Spring naar de content

Zelfportret Bennie Jolink: ’Bekende Nederlanders, dat zijn publiciteitsgeile narcisten’

Exact veertig jaar geleden, op Hemelvaartsdag 1975, gaf hij zijn allereerste optreden ooit. Bennie Jolink, voorman van de Achterhoekse band Normaal, legde die dag de basis voor wat later de dialectpop zou worden genoemd.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Nick Muller

Nu, veertig jaar en talloze hits later, vindt hij het welletjes geweest. Zijn gezondheid laat het niet langer toe om nog veel op het podium te staan. Met onder meer een jubileumconcert, de 4CD-box 40 Joar Høken, een documentaire en een laatste ‘veldtocht’ nemen hij en zijn band afscheid van hun ‘anhangers’.

Voor HP/De Tijd reden om Bennie Jolink (1946) te onderwerpen aan een zelfportret: een klassieke serie vragen, gebaseerd op de vermaarde questionnaire van Marcel Proust.

Wat is uw huidige gemoedstoestand?
“Tevreden. En dat ben ik niet snel. Ik vind tevredenheid iets voor domme mensen; het kan namelijk altijd beter. Maar onze nieuwe plaat is de beste plaat die we ooit hebben gemaakt,  met de kaartverkoop van onze laatste tournee gaat het hartstikke goed en ik ben na wat keelklachten weer goed bij stem. Veertig jaar Normaal kan waardig worden afgesloten.”

Wie zijn uw helden?
“Dat zijn er te veel om op te noemen. Maar als ik dan iemand moet noemen: mijn jeugdheld Jan Clijnk, het Atoomkanon van Helmond. Dat was de meest ruige, de meest woeste en de allersnelste motorcrosser van Nederland. Hij werd alleen nooit kampioen omdat zijn motor altijd kapot ging.”

Aan wie ergert u zich?
“Aan Bekende Nederlanders. Dat zijn publiciteitsgeile narcisten. Wie? Namen noem ik pas aan het eind van het jaar, als ik echt gestopt ben. Maar artiesten: afschuwelijk volk. Of die man die in de vooravond een talkshow presenteert – verschrikkelijk. En oja: ik hoorde laatst een nieuwslezer van de NOS op Radio 1 vertellen dat hij aan een of ander televisieprogramma meedoet. Hij zei: ‘Ik vind het fijn om in de belangstelling te staan.’ Dan moet de NOS zo’n man toch ontslaan? Een nieuwslezer zit daar om objectief het nieuws te lezen, niet omdat hij geil wordt van een camera.”

Lijkt u op uw vader?
“We hebben duidelijke overeenkomsten, ja. Breedsprakigheid, graag een verhaal vertellen – ook al is het voor de vijftiende keer, creativiteit en vasthoudendheid. Ik moet het namelijk niet hebben van mijn talent, maar van heel erg m’n best doen.”

Lijkt u op uw moeder?
“Qua uiterlijk lijk ik op mijn moeder. Behalve het zwarte haar dat ik vroeger had, dat is typisch weer iets van de Jolinks. Het beetje intelligentie dat ik misschien heb, heb ik ook van haar. En het schijnt dat mijn moeder heel vaak zei: ‘Doar heb ik toch zo’n hekkel an.’ Ze ergerde zich vrij snel. Dat heb ik ook.”

Wat zijn uw dagdromen?
“Dat de tournee afgelopen is, dat ik geen verplichtingen meer heb, dat ik me nog een keer kan omdraaien in bed als ik me niet goed voel en dat ik dan geen extra pilletjes in hoef te nemen omdat ik nog zo veel moet doen. En van een nieuwe carrière als kunstschilder. Dat ik in plaats van twintig liedjes per jaar, twintig schilderijen per jaar kan maken. En dan niet tussen de soep en de aardappels door, maar met volle aandacht. Ik heb, hoewel ik van huis uit beeldend kunstenaar ben, nog nooit een schilderij gemaakt waar ik dezelfde tevredenheid over heb als over bijvoorbeeld het liedje Oerend Hard.”

