het Parool te zijn. ‘U weet wel – ik was niet van de overval op het Bevolkingsregister, maar van de persoonsbewijzencentrale.’ Ik had dus het verkeerde informatiemapje tot mij genomen. Hij tot drie keer toe: ‘Meneer Van Gogh, dat is die andere Sandberg.’ Het schoolvoorbeeld van een niet goed geïnformeerde journalist. Maar ik heb het eerlijk uitgezonden.”

Zie jij nog talent?
“Ik vind Jort Kelder erg goed, en Jeroen Pauw. Verder Felix Rottenberg, Paul Witteman en zijn manier en van Maartje van Weegen ben ik een grote fan.”

Wordt het niet weer eens tijd voor een nieuwe film?
“Ik heb meer films gemaakt dan de meest van mijn leeftijdsgenoten. Dus zo lui ben ik niet. Ik heb wat dingen liggen. Maar het is moeilijk. Met mijn laatste, De pijnbank, ben ik er als enige in geslaagd met Paul de Leeuw een flop te scoren.”

Vanwaar die enorme werkdrift?
“Een tomeloze angst om mezelf te vervelen, die gevoed wordt door mateloze nieuwsgierigheid.”

Wat voor films wil je nog maken?
“Mij interesseert hoe mensen in elkaar zitten. Dat is me een paar keer gelukt: met Blind Date en 06 en ook met De pijnbank, vind ik. Ik zal de rest van mijn leven depressieve relatiefilms maken, want dat zijn de films die ik mooi vind. Maar goed, daar is geen publiek voor.”

Je hebt toch een paar heel aardige rolprenten gemaakt?
“Ik heb juist altijd flops gemaakt. En dat komt doordat ik een briljant gevoel voor het verkeerde moment heb. Kwestie van timing. Ik verfilm Wolkers op een moment dat Wolkers uit de mode is. Jammer dan.”

Waarom onderschat je jezelf zo?
“Het is een eerlijke constatering.”

Je moet je films toch altijd verdedigen?
“Dat doe ik toch? Alleen Vals licht niet.

Is niet alle kunst pijn lijden?
“Ik ben niet van de pijn en al helemaal niet van de kunst. Ik zit in de showbusiness.”

Door welk boek of film ben je beïnvloed?
“Het boek der boeken: De koning der aarde van de Braziliaanse schrijver Dalton Trevisan. Korte verhalen over de eeuwige loopgravenoorlog tussen mannen en vrouwen. En wat films betreft ben ik een product van de eerste helft van de jaren zeventig, toen in Hollywood de regisseurs de macht hadden. De films van Robert Altman, Alan J. Pakula.”

Welke boeken lees je momenteel?
“De dagboeken van de gebroeders De Goncourt. Meesterlijk. Het geeft een fantastisch tijdsbeeld, vol kleine roddel en achterklap. Hetzelfde geldt voor de brieven van Flaubert. Ik hou vooral van de mengeling van journalistiek en de hoge letteren.”

En romans?
“Vroeger las ik alles van Reve, Céline, Hermans. Maar ik lees helemaal geen romans meer. Het is net of het echte me spannender voorkomt dan de vlucht der verbeelding.”

En de boeken van je ex, Hermine Landvreugd?
“Die heb ik gelezen. Ik vind Hermine een groot talent. Ik vond haar laatste boek minder dan haar eerste twee, maar ik vind dat ze prachtig schrijft.”

Hoe is het om weer alleen te leven?
“Ik ben alweer zes jaar in mijn eentje en ik zou liegen als ik zei dat het altijd leuk is. Maar het is én voor mij én voor de ander beter. Ik denk dat ik nooit meer zal kunnen samenwonen. Ik heb drie keer langdurig samengewoond en daar heb ik geen prettige herinneringen aan. Dat kan ik de dames niet verwijten, hoor, maar het eindigde altijd in een totale puinhoop. De meest mensen worden stapelgek van mij.”

Gek van jou?
“Het komt door mij. Doordat ik in wezen manisch ben. Altijd dol, altijd goedgeluimd.”

Ze krijgen je niet kwaad?
“Eigenlijk niet, nee. Dat is een serieus probleem, maar het is waar.”

Geloof je nog ergens in?
“Ik geloof in de liefde, dat is het enige. Ik zou niet weten waarom ik zou voortleven als ik daar niet in geloof. Ik denk niet dat ik ooit een volmaakt gelukkig privé-leven zal hebben, maar het is wel de moeite waard om erover na te denken. Anders kan ik beter als een plant door het leven.”