Spring naar de content

De zwarte kanten van charmezanger Frank Sinatra

In december zou Frank Sinatra honderd zijn geworden. Aan het einde van de jaren vijftig was The Voice een player met vrienden in de hoogste regionen van de politiek én in de duisterste krochten van de onderwereld. Hoe erg zat hij eigenlijk bij de maffia in de tang?

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

Dat zal me niet weer gebeuren, denk ik, terwijl ik met ongeloof constateer dat de afstand tussen rij 23 en het podium wel erg groot is. Heb je voor een paar honderd gulden een kaartje weten te bemachtigen voor Frank Sinatra’s Diamond Jubilee Tour en dan zie je nog niets. Twee jaar eerder, in 1989, was het al net zo gegaan. Sinatra bezocht in gezelschap van Sammy Davis Jr. en Liza Minnelli de Amsterdamse RAI, en ook daar deed de afstand tot de bühne de drie entertainers tot kaboutertjes verschrompelen. Dat nooit meer. Zonder verder na te denken loop ik richting podium en ga ter hoogte van de eerste rij staan. Wanneer de lichten doven en het orkest begint te spelen, duikt er een zaalwacht op die mij sommeert om naar mijn plaats te gaan. Ik veeg zijn hand van mijn arm af, kijk hem vuil aan en sis afgemeten: “I’m with Frank.” De man druipt bedremmeld af. De rest van het concert heb ik hem niet meer gezien.

Tot voor kort heb ik eigenlijk nooit begrepen waarom ik destijds met dat haantjesgedrag ben weggekomen, maar ik kreeg daardoor wél waarvoor ik gekomen was. Die fantastische bigband onder leiding van Frank Sinatra Jr. die de originele arrangementen van Nelson Riddle speelde en The Voice die op vier meter afstand I’ve Got You Under My Skin zong. Kippevel en tranen, vrienden – meer kan ik er niet van maken. Natuurlijk, ‘de stem der stemmen’ zat onder de krassen en groeven, en het ontbrak soms aan zuiverheid. Maar zijn ongekende timing, frasering en dictie maakten alles goed, om nog maar te zwijgen over zijn charisma. Donald Fagen zong ooit in de song Morph the Cat: “So rich is his charisma, you can almost hear it sing.” In het geval van Frank Sinatra kun je het woordje ‘almost’ gewoon weglaten: het ís zijn charisma dat zingt. En na al die jaren begrijp ik nu eindelijk pas dat ik die ultieme concertervaring eigenlijk te danken had aan de ma ffia.

Het is niet gek dat de zoon van een vader die opgroeide in een misdaadmilieu zelf ook op het slechte pad zou raken. Ook Sinatra’s moeder was evenmin helemaal lelieblank. Maar zijn moeder deed er alles aan om haar zoon als zanger in de business te krijgen. Het was zijn moeder die hem weer een baantje bezorgde, als zingende ober in de Rustic Cabin in Englewoods Cliffs, niet ver van Hoboken. Aan het eind van de jaren dertig had Sinatra een serieuze buzz gecreëerd: zijn naam deed de ronde als the next big thing. In 1939 stond trompettistbandleider Harry James bij hem op de stoep: of Sinatra bij hem wilde komen zingen. Nou, dat wilde hij wel. Tot dusver had hij zijn handen redelijk schoon weten te houden. Maar wie platen wilde maken die daarna ook nog eens op de radio gedraaid zouden worden, kon gewoon niet het braafste jongetje van de klas blijven.

Het complete artikel van Ruud Meijer leest u in de HP/De Tijd die nu in de winkel ligt. Lees hem hier digitaal, of sluit hier een voordelig (proef)abonnement af.

Onderwerpen