Wat is uw grootste angst?
“Ik ken geen angst. Elke vorm van nuttig instinct ontbreekt bij mij. Als ik een bot breek tijdens het motorcrossen, wat ontelbare keren is gebeurd, komt er geen seconde in me op om niet meer op de motor te stappen. Angst voor de dood heb ik ook niet. Ik ben al heel oud en heb alles gedaan en gelaten wat je maar kunt bedenken. Daar valt niet zoveel meer aan toe te voegen. Al heb ik beslist geen haast met sterven nu ik opa ben.”

Bidt u weleens?
“Nee. Het eerste meisje met wie ik wilde trouwen, een klasgenootje van me, werd op haar zeventiende voor mijn ogen doodgereden. Tot dat moment was ik heel gelovig, ik ken de Bijbel nog steeds van binnen en van buiten, maar daarna heb ik het geloof vaarwel gezegd. Wel wil ik vanuit de kerk waarin ik ben opgegroeid begraven worden. Ik hou me aan de Hummelose traditie: eerst een dienst in de kerk. Dat hoeft niet met veel Jezus-gelul, maar wel met wat gezangen. ‘De dorre vlakte der woestijnen, zal zich verblijden eindeloos; de zandzee zal herschapen schijnen, want bloeien zal zij als een roos.’ Dat vind ik een mooie tekst. Daarna maak je en tocht van zo’n achthonderd meter naar de begraafplaats. De huizen waarlangs de stoet loopt doen dan de vensters dicht. En dan de grond in. Ik heb een kartonnen kist uitgekozen zodat de pieren er zo snel mogelijk bij kunnen.”

Heeft u ooit een mystieke ervaring gehad?
“Nee, geen mystieke ervaring. Maar toen ik hier nog niet zo lang woonde, en ik zo stoned was als een maleier, zag ik in de hoek van mijn atelier een klein mannetje staan. Het was geen kabouter, hij had geen puntmuts op, maar hij had wel een lange baard. Ik zie ‘m nog zo voor me – ik zou ‘m eens moeten schilderen. Toen hij ineens weg was ben ik nog naar buiten gegaan om te kijken of ik ‘m nog kon zien, zo stoned was ik. Maar ik zag ‘m natuurlijk niet meer.”

Bent u aantrekkelijk?
“Ik kan me bijna niet voorstellen dat iemand mij aantrekkelijk vindt, en toch heb ik nooit moeite hoeven doen om een vrouw te krijgen. In de jaren dat ik vrijgezel was heb ik me een slag in de rondte geneukt.”

Wat is uw definitie van geluk?
“In het gouden strijklicht van de herfst langs een café lopen, daar naar binnen gaan, drie bokbiertjes drinken, dan naar huis, daar met een kleinkind op de bank ploffen en die dan, als je net een beetje bent ingedommeld, met een poepluier op je gezicht gaat zitten.”

Waar schaamt u zich voor?
“Dertig jaar lang dronken op televisie verschijnen. En brallerige taal uitslaan over ‘die klootzakken van ambtenaren’, zoals je bijvoorbeeld ziet in de documentaire Ik kom altied weer terug. Zulke domme dingen zeg ik niet meer, maar ik heb ze wel gezegd.”

Bent u monogaam?
“Ja. Trouw ook.”

Wanneer heeft u voor het laatst gehuild?
“De laatste keer dat ik onbedaarlijk heb gehuild is toen een goede vriend en tevens buurman van mij vorig jaar compleet onverwacht overleed. Zijn dochter, ook een goede vriendin van me, was enkele jaren daarvoor al overleden. Toen hij door zijn broers en zwagers mijn kerk werd binnengedragen, jongens waar ik mee ben opgegroeid, heb ik als een kind gehuild. Heartbreaking. Maar eigenlijk heb ik de kloteschurft aan mannen die in het openbaar huilen – dat is een soort zinloze Achterhoekse stoerheid, denk ik.”

Wat is uw grootste ondeugd?
“Ik heb er veel. Te veel drinken en doldriest allerlei dingen doen. Onmatigheid. Mijn zin doordrijven. Bijvoorbeeld: als de rest van de band iets wil en ik wil het niet, dan doen we het niet. Ik ben een soort stijl- en sfeerbewaarder. Ik wilde vroeger op de kleuterschool altijd al alleen met andere kinderen spelen als we gingen doen wat ik wilde doen. Ik wil orders geven, niet ontvangen.”

