Spring naar de content

Hitler leeft!

Het was de afgelopen weken weer flink bingo aangaande nieuws over Adolf Hitler en het Derde rijk. Twee bronzen paarden van veertig ton elk, die in de tuin van de Rijkskanselarij onder Hitlers werkkamer stonden, waren teruggevonden en in een gezaghebbend Engels dagblad las ik dat er een nieuwe en bijzonder verrassende studie is gepubliceerd over de SS in het Midden-Oosten. Tijdens mijn correspondentschap in de Levant heb ik me, evenals later in Zuid-Amerika, verdiept in de ODESSA (Organisation der ehemaligen SS-Angehörigen).

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Arthur van Amerongen

De ODESSA was erg actief in het Midden-Oosten. 8000 Wehrmacht-officieren en SS’ers zouden zich na de oorlog in Egypte, Syrië en Irak hebben gevestigd. Ze vonden werk in het leger, de politie en de geheime dienst. De president van Egypte, Gamal Abdel Naser, en de voormalige mufti van Jeruzalem richtten een Arabisch-Duits migratiecentrum op. Voormalige Wehrmacht-officieren werden gerekruteerd voor de Arabische legers, door luitenant-kolonel Hans Muller alias Khosan Bei. Hij had zich tot de islam bekeerd en was Syrische staatsburger geworden. Duizenden Duitse nazis bekeerden zich tot de islam, leerden Arabisch en kregen Arabische namen. In augustus 1957 schreef Le Monde dat er geen Arabisch leger was zonder Duitse militairen. Caïro was een Eldorado voor nazi´s, schreef Die Welt in 1953, met Otto Scorzeni als bekendste kopstuk. Hij werkte aan operaties bij het Suez-kanaal, samen met Oscar Dirlevanger die reputatie had gemaakt in de Oekraïne. Nassers geheime dienst werd geleid door Leopolf Gleim (a.k.a. kolonel al-Nakher), voormalig hoofd van de Gestapo in Warschau. Hamid Suleiman was hoofd van de Gestapo in Ulm, toen hij nog Heinrich Zelman heette. Kolonel Kribl trainde het Syrische leger, Gestapo-officier Rapp deed daar verkenningsoperaties. De door het westen altijd als gematigde geziene president Sadat schreef in een open brief aan Hitler:

Waarde Hitler! Ik groet je met heel mijn hart. Je hebt ogenschijnlijk de oorlog verloren, maar je bent een echte winnaar. Je hebt een wig gedreven tussen de oude Churchill en zijn geallieerden, Satans gebroed!

In Paraguay, Argentinië, Bolivia, Brazilië en Chili snuffelde ik in ODESSA-archieven die daar keurig zijn bijgehouden. De meeste bizarre ontmoeting in het kader van mijn onderzoekje was die met Mariano Llano, een charmante advocaat in ruste die van een stevige borrel hield. In zijn Hitler y los Nazis en Paraguay schrijft Llano dat Hitler lang in Paraguay woonde en beschermd werd door generaal Alfredo Stroessner. Eerder zou Hitler met een onderzeeër van Duitsland naar Argentinië zijn gebracht. Juan Domingo Peron was een bewonderaar van Hitler en bereidde diens komst voor, in nauwe samenwerking met de enthousiaste Duitse gemeenschap. Tussen 1945 en 1955 begonnen bijna 100.000 Duitsers, Oostenrijkers en Kroaten een nieuw leven in Argentinië. De verlichte dictator van Argentinië zou alleen al in zijn eerste ambtstermijn tweeduizend paspoorten en achtduizend blanco persoonsbewijzen aan nazi-kringen in Europa hebben verkocht, waar hij zes miljoen dollar mee zou hebben verdiend. Mariano Llano was er van overtuigd dat Hitler na de val van Perón in 1955 naar Paraguay was gevlucht. Daar woonde hij op verschillende Duitse boerderijen tot zijn dood in 1974. Llano interviewde veel Paraguayaanse militairen en zag naar eigen zeggen duizenden documenten in. In 1974 zou Hitler 85 jaar oud zijn geweest, dus dan was dat vegetarische dieet toch nog ergens goed voor. Toen de derde fles rum werd aangerukt (Añejo 15 Años – Gran Reserva) vroeg ik dan toch maar aan mr. Llano of hij de Führer wellicht ook ontmoet had. Hij vertelde, terwijl hij aan zijn Monte Christo zoog, dat hij Hitler op een afstandje had gezien, op een landgoed nabij het pittoreske San Bernardino, dat begin 1900 door Duitsers werd opgericht. Lijfwachten hielden Llano tegen, maar het was absoluut Hitler die hij zag schoffelen. Ik smul van al die verhalen. En eigenlijk geldt ook hier het mantra van Martin van Amerongen, mijn oude leermeester bij De Groene Amsterdammer: goeie verhalen moet je niet dood checken.