Spring naar de content

Pizzakoeriers of pissokken – is het beter toeven in de stad of daarbuiten?

Sinds ik me heb verdiept in de hypotheek die twee beginnende zelfstandigen kunnen krijgen, en het soort huis in de stad dat daar hypothetisch van gekocht kan worden – een centraal gelegen kelderbox of een prachtig onderhouden kruipruimte met ventilatierooster op het zuiden – stel ik me soms de vraag: zou ik weer in een dorp kunnen wonen?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Lisa Bouyeure

De eerste achttien jaar van mijn leven speelden zich af in een dorp in Gelderland. (Voor een uitgebreide omschrijving van Velp, ‘het zilveren dorp in het groen’, verwijs ik u door naar de columns van Marcel van Roosmalen.) Daarna woonde ik in verschillende provincie-, rand- en wereldsteden, tot ik vijf jaar geleden diep tevreden in Utrecht neerstreek. De gulden middenweg, of zoals Joop Visser het prima verwoordde: “Utereg, Utereg, dorp oan de rivier. De boeren droagen schoenen mar je ruik nog steeds de gier.”

Eens in de zoveel tijd neem ik de proef op de som en trek ik me een lang weekend terug in een boshuisje op de Veluwe, in een dorp waar behalve bomen en schapen weinig is. Zo ook afgelopen weekend. Netflix moet in die regio nog ontdekt worden, en de collectie videobanden in het huisje omvat naast alle seizoenen van Medisch Centrum West het gehele oeuvre van Kees Torn, een kattenfilmpjescompilatie en een avondvullende hoeveelheid Tom and Jerry. Om een vleugje internet op te vangen, moet je je telefoon in een dubbele nelson houden terwijl je in de foetushouding voor het wc-raampje hangt.

Madame Bovary
Emma Bovary verveelde zich letterlijk dood in de provincie, maar zou dat ook het geval zijn geweest als ze Madame Bovary te lezen had gehad? Of in mijn geval een roman van Hella Haasse? Waar ik vooral aan moet wennen, is niet het gebrek aan entertainment en hoe schoon het overal is, maar het verkeer. Ik anticipeer op spookrijdende pizzakoeriers, dromerig overstekende voetgangers en Golf GTI-bestuurders die haaientanden als een feestelijke vlaggetjesslinger interpreteren. Waar verkeersregels in de stad vooral worden toegepast als het betekent dat je voorrang hebt, remt men hier op een kilometer afstand. Wel zo overzichtelijk.

Met nog steeds dezelfde vraag in mijn hoofd loop ik een kringloopwinkel binnen. Wat voelt de grond koud, constateer ik als ik in een provisorisch kleedhokje een spijkerbroek van 2 euro 50 sta te passen. Hij lijkt wel nat. De geur van urine stijgt op uit de blauwe vloerbedekking. Nee. Nee. Nee. Ik sta op mijn sokken te mijmeren in de pis van een ander, en hoop om de een of andere reden vurig dat het een kind was en niet de incontinente dorpsgek. De verkoopster trekt een vies gezicht als ze naar het nieuwbakken urinoir in de hoek van haar winkel kijkt. “Hè getver, en gister had er al iemand in gekotst!”

Het voorlopig doorslaggevende voordeel van de stad: áls je dan eens van je sokken wordt gereden door een Golf GTI of een pizzakoerier, dan zijn het tenminste schone sokken. En dat is ook wat waard.