Hoe moedig bent u?
“Ik denk dat ik zeer moedig ben. Tegen het roekeloze aan zelfs. Ik heb altijd mijn eigen koers gevaren, dikwijls tegen de stroom in.”

Van wie heeft u het meest geleerd?
“Van Johan Haanstra, Jo Pessink en Hans Hebeling Koning, destijds docenten op de kunstacademie in Arnhem. Zij hebben mij een gedachtegoed bijgebracht waar ik later veel aan heb gehad. Het is dat typische kunstgedachtegoed: geen plagiaat plegen, oorspronkelijk zijn, als iedereen rechtsaf gaat moet jij linksaf gaan. Geen trend nalopen, maar een trend zetten. Aan die filosofie heb ik later veel aan gehad toen ik samen met Jan Manschot een bandje begon.”

Welke eigenschap waardeert u in een vrouw?
“Vrouwelijkheid. Een vrouw in een tuinoverall en op klompen en met stoppels op de bovenlip en een opgeschoren nek en een paardenkont en gehuld in bruin-paarse lompen – nee, dat is niet mijn type.”

Welke eigenschap waardeert u in een man?
“Eerlijkheid.”

Als u iets aan uzelf kon veranderen, wat zou dat dan zijn?
“Niets. Daar is het nu te laat voor.”

Hoe ontspant u zich?
“Volgens mijn vrouw Elly zelden of nooit. Ze zei eens: je kunt alleen maar rustig zijn als je niet thuis bent. Vandaar dat we een keer of vijf per jaar op vakantie gaan.”

Van wie houdt u het meest?
“Van mijn zes, bijna zeven, kleinkinderen.”

Gelooft u in God?
“Nee.”

Waaraan bent u het meest gehecht?
Aan mijn geboortegrond. Aan Hummelo. Dat is mijn grond, dat zijn mijn mensen.”

Welk leed heeft u anderen berokkend?
“Veel natuurlijk. Maar wat me nu te binnen schiet: op de dag dat zanger Arthur Conley was overleden, speelden wij toevallig live op de radio bij de VPRO. De interviewer vroeg me wat ik van Arthur Conley vond. Ik vertelde dat we hem wel eens bij ons in de studio hadden gehad, maar dat ik het maar een wazige vent vond. En dat was ook wel waar, maar ik had me niet gerealiseerd dat die man ook nabestaanden heeft die dat hebben gehoord. Later kreeg ik een brief van een van hen, waarin stond: ‘Wat ben jij toch een nare man, dat je zoiets zegt over iemand die net is overleden.’ Ik heb daar nooit op gereageerd, maar die man had helemaal gelijk. Ik had dat nooit mogen doen.”

Wat beschouwt u als uw grootste mislukking?
“Onbetrouwbare mensen vertrouwen schenken.”

Wanneer was u het gelukkigst?
“Toen mijn zoon geboren werd, toen mijn eerste kleinkind geboren werd en toen ik mijn tweede vrouw Elly voor het eerst zag. Dat waren momenten van euforisch geluk.”

Wat is de beste plek om te wonen?
“Het huis waarin ik nu woon: het voormalig ‘armenhuus’ van de kerk in Hummelo.”

Wie hoopt u nooit meer terug te zien?
“Twee ex-managers. Vooral die eerste wil ik nooit meer zien. Ik denk weleens: had ik ‘m maar gewoon eens flink in elkaar gerost, dan had ik daar nog een soort van voldoening uit kunnen halen. M’n handen jeuken nog steeds als ik aan hem denk.”

Hoe is ongeluk te vermijden?
“Had ik dat maar geweten, dan had ik dat wel gedaan.”

Wat is uw devies?
Odi profanum. ‘Haat het normale.’”

Meer Bennie Jolink:
De ‘4CD-box 40 Joar Høken’, die vorige week is verschenen, is onder meer hier te bestellen.
Op woensdagavond 27 mei 2015 zendt NPO1 de documentaire ‘Ja dat was høken uit’, waarin documentairemaker Frank Wiering samen met betrokkenen de balans op maakt van veertig jaar Normaal. 
Informatie over de laatste tournee van de band vindt u hier.

Normaal-005
Bennie Jolink. Foto: Koos Groenewold